direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Barger-Compascuum, zonnethermiepark Pitrus 9
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

INITIATIEF

Rundedal Agro Energy BV i.o. (hierna: 'initiatiefnemer') is voornemens om op de Pitrus 9 te Barger Compascuum een grootschalig zonne-thermiepark te realiseren ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van photovoltaïsche processen en thermische geleiding. De opgewekte energie zal in de vorm van elektriciteit of warm water worden geleverd aan het net respectievelijk verkocht worden aan bedrijven in de omgeving. Tevens zal de locatie zodanig worden ingericht dat (een deel van) de energie kan worden opgeslagen dan wel voor eigen (tuinbouw)activiteiten op locatie kan worden gebruikt.

Het gaat hierbij om een park met een omvang van ruim 10 hectare. Op deze locatie bevinden zich al een aantal bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor opslag- en tuinbouwactiviteiten. Een deel van deze gebouwen zullen ingezet worden ten behoeve van het zonne-thermiepark. Daarmee zal een eind komen aan de desolate indruk die de kavel sinds het instorten van de tuinbouwkas in 2010 biedt.

De aanvraag is genoteerd onder Zaak 78033-2016. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak78033--V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0001.png"

(INTER)NATIONALE ENERGIE-DOELSTELLINGEN

De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening betekent een forse inspanning. Nederland heeft voor wat betreft de doelstelling op het gebied van duurzame energie aansluiting gezocht bij de taakstelling die in Europees verband is geformuleerd. Deze EU-taakstelling voor duurzame energie bedraagt voor Nederland 14% van het energiegebruik in 2020.
De Nederlandse regering heeft met het Nationaal Energieakkoord de Europese taakstelling voor Nederland verhoogd naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen. Voor de overheid is zonne-energie, naast andere vormen van duurzame energie, van belang om aan deze doelstelling te kunnen voldoen.

ENERGIEBELEID GEMEENTE EMMEN

Op 26 april 2012 heeft de raad van de gemeente Emmen de Energienota Gemeente Emmen vastgesteld. In aansluiting op (inter)nationale doelstellingen wordt in deze nota gestreefd naar een CO2 neutraal Emmen in 2050. Emmen is CO2 neutraal als het energieverbruik volledig bestaat uit duurzame energie. Zonne-energie is een van de pijlers onder dit beleid. Dit is onder meer nader uitgewerkt in het "Energieprogramma 2012-2015, Werken aan groene groei" waarin de mogelijkheden voor zonneakkers worden besproken. In de structuurvisie Emmen, Zonneakkers (vastgesteld dd. 17 december 2015) komen enkele geschikte locaties aan bod, waaronder het Rundedal. In het volgende hoofdstuk wordt nader op dit gemeentelijk beleid ingegaan.

1.2 Procedure

HUIDIG PLANOLOGISCH REGIME

Het zonne-thermiepark wordt gerealiseerd tussen Pitrus en Moerasrus te Barger-Compascuum, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie AD, nummers 623, 624 en 535 (hierna: 'projectgebied'). Dit projectgebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal (vastgesteld dd. 31 maart 2005) waarin het bestemd is als 'glastuinbouw'. Omdat de tuinbouwontwikkeling in dit gebied achterblijft bij de verwachtingen is de Ontwikkelvisie Rundedal opgesteld (vastgesteld dd. 20 december 2012). In deze visie is de zuidkant van het Rundedal - waaronder het projectgebied - aangewezen voor functieverandering. De focus ligt daarbij op 'grootschalige bedrijvigheid'. Duurzame energie is ook onderdeel van het ontwikkelingsperspectief; dit is inmiddels uitgewerkt in bovengenoemde structuurvisie Emmen, Zonneakkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0002.jpg"

Vigerend bestemmingsplan

OMGEVINGSVERGUNNING

Om het zonne-thermiepark mogelijk te maken is een omgevingsvergunning voor het bouwen en het afwijken van het bestemmingsplan nodig (via een 'uitgebreide WABO-procedure'). De gemeente Emmen heeft op 13 april 2016 aangeven daaraan in principe medewerking te willen verlenen mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. In de eerste plaats zal het zonne-thermiepark ruimtelijk goed ingepast moeten worden (zie hoofdstuk 4 en bijgevoegde Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy). In de tweede plaats zal de energie afzet aantoonbaar ten gunste moeten komen aan de bedrijfsvoering van één of meerdere bedrijven in het tuinbouwgebied (zie bijgevoegd Bedrijfsplan Rundedal Agro-Energy). In de derde plaats vraagt de gemeente om een bedrijfsplan waaruit blijkt hoe de afzet in de directe omgeving wordt geregeld (is bijgevoegd). In de vierde plaats zal middels een inrichtingsschets duidelijkheid gegeven moeten worden over de toekomstige situatie en de situering van de omvormers in het bijzonder (zie hoofdstuk 4 en bijgevoegde Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy). Tenslotte geeft de gemeente aan dat in ieder geval onderzoek naar ecologie, planschade en water nodig is (zie hoofdstuk 3 en 7).

