direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Centrum-Oost, appartementen Buitenweg
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Van Nie Beheer B.V. te Emmen heeft een aanvraag voor een Wabo-omgevingsvergunning gedaan voor het bouwen van 12 appartementen op een perceel op de hoek van de Buitenweg en de Van Schaikweg te Emmen. Deze aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouw en strijdigheid met het bestemmingsplan. Daarom is verzocht om de gewenste nieuwbouw via één omgevingsvergunning, inclusief het deel "afwijking van het bestemmingsplan", te kunnen realiseren.

Het bouwplan betreft het realiseren van een kleinschalig appartementengebouw met 12 appartementen. De aanvraag is genoteerd onder het zaaknummer 2017-122395. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak2017122395--V501.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak)

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op een perceel aan de Buitenweg, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie F, nummer 17239, en een deel van het perceel op de hoek van de Buitenweg en de Van Schaikweg te Emmen, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie F, nummer 10635. Deze beide percelen zijn gelegen ten oosten van het centrumgebied van Emmen (zie figuur 1.1 en 2.1) en worden op dit moment gebruikt als parkeerterrein en groenstrook. Het parkeerterrein grenst aan de monumentale Zuiderkerk. In deze kerk en de bijbehorende pastorie zijn in 2017 door Van Nie Beheer B.V. al 17 appartementen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501_0002.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (gele vlak)

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de directe omgeving waarin het voorliggend plan Emmen, Centrum-Oost, appartementen Buitenweg, NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501 wordt gerealiseerd zijn vooral de thema's Voorzieningen en Wonen van belang.

Met voorliggende omgevingsvergunning wordt wonen mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het thema wonen in het centrum wordt in de structuurvisie gestreefd om de kwaliteit van de diverse woonmilieus te behouden dan wel te versterken en innoveren. Het huidige plan voorziet in een versterking van het stedelijk woonmilieu. Naast de structuurvisie moet rekening gehouden worden met de Woonvisie van de gemeente. In deze Woonvisie wordt aangegeven dat ter vervulling van nieuwe woonbehoeften gekeken moet worden naar inbreiding. Hiervan is in dit geval sprake.

2.2.2 Centrumvisie

De Centrumvisie is op 19 oktober 2017 vastgesteld door de raad. In deze Centrumvisie is de locatie aan de Buitenweg aangemerkt als "groen stedelijk woonmilieu". De bouw van een kleinschalig appartementencomplex past in deze visie.

2.2.3 Bestemmingsplan

Het perceel op de hoek van de Buitenweg en de van Schaikweg is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Emmen, Centrum-Oost", dat op 19 december 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld, en heeft hierin deels de enkelbestemming "Groen" en deels de enkelbestemming "Maatschappelijk-Religie" (zonder bouwvlak). De aangevraagde omgevingsvergunning is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Voorliggende ontwikkeling is niet meegenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan, Centrum-Oost daar dit bestemmingsplan een actualisatie is van de huidige regelingen. Een dergelijke actualisatie van de bestaande regelingen heeft tot gevolg dat het opnemen van volledig nieuwe ontwikkelingen niet passend is. Om die reden wordt middels dit ruimtelijke plan de bouw van het appartementencomplex mogelijk gemaakt.

2.2.4 Algemene verklaring van geen bedenkingen

De Algemene verklaring van geen bedenkingen, vastgesteld op 28 april 2011, voorziet in de bouw van het appartementencomplex. Om die reden is naast de Wabo-omgevingsvergunning voor dit plan geen voorstel tot het nemen van een individuele algemene verklaring van geen bedenkingen voorbereid.

2.2.5 Duurzaamheidsladder

Omdat sprake is van meer dan 11 appartementen is door de initiatiefnemer een analyse opgesteld ten behoeve van de duurzaamheidsladder. Deze analyse is opgenomen in bijlage 1. De conclusie is, dat het woningbouwplan voldoet aan de Ladder van duurzame verstedelijking. Het plan voorziet in een kwalitatieve behoefte en zal na het deprogrammeren van de harde plancapaciteit ook voorzien in een kwantitatieve behoefte. Deze behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied.

2.2.6 Conclusie

De aanvraag voor de bouw van het kleinschalige appartementencomplex met 12 appartementen past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef", de Woonvisie en de Centrumvisie. Door het plan zal het stedelijke woonmilieu in diversiteit versterkt worden.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het te realiseren appartementencomplex is volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen gelegen in een gebied met middelhoge of hoge archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501_0003.png"

Figuur 3.1: Waarde - archeologie 3 en 4: Gebieden met hoge of middelhoge archeologische waarden

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. In Emmen zijn dit globaal het gedeelte op de Hondsrug, de beekdalen en de delen van het veengebied die niet tot in de ondergrond zijn ontgonnen.

