direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen, Van Echtenskanaal NZ 139
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidend hoofdstuk

1.1 Aanleiding ruimtelijke onderbouwing

Op de locatie van het plangebied is een winkelfunctie met bovenwoning gelegen. Het pand is tussen de hoogbouw van commerciële plinten met bovenwoningen een vreemde eend in de bijt. Initiatiefnemer gaat het winkelpand slopen en de locatie (her)ontwikkelen, zodat het plangebied een meer representatieve invulling geeft aan het centrumgebied van Klazienaveen.

De planontwikkeling omvat de realisatie van een woongebouw met daarin ruimte voor 7 appartementen. Daarnaast voorziet de planontwikkeling in de realisatie van ca. 90 m2 aan winkelfunctie op de begane grond. Het plan is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft als doel de beoogde planologische situatie mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het centrum van Klazienaveen (zie figuur 1-1 – gele kader in het midden). Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van het centrum. Het plangebied is ‘ingeklemd’ tussen 2 woongebouwen. Het plangebied is gelegen tegenover het Schip 1. De huidige ‘achterkant’ is gelegen aan de Evenaar en grenst aan de parkeerplaatsen van de Versmarkt. Rondom het plangebied zijn winkels, met bovengelegen appartementen en parkeren gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0002.jpg"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan ‘Klazienaveen’, vastgesteld 19 december 2013. Binnen het huidige bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor ‘Centrum’ en heeft deze bestemming een ‘bouwvlak’. Ook geldt een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0003.jpg"

De planontwikkeling omvat de realisatie van een winkelruimte met een woongebouw voor 7 appartementen. Op de begane grond wordt een winkelfunctie gerealiseerd van ca. 90 m2. De appartementen bevinden zich op bovengelegen bouwlagen. Op de begane grond worden gemeenschappelijke voorzieningen zoals een entree en bergingen gerealiseerd.

Zowel het wonen vanaf de eerste verdieping als de winkelfunctie zijn positief bestemd. Echter mag het aantal wooneenheden binnen de bestemming ‘Centrum’ niet worden vermeerderd ten opzichte van de bestaande situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij dit op de verbeelding met een aanduiding anders is weergegeven.

De planontwikkeling past niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan (artikel 20.2.1 onder h.) en is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Medewerking is mogelijk via een omgevingsvergunning.

1.4 Procedurekeuze

Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) kan aan de aanvraag medewerking worden verleend door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de wet, waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (een zogenaamd projectafwijkingsbesluit).

De aanvraag omgevingsvergunning bevat uit meerdere activiteiten, waaronder een activiteit voor het bouwen en een activiteit strijdig handelen met regels ruimtelijke ordening. De vergunningaanvraag voor deze activiteiten doorloopt één uitgebreide voorbereidingsprocedure. Een onderdeel van dit besluit is het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend ruimtelijke onderbouwing zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting. Ter voorbereiding op de ruimtelijke onderbouwing zijn de volgende onderzoeken verricht:

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor dit project en voorliggende ruimtelijke onderbouwing is het thema Wonen van belang.

2.1.2 Woonbeleid

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

In de Woonvisie 2018-2023 geeft de gemeente aan dat de overcapaciteit in 2023 moet zijn terug gedrongen. Als uitwerking van de Woonvisie heeft de gemeente de Structuurvisie Herprogrammering Woningbouw 2018-2028 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente aan dat de bestemmingsplancapaciteit voor woningbouw in een tweetal stappen zal herprogrammeren.

Stap 1 is het schrappen van grote(re) woningbouwlocaties die al jaren niet tot ontwikkeling komen, de zogenoemde slapende plannen.

Stap 2 in het traject van herprogrammeren leidt naar de gewenste balans tussen woningbehoefte en bestemmingsplancapaciteit voor woningbouw.

De gemeente verwacht dat met het doorlopen van de stappen voor herprogrammeren de bestemmingsplancapaciteit voor woningbouw stevig hebben teruggebracht van ruim 2.400 naar iets minder dan 900 woningen. Dit betekent dat de plancapaciteit beter aansluit op de kwantitatieve uitbreidingsbehoefte.

Op grond van de Woonvisie wil de gemeente alleen nieuwbouw toestaan die een bijdrage levert aan een gevarieerd en kwalitatief gewenst woningaanbod. De meeste ruimte voor groei van de woningvoorraad wordt geboden in de kern Emmen.

Het project voorziet in een herontwikkeling dat voorziet kwalitatieve behoefte voor het centrum van Klazienaveen. In het woongebouw zijn de appartementen ca. 70 – 75 m2 groot. Op de bovenste verdieping wordt een penthouse gerealiseerd met een ruimte balkon en dakterras. Het pand krijgt een luxueuze uitstraling. Door de aanwezigheid van een lift, is er sprake van een zogenaamde nultredenwoningen waardoor dit kansen biedt voor senioren en levensbestendig wonen.

Onderhavig plan bestaat uit appartementen in het centrum en bedient vooral senioren die graag in het centrum willen gaan wonen. Onderhavig woningbouwplan is niet in strijd met de uitgangspunten van de Woonvisie.

2.1.3 Verkeersbeleid

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.