De omgevingsvergunning maakt tevens deel uit van een traject voor het aanvragen van subsidie op basis van de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+). De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) stelt als minimale eis voor deze subsidie dat er sprake is van een herroepelijke vergunning. Betrokken partijen spannen zich in om het vergunningstraject (herroepelijk) vóór 1 april 2017 af te ronden. Binnen die periode zal ook inspraak verleend worden.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de omgevingsonderzoeken, met name op het gebied van natuur en milieu. Hoofdstuk 4 laat zien waarom voor het projectgebied is gekozen, wat de kenmerken van dit gebied zijn en hoe deze wordt ingericht. In de laatste twee hoofdstukken komen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Het projectgebied ligt aan de Pitrus 9 te Barger-Compascuum en beslaat een oppervlak van 104.180 m2, ruim 10 hectare. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Pitrus aan de noordzijde en de Moerasrus aan de zuidzijde en bestaat uit drie kadastrale percelen (zie de onderstaande kaart).

Aan oostzijde van het projectgebied heeft een kassencomplex voor rozenteelt gestaan. Dit complex is in 2010 ingestort als gevolg van sneeuwbelasting, nadat in 2008 de daarin gevestigde rozenkwekerij failliet was gegaan. Op de locatie bevinden zich thans nog wel een aantal bedrijfsgebouwen. Dit betreft een geïsoleerde watertank van 6.000 m3, een trafohuis annex schakel- en verdeelstation, een kasgebouw die plaats biedt aan een viertal warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) en een bedrijfsloods van ca. 2.200 m2. Een deel van het projectgebied wordt op dit moment gebruikt voor het kweken van snijbloemen in de volle grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0003.png"

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Rijksbeleid

SVIR

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen, zijn - voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het ver-sterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is "ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening energietransitie". Het bieden van ruimte voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa) is volgens het SVIR een taak van provincies en gemeenten. Het SVIR beperkt zich in dit opzicht enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Een tweede nationaal belang uit het SVIR dat hier genoemd moet worden is "een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder van duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit drie treden (zie onderstaande afbeelding). Deze treden bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 23 juni 2016 per brief aan de Tweede Kamer laten weten dat de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Bro vereenvoudigd wordt. Er is dan alleen nog een uitgebreide motivering nodig bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten het stedelijk gebied. Het begrip actuele 'regionale behoefte' wordt daarnaast vervangen door 'behoefte'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0004.jpg"
Trede 1: Behoefte

Op basis van het Energieakkoord geldt dat er binnen Nederland behoefte is aan verschillende vormen van duurzame energie om te komen tot een aandeel van 16% duurzame energie in 2023. De provincie Drenthe streeft naar het realiseren van zonnestroom en zonnewarmte als onderdeel van de energietransitie. Voor zonnestroom is de doelstelling 60 MW (151 TJ) in 2020. Zoals gezegd wil de gemeente Emmen in 2050 CO2 neutraal zijn. Om deze ambitieuze doelstelling te kunnen halen zal ook het potentieel aan zonne-energie aangesproken moeten worden.

Trede 2: Stedelijk gebied

In hoofdstuk 4 van deze ruimtelijke onderbouwing is de locatiekeuze onderbouwd. Daaruit blijkt dat een groot aantal criteria van belang zijn voor het op grootschalige wijze kunnen opwekken van zonne-energie. Genoemd worden: voldoende zonne-aanbod, voldoende fysieke ruimte, schaduwvrije omgeving, duurzaam ruimtegebruik, grondpositie/beschikbaarheid en netaansluiting. Het projectgebied blijkt op deze criteria goed te scoren. Een alternatief binnen bestaand stedelijk gebied (eventueel na herstructurering) die economisch haalbaar is, is niet gevonden.

Trede 3: Multimodaal ontsloten

Het zonne-thermiepark is geen openbare functie en heeft een te verwaarlozen verkeersaantrekkende werking.

ENERGIEAKKOORD
In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een perspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5%;
  • 100 petajoule energiebesparing in 2020;
  • een toename van het aandeel duurzame energie naar 14% van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16% in 2023;
  • het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector.

Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepark zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraagt het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.

2.2.2 Provinciaal beleid

OMGEVINGSVISIE DRENTHE

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De provincie beschrijft hierin de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling tot 2020. Daarbij is de volgende missie geformuleerd: "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is." De kernkwaliteiten dragen bij aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze kernkwaliteiten.

