direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Erica, Verlengde Herendijk 7
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning met bijgebouw op de locatie Verlengde Herendijk 7 in Erica. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. De locatie is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor een twee-onder-één-kap woning (Verlengde Herendijk 6-7).

De aanvraag heeft betrekking op het bouwen van een vrijstaande woning (Bijlage 1) en is geregistreerd onder zaaknummer 310685-2019. De bijbehorende verbeelding met het besluitvlak heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging locatie Verlengde Herendijk 7 in Erica (rood omlijnd).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, planologische regeling en beleid

2.1 Ligging en huidige situatie

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de locatie Verlenge Herendijk 7 in Erica. De betreffende percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AG, nummers 123, 124, 1995 en 144.

De locatie is gelegen aan de Verlengde Herendijk ten noorden van Erica en ten noorden van de A37. Ten westen is de wijk Parc Sandur in Emmen gelegen. Direct ten westen en ten oosten van de locatie is een tweetal vrijstaande woningen gesitueerd (Verlengde Herendijk 5 en 8). De percelen naast en achter de woning Verlengde Herendijk 5 zijn in gebruik geweest als tuin. Op de locatie zelf is een twee-onder-één-kap woning met bijbehorende bouwwerken aanwezig geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto met de locatie Verlengde Herendijk 7 in Erica (rood omlijnd).

2.2 Planologische regeling

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' hebben de percelen kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AG, nummers 123 en 124 de bestemming als 'Wonen - Twee aan een'. Deze gronden zijn bestemd voor een twee-onder-één-kap woning, bijbehorende bouwerken, tuin en erven. Het bouwvlak ter plaatse is 50 meter breed en 40 meter diep. Per bouwvlak zijn 2 twee onder één kap woningen toegestaan, welke gezamenlijk één hoofdgebouw vormen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van één woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 150 m2, danwel de bestaande oppervlakte. De twee-onder-één-kap woning is gesitueerd geweest in de gevellijn uit het bestemmingsplan.

De percelen kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AG, nummers 1995 en 144 hebben de bestemming 'Wonen - Vrijstaand', zonder bouwvlak. De gronden zijn bestemd als tuin en erven bij vrijstaande woningen.

Voor de percelen is daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0003.png"

Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' van de locatie Verlengde Herendijk 7 in Erica.

De aangevraagde omgevingsvergunning heeft betrekking op de nieuwbouw van een vrijstaande woning met bijgebouw. Aangezien de locatie bestemd is voor een twee-onder-één-kap woning met de daarbij behorende bouwregels, is de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan.

Door aanvrager is gekozen om de nieuwbouw van de vrijstaande woning met bijgebouw te realiseren middels een aanvraag om een omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van deze aanvraag zijn diverse aspecten met betrekking tot de ruimtelijke en milieutechnische inpassing getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

2.3 Beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze aanvraag is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.3.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

In de gemeentelijke structuurvisie herprogrammering woningbouw wordt verder rekening gehouden met sloop en verdunning in de bestaande woningvoorraad. Met het afwegingskader uit de Woonvisie kunnen woningbouwinitiatieven beoordeeld worden op hun wenselijkheid.

Het aantal woningen neemt met de nieuwbouw van een vrijstaande woning niet toe. De locatie is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor een twee-onder-één-kap woning. Met de sloop van een twee-onder-één-kap woning en de nieuwbouw van een vrijstaande woning is er daardoor sprake van een afname van het aantal woningen van één.

In de Woonvisie 2018-2023 is een missie en visie uitgesproken dat Emmen een gemeente wil zijn waar mensen zich thuis voelen. De gemeente wil inwoners een plek bieden die zo goed mogelijk aansluit op hun wensen en behoeften. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu en dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit. Het vergroten van het woonoppervlakte bij een vrijstaande woning sluit aan bij de visie om inwoners een plek te bieden die zo goed mogelijk aansluit op hun wensen en behoeften.

2.3.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

2.3.4 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Voor aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden (hoog, middel en generiek) die verschillen in de mate van inzet van de provincie.

Het plangebied is deels gelegen binnen het gebied De Hondsrug met een hoog beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In gebieden met een hoog beschermingsniveau staat de provincie ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.

De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden.

In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initatieven.

Voor de plek waar de geplande nieuwbouw van de woning plaats gaat vinden geldt een generiek beschermingsniveau.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. Bepalend voor dit deelgebied is de stad Emmen als naoorlogse groeikern op de rand van de Hondsrug met een omringend veengebied.