Het openbaar vervoer - zowel bus als trein - valt onder verantwoordelijkheid van de provincie, c.q. het OV-Bureau Groningen-Drenthe (voor de bus). De gemeente draagt als belangrijke gesprekspartner bij aan een goede openbaar vervoer-bereikbaarheid van de stad, de wijken en dorpen. Het beleid is erop gericht de betekenis van bus en trein in de totale mobiliteit te vergroten. Eén van de aandachtspunten de komende tijd zal zijn om de treinverbinding met Zwolle verder te optimaliseren. Daarbij wordt onder meer ingezet op gedeeltelijke verdubbeling van het spoor.

Er is sprake van een meer gematigde groei van het autoverkeer ten opzichte van eerdere prognoses.

2.1.4 Integrale parkeervisie

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010. De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.

In het nieuwe parkeerbeleid zijn, bij het invullen van de parkeerbehoefte bij ontwikkelingen, de kengetallen zoals deze zijn vervat in de landelijke kencijfers parkeren van het CROW leidraad, waarbij in principe wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Deze parkeerkencijfers hebben een bandbreedte: in overleg met de initiatiefnemer wordt de parkeernorm bepaald. Ook biedt het beleid ruimte om in bepaalde gevallen gemotiveerd af te wijken van de CROW-normen, om zo maatwerk te kunnen leveren, bijvoorbeeld in gevallen waarbij het autobezit lager ligt dan de norm. Voor woningbouw is daarbij aangegeven dat de parkeercapaciteit gebaseerd moet zijn op autobezit.

Met deze aanpak wil de gemeente voorkomen dat een te strak gehanteerde parkeernorm een belemmerende factor vormt bij nieuwbouw of de transformatieopgave van leegstaande winkelpanden. De gemeente doet hierbij een beroep op de initiatiefnemers van verbouw en nieuwbouwprojecten om het invullen van de parkeerbehoefte te zien als een gezamenlijke opgave.

2.1.5 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: "Loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet".

Het plangebied valt binnen het gebied met welstandsniveau hoog. Dit welstandsniveau geldt voor die gebieden die waardevol zijn voor de gemeente Emmen. Deze gebieden dragen in ruimtelijk opzicht in grote mate bij aan de identiteit. Criteria zijn gericht op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Bouwplannen worden beoordeeld in verhouding tot de aangrenzende bebouwing en de stedenbouwkundige impact voor de omgeving. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het bouwplan beoordeeld.

Over het centrum van Klazienaveen zegt de welstandsnota het volgende:

Het centrum van Klazienaveen is de laatste decennia ingrijpend van gedaante veranderd. Het centrum werd in vroegere jaren, net als dat nu nog in Nieuw-Amsterdam, Erica en vergelijkbare dorpen het geval is, vooral bepaald door het ruime kanaal dat de plaats in twee delen splitste. Na de gedeeltelijke demping van de (verlengde) Hoogeveensevaart ter plaatse, kon er zich in de loop der jaren een centrumgebied ontwikkelen met dwarsverbanden en parkeervoorzieningen en bloeide de middenstand op. Een aantal jaren geleden werden er in het middeldeel twee ‘nieuwe schepen’ afgemeerd, waaronder het kenmerkende gebouw ‘Het baken’, bestaande uit winkel- en horecavoorzieningen met appartementen. Het beleid en de ambitie voor het centrum van Klazienaveen is gericht op behoud en herstel van karakteristieken van de ruimtelijke structuur, de openbare ruimte en de bebouwing. Voor de gebieden die zijn aangetast, wordt gekozen voor kwalitatief herstel. Daarbij is het behoud van de individuele opzet van de bebouwing en de relatie met de openbare ruimte een belangrijk uitgangspunt.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

In oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is een strategisch plan: het geeft de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing weer voor de provincie Drenthe. Het geeft het wenselijke beeld van hoe de provincie er in 2030 uit moet zien.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

Missie

De missie van de omgevingsvisie is de volgende:

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hieronder volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Wonen

De verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de stedelijke gebieden en ook in het landelijk gebied worden groter. Op basis van de huidige prognoses blijft de bevolking van Assen stabiel en profiteert de noordzijde van Drenthe van de groei van Groningen. De zuidelijke as laat in de prognoses een sterk verloop zien, van groei in de gemeente Meppel tot het doorzetten van de krimp in de gemeente Emmen die in 2014 is ingezet.

De regio Oost-Drenthe is door het Rijk aangewezen als één van de regio’s waar de bevolkingskrimp in Nederland het sterkst is. Lokaal laten, ook in Oost-Drenthe, sterke dorpen nog steeds bescheiden groeicijfers zien. Op de woningmarkt worden de verschillen tussen stad en platteland, zand en veen en gebieden met wel of geen krimp groter.

Vraag en aanbod passen niet altijd goed meer bij elkaar, wat leidt tot een vraag naar nieuwe woningen. Dit terwijl een deel van de bestaande woningvoorraad leeg blijft staan of in kwaliteit afneemt en huishoudens niet kunnen doorstromen naar passende woningen.

De woningbouwopgave in Drenthe krijgt tot 2030 te maken met een daling van circa 1.100 huishoudens. Daarnaast bestaat er onder de huidige huishoudens, ongeveer 2500, een vraag naar nieuwe woningen. Hoewel het aantal huishoudens afneemt, blijven mensen in nieuwe woningen willen wonen (vervangingsvraag). Op lange termijn (2040) verwachten we een geschatte daling van 5.000 huishoudens. De geschatte vervangingsvraag in 2040 bedraagt ook ongeveer 5.000 woningen.