De provincie zet in de Omgevingsvisie in op een hogere productie van zonnestroom (zonnepanelen) en zonnewarmte (zonnecollectoren). Er wordt gestreefd naar een uitbreiding van zonnewarmte in 2020 tot 125TJ. Voor zonnestroom is de doelstelling 151TJ in 2020 (ruim 60MW). Ten opzichte van de productie in 2010, betekent dit een forse toename, zowel voor zonnewarmte (+85K) als voor zonnestroom (+143TJ). Om bij deze ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit te borgen, hanteert de provincie een ruimtelijk kader voor de toepassing van zonne-energie, de zogenaamde 'zonneladder'. Deze zonneladder heeft betrekking op grootschalige ontwikkelingen en bestaat, evenals de ladder voor duurzame verstedelijking, uit drie tredes:

  • 1. Gebouwgebonden; zon op daken: De productie van zonne-energie wordt zo mogelijk gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties.
  • 2. Grondgebonden; zon op maaiveld: De aanleg van grondgebonden zonne-installaties op maaiveld is toegestaan in bestaand stedelijk gebied. Gedacht kan worden aan bedrijventerreinen en woningbouwlocaties die op korte tot middellange termijn geen invulling zullen krijgen. Er gelden daarbij voorwaarden die bijdragen aan een zorgvuldige ruimtelijke inpassing.
  • 3. Initiatieven met maatschappelijk draagvlak: Grondgebonden zonne-installaties buiten bestaand stedelijk gebied kunnen alleen dan op een positieve houding van de provincie rekenen wanneer de initiatieven voorzien zijn van een breed maatschappelijk draagvlak en wanneer ze kunnen rekenen op betrokkenheid vanuit de directe omgeving.

Onderhavig initiatief is niet eenduidig onder één van de drie tredes te scharen. Het projectgebied is bestemd als tuinbouwgebied maar zal zich - op basis van de Ontwikkelvisie Rundedal - gaan toeleggen op grootschalige bedrijvigheid (trede 2). Het zonne-thermiepark kan daarbij rekenen op steun van de ondernemers uit het naastliggende tuinbouwgebied (trede 3, zie bedrijfsplan). Uit de nog te voeren inspraak zal blijken in hoeverre ook burgers met het park zullen instemmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0005.jpg"

Beleidskader zonne-akkers provincie Drenthe

OMGEVINGSVERORDENING/BELEIDSKADER ZONNE-AKKERS

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar concrete regels. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, milieu- en leefomgeving en zorgvuldig ruimtegebruik (zie ook paragraaf 2.3). Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. In artikel 3.30 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voorzien kan in de realisatie van zonne-akkers, "mits de realisatie voldoet aan de door provinciale staten vastgestelde en in de Omgevingsvisie opgenomen “zonneladder” en de ter uitvoering daarvan door gedeputeerde staten vastgestelde “Beleidskader Zonne-akkers”. Dit beleidskader draagt de titel Ruimtelijke verkenning zonne-akkers in de Provincie Drenthe (dd. 04-04-2004). Het Rundedal is daarin één van de vier voorbeeldcases. In de verkenning ligt de nadruk op inpassing in het landschap. "Initiatiefnemers van zonne-akkers zouden geprikkeld moeten worden met de aanleg van de zonne-akker ook kwaliteit aan het landschap toe te voegen. Nadrukkelijk moeten zonne-akkers niet als een bedreiging worden gezien maar als kans om deze kwaliteit te realiseren. De landschappelijke ontwerpopgave moet zich daarbij vooral richten op de randen en zich bewust zijn van de locatie en de ambities voor de locaties qua huidige en toekomstige functie en vanuit de kernkwaliteiten." De gemeente Emmen heeft dit nader uitgewerkt in haar structuurvisie Emmen, Zonneakkers (zie inleiding en paragraaf 2.3). Ook in bijgevoegde Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy is nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het provinciaal beleid op dit punt.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

STRUCTUURVISIE EMMEN 2020

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef (dd. 24-09-2009) bevat een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020. Leidend daarvoor zijn de thema's landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Onderdeel van het thema duurzaamheid is de zoektocht naar en benutten van (ver)nieuw(bare) vormen van energie. Hier liggen volgens de structuurvisie kansen voor de industrie en land- en tuinbouwsector. Ook worden koppelingen denkbaar geacht tussen de industriële verwerking en de teelt van biomassa. Naarmate een installatie grootschaliger van aard wordt ligt vestiging op de bedrijventerreinen of glastuinbouwgebieden voor de hand, aldus de structuurvisie.