In dit deelgebied wil de provincie specifiek sturen op:

  • Het behouden van de kenmerkende stedenbouwkundige concepten van de naoorlogse wijken van Emmen als representanten van opeenvolgende fasen in het denken over wonen en de stad;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen van Emmen consequent vasthouden aan het wijkontwerp als totaalbeeld en als uitdrukking van een vernieuwend denkbeeld over de wijze van wonen;
  • Het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;
  • Het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan bebouwing langs de slingerende oost-west georiënteerde wegen.

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Behoud en versterking van de wijkenstructuur en openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn dan maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Conclusie ten aanzien van de kernkwaliteiten

De aanvraag om een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning met bijgebouw leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de rumtelijke en milieutechnische inpassing van de woning.

2.3.5 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met de ruimtelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning met bijgebouw op de locatie Verlengde Herendijk 7 in Erica. Het aangevraagde betreft het nieuwbouwen van een vrijstaande woning ter vervanging van een twee-onder-één-kap woning. De oppervlaktemaat voor een twee-onder-één-kap woning met bijbehorende bouwwerken is volgens de geldende bouwregels ten hoogste in totaal 300 m2.

Ter plaatse is een klein bebouwingslint aanwezig met een losse bebouwingsstructuur bestaande uit vrijstaande woningen. Op de naastgelegen percelen Verlengde Herendijk 5 en 8 zijn vrijstaande woningen gesitueerd. Op deze percelen is de oppervlaktemaat voor een vrijstaande woning en bijbehorende bouwwerken ten hoogste 250 m2, danwel de bestaande oppervlakte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0004.png"

Afbeelding 4: Situatie nieuw te bouwen woning en bijgebouw.

De percelen waar de nieuwe woning wordt gebouwd hebben gezamenlijk een oppervlakte van 5080 m². De oppervlakte van het nieuw te bouwen hoofdgebouw bedraagt 185,5 m2. Inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken is de oppervlakte van de woning 321,2 m2. De oppervlakte van het nieuwe bijgebouw bedraagt 169,3 m2. De totaal bebouwde oppervlakte is 490,5 m2.

De oppervlakte van het nieuw te bouwen hoofdgebouw van 185,5 m2 is op zichzelf passend binnen de oppervlaktemaat van 250 m2 die van toepassing is voor vrijstaande woningen in het buitengebied. Inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt de oppervlakte meer.

In de gemeentelijke Woonvisie 2018-2023 is een missie en visie uitgesproken dat Emmen een gemeente wil zijn waar mensen zich thuis voelen. De gemeente wil inwoners een plek bieden die zo goed mogelijk aansluit op hun wensen en behoeften. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu en dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit. Het vergroten van het woonoppervlakte bij een vrijstaande woning sluit aan bij de visie om inwoners een plek te bieden die zo goed mogelijk aansluit op hun wensen en behoeften.

Ter beoordeling en waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, zijn de volgende beoordelingscriteria toegepast voor de nieuw te bouwen woning:

  • inpasbaarheid in straat- en bebouwingsbeeld;
  • kwalitatieve uitvoering / uitstraling (welstandsbeoordeling);
  • geen visuele hinder op de omgeving (landschappelijke inpassing);
  • geen onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • samenhang/eenheid tussen bebouwing en erf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0005.png"

Afbeelding 5: Erfinrichtingsplan.

Er is een erfinrichtingsplan opgesteld. Met deze erfinrichting is er sprake van samenhang tussen bebouwing en erf. De inrichting versterkt het bebouwingslint met de daaruit opgaande percelen. De nokrichting van het hoofdgebouw haaks op de weg benadrukt de richting van de opgaande percelen. De nieuw te bouwen woning wordt circa 6 meter achter de gevellijn uit het bestemmingsplan gerealiseerd. Er is in het bebouwingslint geen sprake van een strakke geordende bebouwingsstructuur. Vanwege de omvang van de nieuw te bouwen woning ontstaat met een situering achter de gevellijn fysiek meer ruimte vanaf de weg. Daarmee leidt de situering niet tot een aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

De nieuw te bouwen woning is gesitueerd op een grote kavel met ruime afstanden tot de perceelsgrenzen. De afstand van de nieuwe woning is meer dan 10 meter van de perceelsgrenzen van de aangrenzende woningen. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Het bijgebouw dat hobbymatig wordt gebruikt als paardenstallen is qua oppervlakte en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw en voldoet als vrijstaand bijbehorend bouwwerk aan de bouwregels die daarvoor van toepassing zijn: De bouwhoogte binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen en de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

Het bouwplan van de nieuw te bouwen woning met bijgebouw is opgenomen als Bijlage 2.