Geografisch gezien speelt deze opgave met name in Zuidoost-Drenthe en in gebieden waar bevolkingsdaling speelt. Daarnaast daalt de woningvoorraad naar verwachting licht in kleine kernen, met name in de veenkoloniale lintdorpen, vergrijzende zanddorpen en in de oudere buitenwijken, doordat de vervangingsvraag wordt gerealiseerd in de grotere kernen en rondom de bestaande voorzieningen. Deze gebieden worden daarmee intensiever bebouwd, met herbestemming van bedrijfs- en winkelpanden en/of gestapelde woningbouw.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik en verwijst naar de Ladder voor Duurzame verstedelijking zoals opgenomen in art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening.

Voorliggend plan betreft het bouwen van een woongebouw met een kleine winkelfunctie in het bestaand stedelijk gebied (centrum Klazienaveen). Het verzoek voldoet aan het provinciaal beleid. Zie voor het onderzoek naar de Ladder duurzame verstedelijking, paragraaf 2.3.2.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

In artikel 3.25 van de Provinciale Omgevingsverordening (POV) wordt het volgende genoemd ten aanzien van woningbouw:

Artikel 3.25 Woningbouw

  • 1. Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied kan alleen voorzien in nieuwe woningbouw indien deze woningbouw past binnen de afspraken die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de regionale woonvisie en als in het desbetreffende ruimtelijk plan wordt onderbouwd dat deze regionale woonvisie voldoende actueel is.
  • 2. Incidentele bouwmogelijkheden buiten het bestaand stedelijk gebied zijn mogelijk in bepaalde gevallen zoals bedrijfswoningen, een tweede woning bij een agrarisch bedrijf, recreatiewoningen, het splitsten van boerderijen in twee of meer woningen en nieuwbouw die past binnen de kaders van de provinciale rood-voor-groen dan wel de ruimte-voor-ruimte regeling.

Het project past binnen het provinciaal beleid, er is sprake van een herontwikkelingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Volgens artikel 3.25 POV is er geen provinciaal belang voor een dergelijke ontwikkeling.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Klazienaveen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Artikel 3.1.6, lid 2 is gewijzigd in:

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Het wonen is positief bestemd in het geldend bestemmingsplan, echter is toename van het aantal woningen niet zondermeer mogelijk. Een vaste lijn in de jurisprudentie geeft aan dat een woningbouwproject vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Het project ziet in een herontwikkeling van een woongebouw met 7 appartementen. Het project voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling, waardoor het project niet Ladderplichtig is.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het plan voorziet in een kwalitatieve behoefte. Deze behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit plan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het plan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid.

Voor het voorliggende plan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het Rijks en Provinciaal beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de relevante structuurvisies en beleidsnota’s.

Hoofdstuk 3 Locatie- en planbeschrijving

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Klazienaveen is zoals meerdere dorpen ten zuiden en oosten van Emmen, een veendorp. Het dorp is in de afgelopen honderd jaar ontstaan door de veenontginningen. Rond 1889 was de Verlengde Hoogeveense Vaart tot aan de huidige Dordsebrug gerealiseerd. Na voltooiing van het Van Echtenskanaal tot aan de Duitse grens kwam de vervening op volle toeren. Een deel van de arbeidersbevolking volgde de vervening door de regio, anderen vestigden zich langs de gegraven kanalen en trachten een bestaan op te bouwen in de turfwinning, turftransport, turfverwerkende industrie of in de landbouw. De kernen ontstonden vooral ter plekke van dwarsverbindingen op het kanaal waar winkels, kerken en openbare gebouwen goed bereikbaar waren vanuit meerdere richtingen. Zo ontstond Klazienaveen tussen de Dordsebrug en de Trambrug. Klazienaveen heeft lange tijd vrij geïsoleerd gelegen tot aan de realisatie van de tram naar Erica. Later kwam er ook een verbinding met Ter Apel.

De middenstand vestigde zich voornamelijk aan de zuidkant van het Van Echtenskanaal. Een reden hiervoor was dat de grond ten zuiden van het kanaal door de heren Van Echten uit Hoogeveen goedkoper werd verkocht dan de grond ten noorden van het kanaal.

De oorspronkelijke naam van een deel van het veengebied was Barger Oosterveen. Klazienaveen dankt zijn naam aan Klaziena, de vrouw van W.A. Scholten. De familie Scholten was eigenaar van het Smeulveen, ook wel Klazienaveen genaamd, ten oosten van Emmen. Ze hebben het Scholtenskanaal gegraven en De Purit, de Turfstrooiselfabriek Maatschappij Klazienaveen, opgericht. Daarnaast hebben ze gezorgd voor een (houten) school en kerk, een onderwijzerswoning en een kruidenierswinkel en hebben daarmee hun stempel op het dorp gedrukt.

De rol van Klazienaveen, als streekverzorgend centrum van zuidoost Drenthe, bleef ook na de voltooiing van de vervening intact. Enkele bedrijven vestigden zich na de Tweede Wereldoorlog in Klazienaveen toen het werd aangewezen als industriekern. Hierdoor groeide de behoefte aan meer woningen. Binnen enkele jaren werd het historische veenkoloniale lint omgeven door gebieden met projectmatige uitbreidingswijken. Deze grootschalige uitbreidingen vergrootten de behoefte aan voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen en dergelijke. Deze voorzieningen zijn veelal aan de achterzijde van de bebouwing aan het Van Echtenskanaal gerealiseerd, op de grens van oud en nieuw.