RUIMTELIJKE WAARDENKAART / DE GEMEENTE EMMEN IN HET PERSPECTIEF VAN HET LANDSCHAP

In het uitvoeringsprogramma behorende bij de Structuurvisie gemeente Emmen 2020 is de Ruimtelijke waardenkaart opgenomen (vastgesteld dd. 06-06-2011). De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden binnen de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft tevens de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van landschap in relatie tot cultuurhistorie (zie verder paragraaf 4.2.2).

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen is de Ruimtelijke Waardenkaart uitgewerkt tot het rapport De Gemeente Emmen in het perspectief landschap (januari 2012). Doel van dit rapport is om, gegeven de gelaagdheid, dynamiek en variatie van het landschap, inzicht te geven in de karakteristieken die het landschap in een gebied bepalen en de mate waarin deze nog herkenbaar aanwezig zijn. Inzicht in de landschappelijke karakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit rapport dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het projectgebied valt niet in één van de onderscheiden deelgebieden in De Gemeente Emmen in het perspectief landschap. Wel is in de Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy rekening gehouden met de algemene principes uit dit rapport. Dat wil zeggen dat aansluiting is gezocht bij de (historische) structuur van het gebied: het verkavelings-, water-, wegen-, groen-, en bebouwingspatroon (zie paragraaf 4.2.2).


ENERGIENOTA

De Energienota gemeente Emmen, Energie voor groene groei (26 april 2012) biedt het kader waarbinnen de gemeente handelt op het gebied van energie, met als doel reductie van CO2 uitstoot. Het streven is een vermindering van de CO2 uitstoot in 2025 met 50% van de huidige uitstoot (peiljaar 2012) en een CO2 neutraal Emmen in 2050. Daarbij kiest de gemeente o.a. voor:

  • 1. Energiebesparing, met name in de gebouwde omgeving en haar eigen gebouwen.
  • 2. Verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer door betere benutting van de beschikbare restwarmte in Emmen door de ontwikkeling van warmtenetten.
  • 3. De ontwikkeling van 60 MW windenergie. De windenergieopgave maakt onderdeel uit van integrale gebiedsontwikkeling waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar nieuwe vormen van eigendom en beheer.
  • 4. Geothermie. De ondergrond biedt goede mogelijkheden. Bovendien is een koppeling met de glastuinbouw mogelijk.
  • 5. Het benutten van zonne-energie.


Deze keuzes zijn uitgewerkt in deel 2 van de Energienota: “Werken aan groene groei”.

STRUCTUURVISIE EMMEN, ZONNEAKKERS

Doel van de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers (dd. 17 december 2015) is het faciliteren van initiatieven om duurzame energie via zonneakkers op te wekken. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar en onder welke voorwaarden binnen de gemeente zonneakkers aangelegd mogen worden. Het Rundedal is expliciet aangewezen als geschikte locatie voor een zonneakker. Twee voorwaarden worden daarbij benoemd: "Een goede ruimtelijke inpasbaarheid" en "Onderzoeksresultaten van de afzetmogelijkheden van zonne-energie aan de directe omgeving." Dit zijn dezelfde criteria die door de provincie zijn aangegeven (zie hiervoor paragraaf 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0006.jpg"

Ontwikkelvisie Rundedal

HUIDIG PLANOLOGISCH REGIME

Zoals aangegeven in de inleiding wordt het huidig planologisch regime gevormd door het bestemmingsplan Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal (vastgesteld dd. 31 maart 2005) en de Ontwikkelvisie Rundedal (vastgesteld dd. 20 december 2012). Op grond van het bestemmingsplan geldt de tuinbouwbestemming, maar in de Ontwikkelvisie wordt het accent verlegd naar 'grootschalige bedrijvigheid' waarbij duurzame energie als mede functie mogelijk is. Dit laatste is bestemmingsplantechnisch nog niet geregeld, maar in de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers is al wel een planologische basis voor de komst van zonneakkers gelegd. Concrete projecten op dit gebied moeten nog wel de uitgebreide WABO-procedure doorlopen (zie inleiding).

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet (juli 2016) te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. De gemeente Emmen hanteert hiervoor de Beleidsnota archeologie (dd. 2013-2018) en de Archeologische beleidsadvieskaart (dd. 30 mei 2013). Uit de beleidsadvieskaart blijkt er voor het projectgebied sprake is van een lage verwachting. Dit betekent dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0007.jpg"

Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart (wit=lage verwachting)

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting vastgelegd om bij ruimtelijke plannen rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Er zijn geen monumentale panden binnen het projectgebied gelegen. Er is wel sprake van cultuurhistorische waarden in landschappelijk opzicht. Deze waarden zijn meegenomen in het ruimtelijk ontwerp voor het zonnepark (zie bijgevoegde Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy).