Voor deze categorieën is een minimumoppervlakte voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld. Ondanks de archeologisch verwachtingen is het niet nodig om voor deze nieuwbouw een archeologisch onderzoek uit te laten voeren, omdat de verstoorde oppervlakte ruim onder de 1000 m2 blijft.

3.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) - voorheen Ecologische Hoofdstructuur - is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

3.2.1 Natuurwaarden in of nabij het plangebied

Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied of een gebied dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland.

3.2.2 Onderzoek en conclusie

Ter plaatse is sprake van een geringe bouwkundige ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Daar waar gebouwd gaat worden is sprake van grasland. Ten behoeve van het project wordt het gras aangetast. Er zijn geen significant nadelige effecten op ecologische waarden te verwachten.

Tenslotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Milieu

3.3.1 Vormvrije m.e.r.

Ten behoeve van voorliggend bouwplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 2). Uit deze effectbeoordeling blijkt, dat er geen significant negatieve milieueffecten te verwachten zijn bij uitvoering van de voorgenomen activiteit. De algehele conclusie is dan ook dat voor de gekozen Wabo-procedure geen m.e.r.-plicht geldt en er dus geen milieueffectenrapportage hoeft te worden opgesteld.

3.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

De bouwaanvraag betreft het realiseren van een appartementengebouw met 12 appartementen in twee lagen. Om die reden is een bodemonderzoek uitgevoerd door LievenseCSO Milieu B.V. te Leeuwarden. Naar aanleiding van dit onderzoek is een rapport opgesteld, datum 6 juli 2017, kenmerk R1NK17F304 (zie bijlage 3).

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen die kunnen duiden op het voorkomen van een bodemverontreiniging;
  • tijdens een eerder uitgevoerd bodemonderzoek op een belendend perceel bevond de grondwaterspiegel zich dieper dan 5,5 m -mv en conform de NEN 5740 zijn geen peilbuizen geplaatst. Het grondwater is derhalve niet onderzocht;
  • in het mengmonster van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink en PAK aangetoond. In het mengmonster van de ondergrond zijn voor geen enkele van de onderzochte parameters gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten.

Uit het voorgaande blijkt dat de hypothese "niet verdacht" voor het terrein formeel dient te worden verworpen. De gemeten overschrijdingen van de achtergrondwaarde zijn echter dermate gering dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen voor de geplande ontwikkeling. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

3.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.3.3.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Op de locatie langs de Buitenweg/Van Schaikweg wordt een kleinschalig appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. Deze locatie ligt binnen de geluidzone van de Van Schaikweg, Ermerweg/Dordsestraat, Wilhelminastraat en de Hondsrugweg (zie figuur 3.2). Daarnaast ligt de locatie binnen de geluidzone van de spoorlijn Emmen-Zwolle en binnen de zone van het industrieterrein Bargermeer. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh noodzakelijk. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening de niet gezoneerde Buitenweg meegenomen in het onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501_0004.png"

Figuur 3.2: Ligging plangebied t.o.v. omliggende (spoor)wegverkeerbronnen

3.3.3.2 Bevindingen

Door Rho Adviseurs is een akoestisch onderzoek opgesteld d.d. 5 maart 2018 met als kenmerk 2017.18.20 (zie bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

Railverkeerslawaai 

Als gevolg van de spoorlijn Emmen-Zwolle wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) voor geen van de toetspunten overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 41 dB(A).

Wegverkeerslawaai 

Als gevolg van het wegverkeer op de Van Schaikweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 db(A) overschreden voor alle 12 appartementen. De geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder maximaal 54 dB(A). Voor de overige onderzochte wegen is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

Industrielawaai

Aan de voorkeursgrenswaarde wordt op de west-, zuid- en oostgevel niet voldaan, maar de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) wordt niet overschreden.

3.3.3.3 Conclusie en advies

In het onderzoek wordt aangegeven, dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen niet mogelijk/wenselijk zijn. Dit is een gevolg van de ligging van het gebouw ten oosten van het centrumgebied van Emmen. Geluidswallen en schermen zijn op deze locatie uit ruimtelijk oogpunt niet verantwoord. Het gevolg is dat voor de 12 appartementen hogere waarden moeten worden vastgesteld.

