direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Weerdinge, mestsilo's Vledders
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Namens Maatschap A.J. Middendorp en R. Stel is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van 2 mestsilo's aan de Vledders te Nieuw-Weerdinge. Deze 2 silo's zijn ter vervanging van de nu aanwezige 2 mestbassins op dezelfde locatie.

De aanvraag is genoteerd onder Zaaknummer 33141-2016. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701_0001.jpg"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak/circels).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel aan de Vledders te Nieuw-Weerdinge. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AC, nummer 283

Het perceel is gelegen ten noorden van het Derde Kruisdiep te Nieuw-Weerdinge. Op het agrarisch perceel staan momenteel een 2 tal mestbassins. Deze mestbassins zijn toe aan groot onderhoud en kunnen niet meer voldoen aan de huidige bedrijfsvoering en eisen van het bedrijf. Om deze reden wil het bedrijf deze bassins omzetten naar silo's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701_0002.jpg"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (rode circels).

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen

De koers voor de landbouw is gericht op een mogelijke schaalvergroting dat plaats dient te vinden binnen de structuur van het huidige landschap. In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden waarvoor een aantal koersen waar het gaat om landbouwontwikkeling is weergegeven. Het plangebied bevindt zich binnen deelgebied A. Dit deelgebied "de Monden" is het meest geschikt voor de grootschalige agrarische bedrijfsvormen.

Het noordoostelijk deel van de gemeente kent een grootschalige opzet. Kenmerkend is het hoge aandeel akkerbouw en de geringe stedelijke druk. Hoewel nu al 90% van de arbeidsplaatsen te vinden is buiten de landbouw, kent dit deel een sterk agrarisch karakter. In het centrale deel van De Monden wordt geen grootschalige transitie naar andere functies voorgestaan. In afwachting van de mate waarin schaalvergroting voldoende kansen biedt, wordt de landbouw zoveel mogelijk gefaciliteerd. Dit kan betekenen dat de verkaveling of bouwblokken ‘vergroot’ worden.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel aan de Vledders is gelegen binnen het bestemmingsplan "Buitengebeid Emmen" Vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginning bedoeld voor agrarische doeleinden zonder bebouwing. Het aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat er geen gebouwen mogen worden opgericht. Er is een afwijking van de bouwregels opgenomen in het bestemmingsplan voor het toestaan van een mestopslag als het voldoet aan de volgende eisen:

  • de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • de inhoud bedraagt maximaal 2500 m3;
  • voor zover aangemerkt als bouwwerk (silo) bedraagt de hoogte maximaal 6 m;

2.2.3 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK ) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied “Grootschalige veenontginningen” (het landschap van het veen). Dit is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij 'maken' de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal.

Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

Typerend voor het hoogveenontginningslandschap zijn de lange zichtlijnen. Hier kan men ver van zich afkijken. Hiermee vormen ze een heel ander soort landschap, met ook een heel ander soort beleving, dan bijvoorbeeld het esdorpenlandschap. Behoud en rekening houden met essentiële zichtlijnen is van belang.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Robuuste ruimte hoogveenontginning
    • b. Essentiële zichtlijn
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.2.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Voor dit gebied is de gebiedsgerichte criteria "Luw" van kracht. Het beleid is alleen op hoofdzaken gericht en niet op details. Dit welstandsluwe niveau is van toepassing voor grote delen van de gemeente. Het betreft delen van de dorpen, het buitengebied, woonwijken en belangrijke randen van bedrijventerreinen en recreatiegebieden.

Op 15 augustus 2016 heeft de welstandcommissie positief geadviseerd voor de realisatie van de twee mestsilo's.

2.2.5 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als "Landbouwgebied". De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten.

Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen.

Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen is volgens het provinciale beleid toegestaan. Het bouwvlak bij uitbreiding bedraagt maximaal 1,5 hectare. Bij winst voor milieu of dierenwelzijn en landschappelijke inpassing mag dit worden vergroot tot 2 hectare.

Kernkwaliteiten
Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Veekoloniën. Behoud en versterking van de wijkenstructuur en openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de realisatie van mestsilo's voor grondgebonden agrarische bedrijven in Landbouwgebied, worden geen specifieke eisen gesteld vanuit de Provinciale omgevingsverordening.