3.2 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er is op 16 juli 2012 een ecologische inventarisatie binnen het projectgebied uitgevoerd. In het onderzoeksrapport - getiteld Toetsing Flora- en faunawet in verband met de voorgenomen nieuwbouw van een biogasinstallatie aan de Pitrus 9 te Barger-Compascuum, gemeente Emmen (dd. 19-07-2012) - wordt het volgende geconcludeerd: "In het projectgebied werden twee zoogdiersoorten aangetroffen. Beide vallen onder het lichtste beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet). Voor soorten van dit beschermingsregime geldt sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet, bij onder andere ruimtelijke ontwikkelingen. Het is dan ook niet nodig een ontheffing aan te vragen in het kader van de Flora- en faunawet. Nestplaatsen van aangetroffen vogelsoorten zijn niet in het plangebied te verwachten, met uitzondering van de Torenvalk. De potentiële nestplaats van de Torenvalk wordt echter door de ingreep niet aangetast. Ook voor de vogels is het derhalve niet nodig ontheffing aan te vragen. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden of gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waarop de ingreep een negatief effect zou kunnen hebben." Op 9 juni 2016 is het gebied opnieuw bezocht door een ecoloog. Sinds het onderzoek van 2012 is de vegetatie binnen het projectgebied verruigd, waardoor de aanwezigheid van Veldspitsmuis onderzocht moet worden. In de Oplegnotitie Veldspitsmuis, Oplegnotitie bij Toetsing Flora- en faunawet Pitrus 9, Barger-Compascuum (dd. 29 juni 2016) wordt verslag gedaan van dit nadere onderzoek. De conclusie luidt "dat er geen geschikt habitat aanwezig is voor de Veldspitsmuis. Deze soort kan dan ook uitgesloten worden en het is dan ook niet nodig een ontheffing aan te vragen in het kader van de Flora- en faunawet." Zie bijgevoegde onderzoeksrapportages voor de verdere details van het ecologisch onderzoek.

3.3 Milieu

3.3.1 Vormvrije m.e.r.

Projecten met zonne-energie zijn niet opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.). Voor onderhavig project is wel sprake van een herinrichting van het landelijk gebied. Dit blijft echter ruimschoots onder de drempelwaarde voor landinrichtingsprojecten uit het Besluit m.e.r. (125 ha).
Gelet op de omvang van het totale project (ruim 10 ha), de kenmerken van het project (zonnepark) en de aard van de effecten (zeer beperkt), kan geconcludeerd worden dat het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet aan de orde is.
Er geldt wel een zogenaamde vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van de omgevingsonderzoeken in dit hoofdstuk kan worden aangemerkt als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat er vanuit milieu hygiënisch oogpunt sprake is van een aanvaardbaar project.

3.3.2 Bodem

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het projectgebied betreft een (voormalig) agrarisch perceel. Er zijn geen indicaties dat er op dit moment sprake is van bodem- en/of grondwatervervuiling. Het gebruik van het projectgebied als zonne-thermiepark heeft geen negatieve invloed op de bodemkwaliteit of op een eventueel hernieuwd agrarisch gebruik in de toekomst. Onderzoek kan derhalve achterwege blijven.

3.3.3 Geluid

WET GELUIDHINDER

Binnen het projectgebied wordt geen geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder opgericht. Het zonne-thermiepark zorgt ook niet voor een (substantiële) verkeersaantrekkende werking, waardoor omliggende woningen hinder zouden kunnen ondervinden. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai is niet aan de orde.

BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Een zonne-thermiepark is niet in de brochure opgenomen. Van zonnepanelen is ook geen milieuhinder te verwachten. Dat geldt wel voor de bijbehorende omvormers en/of het 'collecting-station', die (enig) geluid produceren. In dit opzicht kan een vergelijk worden gemaakt met de in de VNG-brochure vermelde elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA. Het betreft hier een milieucategorie 2-inrichting met een richtafstand van 30 m vanwege geluid. Het dichtstbijzijnde woonperceel ligt op een afstand van circa 300 m van het projectgebied. Het zonne-thermiepark leidt derhalve niet tot een milieu hygiënisch conflict op dit punt.

3.3.4 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (grens- en richtwaarde) en het groepsrisico (oriënterende waarde).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0008.jpg"

Uitsnede Risicokaart

INRICHTINGEN

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen bedrijven aanwezig die onder de werking van Bevi vallen (bron: Risicokaart). Ook andere gevaarlijke inrichtingen liggen niet op korte afstand van het projectgebied. Een zonne-thermiepark is zelf ook niet aan te merken als een gevaarlijke inrichting.