Uit de rekenresultaten voor de gecumuleerde geluidbelasting blijkt, dat bij 3 toetspunten sprake is van een goede akoestische kwaliteit, bij 9 toetspunten van een redelijke kwaliteit, bij 24 toetspunten van een matige kwaliteit en bij 3 toetspunten van een slechte kwaliteit. De hoogst berekende waarde bedraagt 61 dB (A). Deze waarde wordt acceptabel geacht in een drukke stedelijke omgeving. De procedure tot hogere grenswaarde is gelijktijdig met deze vergunningsprocedure gevoerd. In de bijlage 5 is het ontwerpbesluit hogere grenswaarde opgenomen.

3.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning.

3.3.5 Externe veiligheid

Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat in de directe omgeving van de locatie waarop het appartementengebouw moeten worden gerealiseerd geen risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op deze locatie. De locatie ligt wel in de nabijheid van het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De locatie ligt op circa 185 meter vanaf de spoorlijn. Gezien het aantal transporten gevaarlijke stoffen en de soort gevaarlijke stoffen wordt er op deze afstand geen groepsrisico (GR) berekend. Wanneer er geen GR wordt berekend is er geen sprake van een toename van het GR en is een verantwoording van het GR niet noodzakelijk.

3.4 Waterparagraaf

3.4.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed. In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Buitenweg is ingericht en of er fysieke omstandigheden voor het gebied of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.4.2 Ligging plangebied

Het perceel aan de Buitenweg is gelegen ten oosten van het centrumgebied van Emmen. Het terrein is op dit moment ingericht als parkeerterrein en groenstrook. Het bouwplan betreft het realiseren van een kleinschalig appartementencomplex met 12 appartementen. Door de bouw neemt het verhard oppervlak toe met ca 380 m2. Het ter plekke reeds aanwezige parkeerterrein aan de achterzijde van de kerk wordt niet uitgebreid.

3.4.3 Waterhuishouding

Het perceel ligt in het deelstroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van het waterschap en in het waterplan van de gemeente Emmen. Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe, maar blijft onder de 1500 m2. Het te realiseren appartementencomplex wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel met gesloten buis.

3.4.4 Afvoer van water

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap Vechtstromen is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht. Probleem dat optreedt bij diverse initiatieven, is dat een deel van het gebied in een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Infiltreren is daarom niet altijd toegestaan. Vanwege de grote hoeveelheid verharding in het centrum en de beperkte mogelijkheden om water in het plangebied te bergen wordt een robuuste bergingsvoorziening als het meest kansrijk gezien voor de kern Emmen tezamen met waterafvoer voor de wijken Angelslo, Bargermeer-Noord, Nieuw-Dordrecht, een deel van Barger-Oosterveld en de gehele Werkas Emmen.

3.4.5 Wateradvies waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Vooraf is geen contact geweest met het waterschap Vechtstromen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Door de toenemende ontkerkelijking zijn er in de afgelopen jaren veel kerken leeg komen te staan. Dit geldt ook voor de monumentale Zuiderkerk aan de Wilhelminastraat in Emmen. In 2017 zijn in deze kerk en de bijbehorende pastorie 17 appartementen gerealiseerd. Met de ontwikkelaar zijn toen afspraken gemaakt over een tweede fase in de vorm van een kleinschalig appartementengebouw grenzend aan het achtergelegen parkeerterrein.

4.2 Bouwplan

Het bouwplan betreft het realiseren van een kleinschalig appartementengebouw met 12 appartementen (zie figuur 4,1) grenzend aan het achter de Zuiderkerk gelegen parkeerterrein. Ten behoeve van het bouwplan dient een deel van het naastgelegen plantsoen te worden aangekocht. In de kelder van het gebouw komen bergingen. Het omliggende terrein wordt voorzien van voldoende parkeergelegenheid en een fietsenstalling. Het gebruikte materiaal komt overeen met het aan de overzijde van de weg gelegen complex huurwoningen van Lefier, dat enige jaren geleden is gerealiseerd in het kader van Europan 10, een architectuurprijsvraag voor jonge architecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2017122395-V501_0005.png"

Figuur 4.1: Artist impression nieuwbouw appartementengebouw

In bijlagen 6 en 7 zijn gevelbeelden en de situatieschets van dit appartementengebouw opgenomen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerp-besluiten is op 12 juli 2018 gepubliceerd in de Emmen.nu en de Staatscourant.

De ontwerp-omgevingsvergunning en het ontwerp-besluit hogere grenswaarden hebben met ingang van 13 juli 2018 zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend.

Bij de inpassing van het appartementengebouw dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig, landschappelijk en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het landschappelijke dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken. De aanvraag is in strijd met het vigerende bestemmingsplan "Emmen, Centrum-Oost". Daarom is een aanvraag gedaan tot een Wabo-omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning, Van Nie Beheer B.V. te Emmen. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.