Ruimtelijke kwaliteit wordt ervaren indien binnen een samenhang van elementen een rijkdom aan indrukken kan worden opgedaan. Kernbegrippen daarbij zijn structuur, identiteit en belevingswaarde.

De ruimtelijke basiskwaliteit bepaalt de ruimtelijke identiteit (herkenbaarheid) van woon- en verblijfsgebieden als gevolg van specifieke ruimtelijke karakteristieken. Ruimtelijke karakteristieken zijn onder andere; karakteristieke stedenbouwkundige structuren, bebouwingstypologieën en verschijningsvorm van de bebouwing. Het samenspel van verschillende gebieden met hun eigen ruimtelijke identiteit bepalen de identiteit van een kern.

De karakteristieken van Klazienaveen zijn samen te vatten onder;

  • een rechthoekig kavelpatroon;
  • openheid, overzicht;
  • kanalen;
  • beplante linten;
  • compactheid van het dorp;
  • groene ruimtes in het dorp;
  • herkenbaarheid van de historische linten;

Kenmerken van de ruimtelijke kwaliteit zijn in Klazienaveen zijn:

  • herkenbare rooilijnen
  • architectonische eenheden
  • relatie/invloed van de kanalen
  • groene ruimtes in het openbaar gebied beplante linten dorp

3.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

Klazienaveen kent woonbuurten uit verschillende tijdperken. Qua beeldvorming en opzet zijn ze echter verschillend, onder andere door de tijd wanneer zij zijn ontstaan. Na de tweede wereldoorlog wordt Klazienaveen aangewezen als industriekern. Door de toename van nieuwe bedrijven ontstaat er ook behoefte aan meer woningen. Daarin wordt voorzien door meer projectmatige woningbouw. Daarmee wordt het oude veenkoloniale woonpatroon van individuele woningen doorbroken. Zowel aan de noordzijde als ook aan de zuidzijde van het kanaal worden open gebieden die achter de lintbebouwing liggen benut voor bebouwing, samen met de noodzakelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen en dergelijke. Deze voorzieningen zijn veelal aan de achterzijde van de bebouwing aan het Van Echtenskanaal / Langestraat gerealiseerd, op de grens van oud en nieuw. In plaats van een dorp aan een kanaal met een duidelijke functie ontstaan er twee gebieden die weliswaar veel met elkaar te maken hebben maar gescheiden worden door het kanaal. Dat wordt nog eens versterkt door de drukke verkeersweg langs het kanaal. Kortom, in enkele decennia werd het historische veenkoloniale lint omgeven door gebieden met projectmatige uitbreidingswijken. In 1975 is een reconstructieplan voor het centrum van Klazienaveen opgesteld om de barrièrewerking van het kanaal en de verkeershinder te verminderen.

Naar aanleiding van dat reconstructieplan zijn de langgerekte doorgaande routes verlegd en is de zigzaggende rijbaan gerealiseerd. Hiervoor en voor nieuwe relaties tussen noord en zuid zijn de overkluizingen van het kanaal gebouwd waardoor het kanaal uit het beeld verdween. In die tijd zijn tevens de bedieningshoven aan de achterzijde van de winkels gerealiseerd waardoor extra parkeerruimte is ontstaan aan de voorzijde van de winkels. De realisatie van Het Schip en de reconstructie van de directe omgeving van Het Schip zijn sindsdien de eerste structurele aanpassingen aan het centrum. Het Masterplan voor het centrum is als bijlage toegevoegd.

Zowel de verbindingswegen als het merendeel van de hoofdontsluitingswegen volgen het veenkoloniale kavel-, water- en wegenpatroon. Belangrijkste uitzonderingen zijn licht slingerende hoofdontsluitingswegen Kruiwerk in het zuidoostelijke kwadrant en de Planeet in het noordoosten.

De belangrijkste structuurlijnen zijn het Van Echtenskanaal NZ en Langestraat langs het kanaal. In het centrumgebied is het kanaal gedeeltelijk gedempt.

Dit gebied kent een grote variëteit aan groenstructuren. Na de kruising met het Scholtenskanaal wordt de lineaire structuur met bomenrij(en) aan de kanaalzijde hervat.

De tweede belangrijke structuurlijn is de Dordsedijk. Ten noorden van de kruising met het kanaal wordt de Dordsedijk een parallelweg.

Centrumgebied

De centrumfuncties (detailhandel, dienstverlening en horeca) van Klazienaveen zijn geconcentreerd langs het Van Echtenskanaal. Vooral de zuidzijde is een ononderbroken wand met centrumfuncties die zich uitstrekt van de Dordsebrug tot aan de Roedestraat. De noordzijde heeft ook centrumfuncties maar deze zijn vooral geconcentreerd aan de westkant van het centrum. Hier staan appartementenblokken met detailhandel en diensten op de begane grond. Deze blokken verschillen wat massa en hoogte betreft met de zuidelijke wand waar een bouwhoogte van twee tot drie lagen de standaard is. Ook hier liggen de centrumfuncties op de begane grond met daarboven woningen. Het zwaartepunt van het centrum ligt in het westen.