BUISLEIDINGEN

Het projectgebied valt niet binnen de effectafstand van aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart). De dichtstbijzijnde leiding ligt op een afstand van meer dan 200 m.
Overigens is een zonne-thermiepark geen (beperkt) kwetsbaar object in de zin van het Bevi.


TRANSPORT

De N37 ten zuiden van het projectgebied is opgenomen in het basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen (bron: Risicokaart). Hiervoor geldt een Groepsrisico-plafond van 48 m. Het projectgebied ligt op een afstand van circa 300 m en valt ruim buiten de effectafstand van de weg.

3.3.5 Lucht

De oprichting van het zonne-thermiepark leidt niet tot een (substantiële) verkeersaantrekkende werking en is daarmee niet van invloed op de luchtkwaliteit. Op grond van de Wet milieubeheer is hier sprake van een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarmee niet aan de orde.

3.4 Waterparagraaf

3.4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin dient te worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

3.4.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied ligt aan de Pitrus 9 te Barger-Compascuum en beslaat een oppervlak van 104.180 m2, ruim 10 hectare. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Pitrus aan de noordzijde en de Moerasrus aan de zuidzijde. Aan oostzijde van het projectgebied heeft een kassencomplex voor rozenteelt gestaan. Op de locatie bevinden zich een aantal bedrijfsgebouwen. Dit betreft een geïsoleerde watertank van 6.000 m3, een trafohuis annex schakel- en verdeelstation, een kasgebouw die plaats biedt aan een viertal warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) en een bedrijfsloods van ca. 2.200 m2. Een deel van het projectgebied wordt op dit moment gebruikt voor het kweken van snijbloemen in de volle grond.

Het projectgebied is op dit moment grotendeels onbebouwd. Op grond van de huidige bestemming is glastuinbouw toegestaan. De zonnepanelen voeren minder water af dan bij een invulling met kassen. Het hemelwater stroomt vanaf de panelen naar de grond waar het (grotendeels) in de bodem kan infiltreren.

3.4.3 Waterhuishouding

Het projectgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van van het waterschap en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. Het gaat hierbij primair om paaltjes waarop de zonnepanelen rusten. Er wordt geen gesloten oppervlakten gecreëerd. Het hemelwater kan tussen de panelen door in de bodem infiltreren. De totale opparvlakte aan verharding blijft beneden de compensatienorm van 1.500 m2.

3.4.4 Afvoer van water

Uitgangspunt voor het projectgebied is dat het hemelwater wordt afgekoppeld van het vuilwater. Dit hemelwater zijn via bodeminfiltratie dan wel via de sloten rondom het projectgebied worden afgevoerd. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. Er wordt dus schoon hemelwater afgevoerd.

3.4.5 Wateradvies waterschap

Dit plan is in het kader van de Digitale Watertoets aangemeld bij het waterschap.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Locatiekeuze

ACHTERGRONDEN

Tot op heden wordt zonne-energie hoofdzakelijk toegepast bij kleinverbruikers binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij particulieren. Het totale aandeel van zonne-energie bedraagt momenteel ongeveer 0,3% van de totale elektriciteitsproductie in Nederland. Het betreft hoofdzakelijk zonnepanelen op daken waarbij de geproduceerde elektriciteit vooral voor eigen gebruik wordt benut. Het surplus wordt aan het netwerk geleverd. Het op grootschalig wijze opwekken van zonne-energie, dat wil zeggen het opwekken van zonne-energie door middel van zonnecellen in een opstelling van 1 hectare (ha) of meer wordt in Nederland steeds gangbaarder. Dit is onder andere het gevolg van de technologische ontwikkeling op het gebied van zonne-energie. Ieder jaar weer worden nieuwe innovaties waardoor bijvoorbeeld de efficiency van zonnecellen continue verbetert. Ook het subsidieregime speelt daarin een belangrijke rol. Dit leidt er toe dat de ontwikkeling van grootschalige zonneparken meer en meer rendabel wordt.
Het grootschalig opwekken van zonne-energie heeft voordelen ten opzichte van het decentraal en kleinschalig opwekken van zonne-energie zoals dat nu in Nederland nog veel gebeurt, namelijk:

  • Grootschalig opwekken levert een belangrijk efficiencyvoordeel, zowel qua opwekkingswijze als transport. Een groot zonnepark levert een grotere jaarproductie aan elektriciteit dan op een groter aantal kleinere parken. Hierdoor kan op een hoger spanningsniveau de elektriciteit worden aangeboden op het landelijke hoogspanningsnetwerk waardoor minder transportverlies optreedt.
  • Lang niet al het dakoppervlak in Nederland is op dit moment geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Om momenteel op een economische rendabele wijze zonne-energie op te wekken, moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan (zie paragraaf 2.1.3). Slechts een deel van het bestaande Nederlandse dakoppervlak voldoet aan deze randvoorwaarden. Daarom zijn ook andere locaties nodig om optimaal van zonne-energie in Nederland gebruik te kunnen maken.