2.2.6 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.2.7 Conclusie

De aanvraag voor het vervangen van de twee mestbassins door twee mestsilo's past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk- en provinciaal beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

Maatschap A.J. Middendorp en R. Stel is een agrarische ondernemer met als hoofdaktiviteit Akkerbouw. Op de locatie aan de Vledders heeft de maatschap een tweetal mestbassins met een inhoud van 2 x 2500 m3. De maatschap gebruikt de mestbassins voor het opslaan van dierlijke mest die op het bij haar in gebruik zijnde bouwland wordt aangewend.

De mestbassins raken aan groot onderhoud toe. De maatschap kiest ervoor om de huidige mestbassins niet te gaan onderhouden maar te vervangen door betonnen mestsilo’s. Hiervoor hebben ze een economisch en bedrijfsmatige noodzaak aan getoond. Deze is toegevoegd als Bijlage 1.

De mestsilo's hebben een inhoud van 2500 m3 en een wandhoogte van 4 meter. Hierdoor zijn deze silo's gelijk aan de overige mestsilo's de verspreidt staan in het gebied. De Silo's hebben een bouwhoogte van 7,7 meter. Door een lagere wandhoogte van 4 meter en het schuine dakvlak, oogt de voorgestelde uitvoering minder massaal dan een uitvoering van een plat afgedekte mestsilo met een wandhoogte van 6 meter zoals aangegeven in Bijlage 1 Economische en Bedrijfsmatige noodzaak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701_0003.jpg"

3.2 Landschappelijke inpassing

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701_0004.jpg"

figuur 3.1: Landschappelijke inpassing

In het gebied is langs de achterdiepen en wijken een schaarse bebouwing aanwezig. Veelal wordt deze bebouwing ondersteund door een robuuste erfbeplanting. Het plan voorziet in het aanbrengen van een boomsingel met onderbeplanting waardoor de silo’s zelf minder nadrukkelijk in het landschap aanwezig zullen zijn. De Silo's worden uitgevoert met wanden van beton in de kleur grijs met houtnerfmotief en worden voorzien van een PVC dak in een halfmat zilvergrijze kleurstelling (RAL 7040). De te plaatsen hekwerk bestaat uit een thermisch verzinkt stalen spijlenhekwerk van 2 meter hoog.

 

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het plangebied is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met een lage verwachtings waarde op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak33141-V701_0005.jpg"

figuur 4.1: Lage verwachting Gebied met lage verwachting op het aantreffen van archeologie.

Het gaat om gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

4.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Gelet op het feit dat het gaat om het vervangen van een bestaande mestbassins is de verwachting dat er geen sprake is van aantasting van de flora en fauna in de omgeving. Om die reden is er geen flora en fauna-onderzoek nodig.

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Gezien het feit dat het op de zelfde locatie wordt geplaatst als de bestaande mestbassins, wordt een onderzoek naar bodemveronteiniging niet noodzakelijk geacht.

4.3.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.2.1 Geluidsbronnen op en nabij het perceel

Gezien dat het hier gaat om mestsilo's is dit geen geluidsgevoelig object volgens de Wet geluidhinder. Anderzijds liggen de geluidsgevoelige objecten, zoals woningen op minimaal 540 meter afstand. Er hoeft in dit geval geen onderzoek plaats te vinden, dan wel extra maartegelen getroffen te worden.

4.3.3 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.3.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Op 25 m van het plangebied ligt een aardgasleiding. Echter in het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid geeft dit geen belemmeringen. Dit doordat een mestsilo geen (beperkt) kwetsbaar object is.

4.4 Waterparagraaf

Het perceel valt onder het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Hunze en Aa's en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Gezien het feit dat de huidige mestbassins van 736 en 745 m2 worden vervangen door twee mestsilo's van 520 m2 is dit een vermindering van de bebouwde oppervlakte met 441 m2. Hierdoor heeft het geen negatieft invloed op het waterbalans in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 6 januari 2017 gepubliceerd in de Emmen.nu en de Staatscourant.

Met ingang van 6 januari 2017 heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.