Achter de bebouwing ten zuiden van het kanaal bevinden zich twee grote ruimten waaraan meerdere voorzieningen liggen. De eerste ruimte is het Marktplein waaraan zich onder andere een middelbare school, een kerk, een bioscoop, een kinderdagverblijf en cafetaria's bevinden. De verbinding tussen dit plein en het centrum is de Van Echtensstraat. Dit is een druk winkelstraatje waar ook wekelijks de markt plaatsvindt. Het andere plein is het Pastoor Middelkoopplein. Hieraan zijn een kerk, een supermarkt en een basisschool gesitueerd. Aan de Brugstraat, Dordsedijk en Mr. Ovingstraat staan vooral woningen met soms afwijkende functies zoals een autogarage en kerk aan de Brugstraat.

Een duidelijk knelpunt van het centrum van Klazienaveen is de beeldvorming. Een gedateerde inrichting en een onsamenhangend straat - en gevelbeeld, in combinatie met achterstallig onderhoud, doen de beleving geen goed. De achterzijden van de winkels worden gebruikt voor de bevoorrading van de winkels en parkeerplekken voor werknemers. De sfeer in deze achterstraten is onherbergzaam. Er staan vuilcontainers en er zijn donkere hoeken en stegen. De doorgangen naar het centrum hebben een vergelijkbare uitstraling. Dit werkt door in het beeld van het centrum.

De sterke ruimtelijke structuur is aangetast. De rechte lijnen die er van oudsher waren, het kanaal en de begeleidende wegen, zijn verstoord. Vooral de verknipte water- en groenstructuur draagt hieraan bij. De wegenstructuur is bij een eerdere reconstructie sterk veranderd. Het kanaal is niet meer als zodanig herkenbaar. Ook de hoogwaardige uitstraling van het Van Echtenskanaal buiten het centrum, is in het centrum niet te ervaren. Een ander kenmerk van het centrum van Klazienaveen zijn de grote afstanden die er afgelegd moeten worden. Trekkers liggen te ver uiteen waardoor het centrum geen eenheid is. De afstand tussen Het Schip en C1000/Lidl is meer dan 800 meter. De inrichting van het centrum is dan ook afgestemd op het autogebruik. De verkeerssituatie is soms onoverzichtelijk en dit leidt tot onveilige situaties. Een ander knelpunt in het centrum is het gemis aan een duidelijke routing. Vergeleken met het grote aanbod aan winkels is het aanbod aan horeca mager. De aanwezige horeca heeft een sterk 'afhaal' karakter. Er zijn weinig verblijfsfuncties zoals restaurants of terrasjes waar men in de zomer kan vertoeven.

Projectgebied Het Schip

Op deze centrumlocatie zijn twee complexen met appartementen met een bijzondere uitstraling gebouwd: De eerste fase 'Het Schip' bevat 30 woonappartementen. Het tweede complex bestaat uit een mix van ongeveer 25 koop- en huurappartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0004.jpg"

Door de voltooiing van Het Schip zal de uitstraling alleen nog maar worden versterkt. Toch is er ook in het oosten een economische pool te herkennen. In het gebied tussen de Pastoor Jongeriusstraat, Langestraat en Roedestraat bevindt zich een aantal supermarkten en bouwmarkten. De afstand tussen de polen is dusdanig groot dat gebruik van de auto bijna noodzakelijk is

3.3 Verkeerstructuur

In deze paragraaf worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied toegelicht. De gemeente Emmen ondersteunt de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Alle wegen zijn gecategoriseerd met als doel om een optimale afstemming te krijgen tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik door de weggebruiker. Er zijn drie categorieën, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Hieraan zijn maximum snelheden gekoppeld. Buiten de bebouwde kom bedragen die resp. 120/100, 80 en 60 km/u; binnen de kom gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen, met resp. 50 en 30 km/u.

Klazienaveen ligt ten zuidoosten van Emmen, en wordt verbonden met de stad via bedrijventerrein Bargermeer en A37. Autosnelweg A37 ligt in oost-west richting juist ten noorden van Klazienaveen.

De aansluitingen op de A37 zijn vormgegeven middels rotondes. De kern wordt in noord-zuid richting doorsneden door de provinciale weg N862. Deze hoofdas kent een maximum snelheid van 50 km/u; in alle woonbuurten, waaronder Van Echtenskanaal NZ geldt 30 km/u.

Parkeren

In het centrum van Klazienaveen is een hoge parkeerdruk, die heeft geleid tot een kort experiment met betaald parkeren. Dit is gestopt; met name winkeliers pleiten voor instelling van een zogenoemde blauwe zone.

Op 26 april 2018 is het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen’ vastgesteld. Zie paragraaf 4.5.

3.4 Huidige situatie omgeving

Op de locatie van het plangebied is een winkelfunctie met bovenwoning gelegen. De sterke ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige samenhang in de ‘gevelwand’ langs de Van Echtenskanaal NZ tegenover Het Schip 1 is aangetast. De rechte lijnen die er van oudsher waren, het kanaal en de begeleidende wegen, zijn verstoord. Initiatiefnemer gaat het winkelpand slopen en de locatie (her)ontwikkelen, zodat het plangebied een meer representatieve invulling geeft aan het centrumgebied van Klazienaveen.

De planontwikkeling omvat een woongebouw met daarin ruimte voor 7 appartementen. Daarnaast voorziet de planontwikkeling in de realisatie van ca. 90 m2 aan een winkelfunctie op de begane grond.