LOCATIECRITERIA

Een locatie voor het op grootschalige wijze opwekken van zonne-energie moet aan een groot aantal criteria voldoen. Deze criteria volgen hoofdzakelijk uit de technische en fysieke factoren die met het opwekken van zonne-energie samenhangen. Uiteraard moet ook aandacht worden besteed aan duurzaam ruimtegebruik. Hieronder worden de belangrijkste criteria kort beschreven.

Zonaanbod
Een locatie moet voldoende zonne-uren per jaar ontvangen om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken. Op basis van gegevens van het KNMI blijkt dat in heel Nederland voldoende zonuren zijn om een rendabel zonnepark te realiseren (zie afbeelding hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0009.jpg"
Zonuren per jaar (bron: KNMI)

Fysieke ruimte
In de eerste plaats moet een locatie over voldoende ruimte beschikken voor de plaatsing van de zonnepanelen en bijbehorende installaties (zoals omvormers). Daarnaast is ruimte nodig voor het aanleggen van onderhoudspaden. Ook de landschappelijke inpassing vraagt om voldoende ruimte.


Schaduwvrije omgeving
Voorts is het van belang dat de zonnepanelen zoveel mogelijk uit de schaduw van omliggende objecten worden geplaatst. Zonnepanelen zijn serieel geschakeld, hetgeen betekent dat wanneer één rij panelen uit eenzelfde seriegeschakelde rij panelen wordt overschaduwd, de energieopbrengst van de gehele rij panelen vermindert. Een optimale locatie voor zonnepanelen is daarom zoveel mogelijk gevrijwaard van schaduwhinderlijke objecten.


Duurzaam ruimtelijk gebruik
Met duurzaam ruimtegebruik wordt bedoeld dat ruimtelijke functies zoveel mogelijk worden gebundeld zodat de impact op het milieu en de ruimtebehoefte van de functies gezamenlijk zoveel mogelijk wordt beperkt. Voor een grootschalig zonnepark gaat het dan om de vraag of naast het zonnepark nog andere vormen van ruimtegebruik mogelijk zijn. Hierbij kan gedachten worden aan het plaatsen van zonnepanelen op daken (het onderliggende ruimtegebruik kan dan ongewijzigd worden voortgezet) of de tijdelijke plaatsing van zonnepanelen op minder courante gronden.


Grondpositie en beschikbaarheid
Zoals voor elk ruimtelijk project is het van belang dat vrij over de benodigde gronden kan worden beschikt. Dat houdt in dat de grondeigenaren toestemming gegeven moeten hebben om de zonnepanelen te mogen plaatsen.


Netaansluiting 
De afstand tot bestaande aansluitingen op het landelijke hoogspanningsnetwerk is voor alle energieprojecten cruciaal, dus ook voor een grootschalig zonnepark. Het aanleggen van nieuwe ondergrondse infrastructuur is kostbaar. Het meest ideaal is een locatie die zich in de directe nabijheid van geschikte ondergrondse infrastructuur bevindt.


TOETS AAN LOCATIECRITERIA
Hieronder is aangegeven op welke wijze het projectgebied voldoet aan bovengenoemde criteria voor het grootschalig opwekken van zonne-energie.

  • Zonaanbod: Binnen Nederland zijn de meeste locaties in beginsel geschikt voor een grootschalig zonnepark. Ook het projectgebied heeft voldoende zonuren voor een rendabel zonnepark.
  • Voldoende fysieke vrije ruimte voor grootschalig opwekken: Het projectgebied heeft een oppervlakte van ca. 10 hectare. Dit is voldoende voor het beoogde zonne-termiepark en de landschappelijke inpassing daarvan.
  • Optimale oriëntatie: Het projectgebied heeft een zuidelijke oriëntatie waardoor een optimale paneelsopstelling kan worden gerealiseerd.
  • Schaduwvrije omgeving: In de directe omgeving is geen hoogopgaande beplanting met schaduwwerking op het zonnepark aanwezig. Ook bij de landschappelijke inpassing wordt qua hoogte van het groen rekening gehouden met schaduwwerking op de panelen.
  • Duurzaam ruimtegebruik: Het projectgebied bevindt zich in een tuinbouwgebied dat qua ontwikkeling achterblijft bij de verwachtingen. Een functieverandering ligt voor de hand, mede vanwege de aanwezige kassen die in onbruik zijn geraakt. Omdat de panelen niet aard- en nagelvast in de bodem worden verankerd is op termijn een ander gebruik weer mogelijk.
  • Netaansluiting. Binnen het projectgebied bevindt zich reeds een trafohuis met daarin een MvA-aansluiting van de netwerkbeheerder en diverse schakelmogelijkheden. Met de netwerkbeheerder zal overleg plaatsvinden over heraansluiting.