Het erfinrichtingsplan is toegevoegd als Bijlage 3.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019310685-V701_0006.png"

De categorieën zijn vertaald naar dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Buitengebied Emmen, Erica, Verlengde Herendijk 7 is gelegen in een gebied aangeduid met de categorie 'Waarde - Archeologie 4' (middelhoge of hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden). Voor deze categorie geldt voor bodemverstoringen tot 1000 m2 vrijstelling van archeologisch onderzoek.

Door Salisbury Archeologie b.v. is bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het voornemen om een nieuwe woning te realiseren met paardenstal en paardenbak. In het plangebied hebben eerder 2 woningen gestaan die inmiddels gesloopt zijn. Na de sloop is de bodem 1-1,5 meter onder maaiveld gezeefd.

Aan de hand van het archeologisch bureauonderzoek is de verwachting dat er zich archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Bronstijd in het plangebied kunnen bevinden. Vanwege de eerdere bebouwing en zeefwerkzaamheden na de sloop hiervan worden echter geen intacte archeologische resten meer verwacht.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert Salisbury om af te zien van vervolgonderzoek. Binnen het plangebied worden geen intacte archeologische resten meer verwacht. Ook voor het vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Met betrekking tot de bevindingen en aanbevelingen uit dit onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Emmen.

Het bureauonderzoek is door de gemeentelijke archeoloog beoordeeld en akkoord bevonden.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe. Het natuurgebied Bargerveen is gelegen op circa 7 kilometer van het plangebied.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Conclusie

De locatie is in gebruik geweest voor een twee-onder-één-kap woning. De percelen hebben nu reeds een woonbestemming. Gelet op het woongebruik en de geldende woonbestemming is het uitvoeren van een flora- en fauna onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het perceel is daarnaast niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

Er is door Klijn Bodemonderzoek B.V. verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is toegevoegd als Bijlage 5.

De aanleiding tot het verkennend bodemonderzoek vormt de aanvraag van een omgevingsvergunning in verband met de geplande bouwaanvraag op het perceel. Het onderzoek heeft alleen betrekking op de plaats van de geplande nieuwbouw.

Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het verkrijgen van een indicatie van de kwaliteit van de grond en het ondiepe grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, formeel gezien niet juist is. Er zijn op de locatie enkele licht verhoogde gehalten aangetroffen.

De geconstateerde verhoogde gehalten liggen onder de indexwaarde van 0,5 en/of interventiewaarde en vormen géén aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik van het terrein en de afgifte van een omgevingsvergunning ten behoeve van de geplande bouwactiviteiten op het terrein.

Voor eventueel afvoer van grond moet een melding grondverzet worden gedaan bij het meldpunt Besluit bodemkwaliteit.

4.3.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.2.1 Wegverkeerslawaai

Een woning is voor de Wet geluidhinder een geluidsgevoelige bestemming. De woning ligt binnen de zone van wegverkeer (Verlengde Herendijk). De nieuw te bouwen woning wordt circa 6 meter achter de gevellijn uit het bestemmingsplan gebouwd. Ten opzichte van de bestaande twee-onder-één-kap woning wordt de situatie akoestisch gezien beter dan bestaand. Daarom wordt een nader akoestisch onderzoek naar wegvekeerslawaai niet nodig geacht. Daarnaast worden vanuit het Bouwbesluit (binnenwaarde) eisen gesteld aan de geluidwering van nieuwbouw voor geluid van buiten. Het binnenniveau voldoet gezien de toe te passen materialen voor de nieuw te bouwen woning en de afstand van de weg.

4.3.3 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan betreft een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de vergunning.

4.3.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.4 Waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.4.1 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.4.2 Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel. Indien mogelijk wordt hemelwater geïnfiltreerd of het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Riolering

Bij de nieuw te bouwen woning wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het vuilwater wordt op het vuilwaterriool geloosd. Hemelwater dat via de daken wordt opgevangen wordt geloosd op het hemelwaterriool. Het hemelwater dat op de bestrating valt wordt via kolken opgevangen en afgevoerd naar de greppel en via die weg geïnfiltreerd in de bodem.

4.4.3 Watertoetsproces

De aanvrager heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (Bijlage 6). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast.

Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de aangevraagde omgevingsvergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit omgevingsvergunning is op 21 april 2020 gepubliceerd (Bijlage 7) in de Emmer Courant en in de Staatscourant. Van 22 april 2020 tot en met 2 juni 2020 heeft het ontwerpbesluit zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft gereageerd dat geconstateerd is dat het provinciaal belang, landschap en cultuurhistorie, op een voldoende wijze in het plan is opgenomen (Bijlage 8). Op 23 juni 2020 is het besluit omgevingsvergunning gepubliceerd in de Emmer Courant en in de Staatscourant (Bijlage 9).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.