Het pand is in het dorp bekend als het pand van Siekman. Jaren zat daar een dierenspeciaalzaak. Het plangebied ligt aan de noordzijde van het centrum van Klazienaveen, ‘ingeklemd’ tussen 2 woongebouwen met op de begane grond de Hema en kledingwinkel Jitse, Het plangebied is gelegen tegenover het Schip 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0005.jpg"

De huidige ‘achterkant’ is gelegen aan de Evenaar. Via deze weg wordt een groot parkeerterrein ontsloten. Het parkeren voor onder andere de Versmarkt is hier gelegen. Ten aanzien van het plangebied is de voormalige bevoorrading van de winkelfunctie via de achterkant mogelijk. Rondom het plangebied zijn winkelfuncties, met bovengelegen appartementen en zowel aan de voor- als achterzijde zijn parkeerplaatsen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0007.jpg"

Via deze achterkant zal het plangebied en nieuwe woongebouw ontsloten worden en voorzien van parkeerplaatsen op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0008.jpg"

3.5 Algemene planbeschrijving

In Klazienaveen ligt een hoge vraag naar appartementen, met de voorkeur in het centrum. Het aangekochte pand aan het van Echtenskanaal NZ, heeft qua locatie die potentie. Daar het huidige pand opknappen niet het gewenste resultaat heeft, zal er moeten worden gesloopt om ruimte te bieden voor een kleinschalig appartementencomplex met winkel. De huidige bebouwing incl. schuur met asbest zullen dan ook geheel verwijderd gaan worden.

Op de beschikbare kavel zal plaats zijn voor 5 lagen bebouwing, net als het pand rechts. Op de commerciële plint zijn 4 woonlagen gepland. 3 etages met 2 kleine appartementen van ca. 70 – 75 m2. Als laatste etage is 1 penthouse gepland, met aan de voorzijde een ruim balkon, en aan de achterzijde een dakterras.

Het geheel zal een luxueuze uitstraling nastreven en ervoor zorgen dat er een statement wordt gemaakt. Door de aanwezigheid van een lift, biedt dit kansen voor 'levensloopbestendig' wonen. Daarnaast is ieder appartement voorzien van parkeerplaats én ruimte berging op de begane grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0009.jpg"

Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakt van het centrumgebied is de begane grond uitermate geschikt voor de situering van centrumvoorzieningen. Gezien de ontwikkelingen in het centrumgebied is gekozen voor een beperkte ‘commerciële plint’ die alleen aan de Van Echtenskanaal NZ grenst. De winkelfunctie is ca. 90 m2.

Naast en achter deze plint is op de begane grond wonen gerealiseerd en aantal gemeenschappelijke voorzieningen zoals bergruimten. Inpandig in het hoofdgebouw is voorzien in de (gemeenschappelijke) verkeersruimten en bergingen van de woningen. Het woongebouw is vanaf het Van Echtenskanaal NZ toegankelijk.

De bebouwing varieert in bouwhoogte en is maximaal 16 meter. Zowel in horizontale als verticale zin is geleding ‘strak’ aangebracht waardoor een duidelijke begrenzing en wandafwerking ontstaat waardoor de openbare ruimte duidelijk is gedefinieerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0010.jpg"

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie en monumenten

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0011.jpg"

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Volgens het geldend bestemmingsplan is op het plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ van toepassing.

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Voor deze categorieën is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

De gronden in het plangebied zijn door de aanwezige bebouwing reeds verstoord. Daarnaast heeft het project een oppervlakte kleiner dan 1.000 m², waardoor archeologisch onderzoek niet is vereist.

4.1.3 Archeologische monumenten

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.

4.1.4 Cultuurhistorie

4.1.4.1 Monumenten

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

Het plangebied kent geen monumenten.

4.1.5 Conclusie

Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan. Wel blijft de meldingsplicht conform de Erfgoedwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig.

Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) - voorheen Ecologische Hoofdstructuur - is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

In het plangebied zijn geen bomen of houtopstanden aanwezig waarvoor een omgevingsvergunning voor het kappen dient te worden verleend.

4.2.1 Natuurwaarden in het terrein

Ter voorbereiding op de herontwikkeling worden de aanwezige bebouwing gesloopt. Daarvoor wordt een sloopmelding (volgens het Bouwbesluit 2012) ingediend.

Ter voorbereiding op de sloopwerkzaamheden van aanwezige bebouwing in het plangebied zal een ecologische quickscan worden uitgevoerd.

4.3 Fysieke veiligheid

De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

4.3.1 Externe veiligheid

4.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de blauwe ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0012.jpg"

4.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.

4.3.1.3 Buisleidingen, route gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen, geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.

4.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

4.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit project relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

4.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend ruimtelijke onderbouwing komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) que omvang hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van nieuw te realiseren woningen. Van belang is na te gaan welke functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden.

4.4.2.1 Verspreid liggende bedrijven (niet-agrarisch)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten van solitair gelegen inrichtingen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Het plangebied en omliggende gronden zijn bestemd voor Centrum doeleinden. De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor: detailhandel, (overdekt) winkelcentrum, dienstverlening, horecavoorzieningen van categorie 1 tot en met 3, kantoren, parkeervoorzieningen, zowel ondergronds als bovengronds en wonen vanaf de eerste verdieping.

Het plan voorziet in een kleinschalige winkelfunctie op de begane grond en wonen vanaf de eerste verdiepingen. De bestemming en gebruik van gronden in het plangebied zijn passend te beschouwen, waardoor een nadere verantwoording vanuit de "VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009) niet vereist is. Er is sprake van een passende milieuzonering die er niet voor zorgt dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een onverantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd.