CONCLUSIE

Het projectgebied voldoet aan alle criteria voor het grootschalige opwekken van zonne-energie.

4.2 Projectgebied

4.2.1 Toekomstige situatie

De toekomstige situatie binnen het projectgebied is verbeeld en verwoord in het bijgevoegde rapport Landschappelijke inpassing Rundedal Agro-Energy (dd. 30-08-2016). Daarin is op basis van de cultuurhistorische ontwikkeling en huidige gebiedskwaliteiten, een ontwerp voor de inpassing van het zonne-thermiepark in het landschap gemaakt. Hieronder is een samenvatting van deze Landschappelijke inpassing gegeven. Voor verdere details wordt verwezen naar de bijlagen.

In de Ruimtelijke waardenkaart van de gemeente Emmen (06-06-2011, zie paragraaf 2.3) is een aantal kenmerken van het veenkoloniale landschap benoemd die van toepassing zijn op de omgeving van het projectgebied. Het gaat om:

  • Gelaagdheid: zichtbaarheid van verschillende ontwikkelingsstadia van het landschap;
  • Monumentaliteit: Als gevolg van; lange kanalen, zwaar in de beplanting, uitgestrekte lintbebouwing en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten;
  • Landschap van de grote (regel)maat: grootschaligheid (grote maten, robuuste ruimten, open ruimten van formaat), open landschap (weids). Daarnaast strikte regelmaat van de basisstructuur (planmatigheid en oriëntatie van elementen) met ritmiek van kanalen, wijken en sloten.
  • Lange zichtlijnen: men kan ver van zich afkijken;
  • Rijkdom aan details;
  • Industrieel verleden: werklandschap, zowel in de velden en langs de kanalen. Inrichting is utilitair, doelmatig.

De ontwikkeling van Rundedal Argo-Energy sluit aan bij de landschappelijke gegevens als grootschaligheid en weidsheid door bij de inrichting van het perceel te streven naar zo groot mogelijke uniforme blokken. Dat biedt ook de mogelijkheid voor een opstelling van zonnepanelen die de orientatie van de kavel volgt en binnen de opstelling zo lang mogelijke lijnen creëert. De bestaande bedrijfsbebouwing wordt gerevitaliseerd en zoveel mogelijk herbenut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0010.png"

Lange lijnen perceel en opstelling (Bron: Lindemans Landschapsarchtecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0011.png"

Voorkant panelen aan noord- en zuidzijde (Bron: Lindemans Landschapsarchtecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0012.jpg"

Paneelopstellingen (Bron: Lindemans Landschapsarchtecten)


De hoofdontsluiting en entree van het zonne-thermiepark liggen aan de noordzijde. De opstelling van de zonnepanelen is zuidgericht. Om een achterkantsituatie en een rommelige uitstraling te verkomen wordt aan de noordzijde één rij van vier panelen op het noorden en de Pitrus georiënteerd. Zowel aan de noord- als zuidzijde van het projectgebied wordt (lage) beplanting aanlegd om een zorgvuldige overgang met het landelijk gebied te creëren. Na het doorlopen van de WABO-procedure wordt de ruimtelijke inrichting van het zonne-thermiepark verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak78033-V701_0013.png"

Landschappelijke inpassing (Bron: Lindemans Landschapsarchtecten)

Het projectgebied heeft op dit moment een tuinbouwbestemming (zie inleiding en paragraaf 2.3) en zal bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening - conform de Ontwikkelvisie Rundedal - waarschijnlijk een bedrijfsbestemming krijgen. Daarin zal tevens het medegebruik als zonne-thermiepark juridisch worden geregeld. Voor de zonnepanelen en bijbehorende installaties, hekwerken e.d. wordt vooralsnog uitgegaan van een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft in het kader van het omgevingsvergunningstraject vanaf 9 december 2016 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De vergunning kan ongewijzigd verleend worden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor uitwerking van deze onderbouwing komen deels voor rekening van de initiatiefnemer en worden deels gefinancieerd op basis van de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+). Er is een sluitende exploitatieopzet opgesteld. De gemeente en initiatiefnemer zullen een anterieure overeenkomst sluiten waarin onder meer het planschadeverhaal is geregeld.