Deze bedrijfsactiviteiten zijn zodanig weinig milieubelastend voor de omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De geluidwering van de scheidingsconstructie dient zodanig (conform het Bouwbesluit 2012) uitgevoerd te worden dat de grenswaarden, vanwege de gewenste bedrijfsvoering, niet worden overschreden.

4.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteits-kaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.4.3.1 Bodemonderzoek

Op de locatie Van Echtenskanaal NZ 139 te Klazienaveen is sprake van een bestaand winkelpand, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven. De herontwikkeling in het plangebied vindt op dezelfde plek plaats als de bestaande bebouwing met verblijfsruimten. De voetprint van de nieuwe bebouwing is 26,2 bij 9 meter en vele malen kleiner dan de huidige bebouwing. Het achterterrein wordt ingericht voor parkeren en ontsluiting van het perceel. Een verkennend bodemonderzoek is voor deze herontwikkeling redelijkerwijs niet noodzakelijk.

4.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.4.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen een afstand van 200 meter bevinden zich wegen waarover 50 km/uur gereden mag worden.

De wettelijk maximum toegestane snelheid bedraagt op de Brugstraat ter hoogte van de ontwikkelingslocatie 50 km/uur. Op de Van Echtenskanaal NZ bedraagt de maximum toegestane snelheid 30 km/uur. Het plangebied bevindt zich in de geluidszone van de Brugstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0013.jpg"

Door akoestisch onderzoeksbureau GeluidMeesters is vervolgens een akoestisch onderzoek (wgh) uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 1 gevoegd met de volgende conclusie.

Uit de resultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden. Er zijn vanuit de Wet geluidhinder, ten aanzien van verkeerslawaai, dan ook geen belemmeringen geconstateerd om het woongebouw te realiseren. Er hoeft geen hogere waarde vastgesteld te worden.

De geluidbelasting als gevolg van het verkeer op het Van Echtenskanaal NZ (30 km/uur) is niet aan wettelijke grenswaarden gebonden. Wel dient in het kader van ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd te worden.

Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen wordt geadviseerd de gecumuleerde geluidbelasting als uitgangspunt te hanteren voor het vaststellen van de benodigde geluidwering. Het maximaal toelaatbare binnenniveau bedraagt 33 dB (eis nieuwbouw Bouwbesluit).

Op basis van de resultaten blijkt dat voor de zuidgevel niet met de minimale geluidweringseis van 20 dB uit het Bouwbesluit kan worden voldaan. Voor deze gevel is een geluidwering van ten hoogste (62 - 33 =) 29 dB 1 nodig.

1 Voor de berekening van de geluidwering zal een aanvullend rapport moeten worden opgesteld. Deze aanvullende bouw akoestisch rapportage is een vereiste in het kader van de voorgenomen bouwactiviteit (artikel 2.1 lid 1 van de Wabo).

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van maximaal 7 woningen en een winkelfunctie (GO < 90 m2) blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het project.

4.5 Verkeer en Vervoer

4.5.1 Aanleiding en doel

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte.

Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

De integrale parkeervisie van de gemeente Emmen geeft aan dat ten aanzien van (nieuwbouw)ontwikkelingen de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad is, maar dat daarvan gemotiveerd afgeweken kan worden.

4.5.2 Doorwerking naar het plan

Vanuit de CROW wordt voor 7 woningen, huursegment (gemiddeld/goedkoop) in het centrum van Klazienaveen een parkeernorm gehanteerd van minimaal 5 en maximaal 11 parkeerplaatsen.

Overeenkomstig de gemeentelijke parkeernormering zijn minimaal 5 parkeerplaatsen benodigd voor het bouwplan. Het huidige plan voorziet daar niet in; er is sprake van 7 parkeerplaatsen voor het achtergelegen perceel achter het woongebouw. Echter gezien de doelgroep – particuliere huurappartementen met een oppervlakte variërend van 50 tot 75 m2 BVO - is het aannemelijk dat niet alle bewoners in bezit zullen zijn van een auto. Voor dit project is uitgegaan van 1 auto per appartement. Eventueel kan worden teruggevallen op de naastgelegen parkeerplaats, achter de Versmarkt anders elders in het openbaar (centrum)gebied.

Deze parkeerplaats (achter de Versmarkt) heeft voldoende ruimte om een zeer beperkte parkeervraag vanuit dit deel van het project op te vangen. De bezetting van deze parkeerplaats is overdag gemiddeld en ’s avonds zeer laag. De betreffende parkeerplaats wordt na sluitingstijd van het winkelgebied niet gebruikt.

Ten behoeve van de winkelfunctie (BVO < 90 m2) gelden ook parkeernormen vanuit de landelijke CROW, echter die zijn op eigen terrein niet opgenomen. De huidige winkelfunctie heeft ook geen eigen parkeerplaatsen (op eigen terrein), omdat bezoekers kunnen terugvallen op de nabijgelegen parkeerplaatsen voor de winkel (aan de Van Echtenskanaal NZ) en aan de achterzijde (parkeerplaats Versmarkt).

Het voorgaande, gecombineerd met het feit dat het in alle redelijkheid niet mogelijk is op eigen terrein meer parkeercapaciteit te realiseren, heeft de gemeente doen besluiten in dit geval, zij het in beperkte mate, af te wijken van de CROW parkeernormen. In het parkeerbeleid, vastgelegd in de Integrale Parkeervisie 2017, is de ruimte geboden voor dergelijke maatwerkoplossingen (zie voor de verdere achtergronden paragraaf 2.1.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019151905-V701_0014.jpg"

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Nationaal bestuursakkoord Water

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken.

In 2007 is het NBW geactualiseerd. Nieuwe klimaatscenario's, stedelijke wateropgaven, ruimtelijke doorvertaling, financiering en uitvoering vragen nadere afspraken. Bovendien is het accent in de loop van de jaren verschoven van planvorming naar uitvoering.

Het vertrekpunt voor het NBW-actueel is dat als Nederland leeft met water, het water ook meer ruimte moet krijgen. Nederland zal dus moeten investeren in de waterhuishouding. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten worden ingezet om de wateropgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe de partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren.

Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen.

Specifiek betekent dat voor regionale watersystemen dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater door de waterschappen is aangepakt met een adequaat maatregelenpakket, uitgaande van het principe vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast is voor de waterkwaliteit het NBW-doel om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde te hebben en daarna op orde te houden.

4.6.2 Lokaal bestuursakkoord Water

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

De wateropgave voor het Waterschap Vechtstromen is bepaald op 12.000.000 m3 water. Ongeveer 1.000.000 m3 van deze opgave is de stedelijke wateropgave, voor het overige deel moeten bergingsmogelijkheden worden gevonden in het landelijk gebied. Er is gekozen om de waterberging in het landelijk gebied op vier manieren vorm te geven:

  • 1. Vasthouden in sloten en kanalen; door het verbreden en minder diep maken van sloten wordt water minder snel afgevoerd.
  • 2. Vasthouden in lagergelegen gebieden; doordat deze gebieden van nature natter zijn, lenen deze gebieden zich beter voor natuur dan landbouw. Dergelijke gebieden kunnen worden ingezet om water vast te houden.
  • 3. Vasthouden in beekdalen; de tegenwoordig veelvuldig gekanaliseerde beeklopen krijgen hun natuurlijke, meanderende verloop terug in een bredere bedding, zodat meer water kan worden vastgehouden in het beekdal.
  • 4. Noodberging; omdat het verbeterde watersysteem niet op alle noodsituaties in kan spelen, wordt ruimte gereserveerd voor noodberging, die wordt benut om te hoge waterpeilen te laten zakken.
4.6.3 Waterhuishouding

4.6.3.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Over de afvoer van riolering kan nog het volgende worden aangegeven. Ter plaatse is sprake van een gemengd stelsel. Vanuit de woningen en de winkelfunctie zijn de leidingen gescheiden aangelegd tot op de perceelgrens, daarna worden ze gekoppeld en aangesloten op het bestaande stelsel, richting het gescheiden stelsel. De capaciteit rond 300 zal waarschijnlijk wel voldoende zijn. Ook de bestrating aan de achterzijde (de parkeerplaatsen) worden aangesloten op dit riool.

In de huidige situatie is voor het gehele plangebied verharding aanwezig (gebouwen + bestrating). In figuur 3-3 en 3-4 is dat zichtbaar gemaakt.

In de nieuwe situatie blijft de verharding in het plangebied gelijk, echter met een andere ‘verdeling’ van de verharding. De bebouwing (26,2 x 9 meter) zal in het plangebied afnemen en de bestrating, ten behoeve van het parkeren op eigen terrein, toenemen. Per saldo is er geen sprake van aan toename van verharding en daarmee blijft de ontwikkeling onder de compensatienorm die geldt bij plannen die leiden tot een toename van verharding van meer dan 1.500 m2. Er hoeft geen watercompensatie plaats te vinden.

4.6.4 Wateradvies waterschap

Het waterschap is op de hoogte gesteld van een uitgevoerde watertoets. Het project is digitaal voorgelegd aan het waterschap via de website www.dewatertoets.nl op 20 juni 2019. Op basis hiervan is gebleken dat het plangebied zich bevindt in het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen.

Op basis van deze toets volgt u de korte procedure met standaard waterparagraaf, zie bijlage 2. De waterparagraaf wordt opgenomen in de planvorming van het project.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het project maatschappelijk draagvlak heeft.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de eigenaren van de omliggende panden. Naar aanleiding daarvan is het plan gedeeltelijk aangepast; de voorgevel is nu vanaf de eerste verdieping teruggelegd, zie ook figuur 3.6 in paragraaf 3.5 Algemene planbeschrijving. Het eerste concept voorzag daar nog niet in.

Er bestaan op voorhand geen belemmeringen voor het verlenen van medewerking aan de beschreven ontwikkeling, door het doorlopen van een procedure ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo (‘projectafwijkingsbesluit’).

Een concept omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die periode konden belanghebbenden eventueel hun zienswijze kenbaar maken.

5.3 Economische uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer draagt de kosten voor het bouwplan en daarmee is het project economisch uitvoerbaar.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft in artikel 6.1 aan dat een belanghebbende onder bepaalde voorwaarden en beperkingen recht kan doen gelden op een tegemoetkoming in de schade als gevolg van de bepalingen van een bestemmingsplan, bijvoorbeeld een planwijziging, of een besluit omtrent een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De eventuele planschadekosten komen voor rekening van initiatiefnemer. Hiervoor is een planschadeovereenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente Emmen gesloten.