direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Erica, zonnethermiepark aan Warmoesweg 4-6
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatief

Ten zuidwesten van het dorp Erica ligt een glastuinbouwgebied. Door dit gebied loopt de Warmoesweg waaraan het bedrijf Van Winden Erica B.V. is gevestigd. Dit bedrijf is een toonaangevende pot- en perkplantenkwekerij. De planten worden op duurzame wijze geteeld.

Van Winden Erica B.V. is van plan om, ten behoeve van de verwarming van de kassen, deels gebruik te maken van zogenaamde grondgebonden thermie-zonnepanelen (zonnecollectoren) waarbij water wordt opgewarmd ten behoeve van de verwarming van de kassen en zo het gasverbruik te kunnen reduceren.

De gronden waar de zonnecollectoren zijn gepland is eigendom van Van Winden Erica B.V. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Emmen, sectie AG, perceelnummers 1551 en 1552 (beiden gedeeltelijk).

De aanvraag is genoteerd onder Zaak-191239-2019. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging projectgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

(Inter)nationale energiedoelstellingen

De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening betekent een forse inspanning. Nederland heeft voor wat betreft de doelstelling op het gebied van duurzame energie aansluiting gezocht bij de taakstelling die in Europees verband is geformuleerd. Deze EU-taakstelling voor duurzame energie bedraagt voor Nederland 14% van het energiegebruik in 2020.

De Nederlandse regering heeft met het Nationaal Energieakkoord de Europese taakstelling voor Nederland verhoogd naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen. Voor de overheid is zonne-energie, naast andere vormen van duurzame energie, van belang om aan deze doelstelling te kunnen voldoen.

Energiebeleid gemeente Emmen

Op 26 april 2012 heeft de raad van de gemeente Emmen de Energienota Gemeente Emmen vastgesteld. In aansluiting op (inter)nationale doelstellingen wordt in deze nota gestreefd naar een CO2 neutraal Emmen in 2050. Emmen is CO2 neutraal als het energieverbruik volledig bestaat uit duurzame energie. Zonne-energie is een van de pijlers onder dit beleid. Dit is onder meer nader uitgewerkt in het "Energieprogramma 2012-2015, Werken aan groene groei" waarin de mogelijkheden voor zonneakkers worden besproken. In de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers (vastgesteld d.d. 17 december 2015) komen geschikte locaties voor zonneakkers aan bod. In het volgende hoofdstuk wordt nader op dit gemeentelijk beleid ingegaan.

1.2 Procedure

Huidig planologisch regime

Het projectgebied bevindt zich aan het Warmoesweg in Erica (hierna: 'projectgebied'). Dit projectgebied maakt deel uit van de beheersverordening 'Erica, Glastuinbouwgebied' (vastgesteld 31-01-2013) en is bestemd als 'Bestaand gebied' en als 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen de geldende juridisch-planologische kaders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede beheerverordening Erica, Glastuinbouwgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Omgevingsvergunning

Door de gemeente is aangegeven, op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo, medewerking te kunnen verlenen aan de realisatie van het zonnepark. Dit houdt in dat een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan aangevraagd dient te worden. Ten behoeve daarvan moet gemotiveerd worden dat met de afwijking sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hier in. Gelijktijdig met de vaststelling van de 'Structuurvisie Emmen, zonneakkers' is door de gemeenteraad een algemene 'verklaring van geen bedenkingen' afgegeven.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de omgevingsonderzoeken, met name op het gebied van natuur en milieu. Hoofdstuk 4 laat zien waarom voor het projectgebied is gekozen, wat de kenmerken van dit gebied zijn en hoe deze wordt ingericht. In de laatste twee hoofdstukken komen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 2,0 hectare en bestaat uit de percelen kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AG, perceelnummers 1551 en 1552 (beiden gedeeltelijk). Het projectgebied wordt begrensd door glastuinbouwbedrijven aan de noord- en oostzijde, door bedrijfswoningen aan de Warmoesweg aan de zuidzijde en een braakliggend terrein aan de westzijde.

Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0003.png"

Figuur 2.1 Globale begrenzing projectgebied zonnepark (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen, zijn - voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het ver-sterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is "ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening energietransitie". Het bieden van ruimte voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa) is volgens het SVIR een taak van provincies en gemeenten. Het SVIR beperkt zich in dit opzicht enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Een tweede nationaal belang uit het SVIR dat hier genoemd moet worden is "een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In beginsel vallen windparken of zonnevelden als voorzieningen voor het opwekken van energie niet onder de definitie van stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op deze omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

Energieakkoord

In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een perspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5%;
  • 100 petajoule energiebesparing in 2020;
  • een toename van het aandeel duurzame energie naar 14% van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16% in 2023;
  • het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector.

Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepark zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraagt het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De missie uit de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van het beleid. De provincie wil ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In het beleid zijn zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Waar geen dominant systeem aanwijsbaar is, wordt gesproken over ‘multifunctionele gebieden’.


COMBINATIEMODEL

Het doel is om functies, kwaliteiten en strategische opgaven met elkaar te combineren. In het combinatiemodel is er sprake van een gelaagde aanpak. De basis wordt gevormd door de kernkwaliteiten. Daarop liggen de robuuste systemen, waarin de strategische opgaven voor 2030 landen. De combinatie van opgaven en robuuste systemen binnen de context van de Drentse identiteit geeft invulling aan de visie van een bruisend Drenthe.


PRODUCTIE HERNIEUWBARE ENERGIE

Om in 2050 energieneutraal te kunnen zijn, moet er in Drenthe in 2030 40% hernieuwbare energie worden geproduceerd. Dat komt naar inschatting overeen met de productie van 20 Petajoule hernieuwbare energie. Er wordt gestreefd naar een mix van energie uit wind, zon, biomassa, en bodemenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0004.png"

Figuur 2.2 Combinatiemodel Omgevingsvisie Drenthe 2018

Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 3 oktober 2018 vastgesteld.

In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is opgenomen dat in een ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie. Verder maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat:

  • dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen;
  • geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.


Afweging

KERNKWALITEITEN

Voor het projectgebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang: aardkundige waarden, archeologie en landschap. Gezien aard, omvang en locatie van projectgebied worden de kernkwaliteiten niet aangetast.


ROBUUSTE SYSTEMEN

Ten aanzien van de robuuste systemen is met name de sociaal-economische strcutuur relevant. Het streven is dat al het in Drenthe beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut voor de productie van zonne-energie. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond ‘Ja, mits’-benadering genhanteerd.

Voor grondgebonden opstellingen worden de voorwaarden gehanteerd dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meewegen. De provincie is ervan overtuigd dat er met deze voorwaarden voldoende ruimte in Drenthe gevonden kan worden om met zonne-energie wezenlijk bij te dragen aan de energiedoelstelling.

Voorbeeld van de combinatie met andere functies of het behalen van meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen:

In de omgevingsvisie is opgenomen dat de provincie inzet op duurzame energievoorziening en CO2-reductie. De inpassing in het landschap van ruimtelijke ontwikkelingen behorende bij de energietransitie vraagt om een zorgvuldige benadering. Met de realisatie van zonne-akkers worden installaties aan het landschap toegevoegd. De locatie specifieke aspecten (waaronder de mate van openheid) en het omliggend gebied vormen de ruimtelijk-fysieke context voor een zonne-akker. Deze locatie specifieke aspecten dienen te worden betrokken bij de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. De vorm, dichtheid en hoogte van de opstelling, de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en aandacht voor het ontwerp van de randen vragen daarin specifieke aandacht.

Het projectgebied ligt in een glastuinbouwgebied buiten bestaand stedelijk gebied. Het gebied grenst aan kassen en aan de lintbebouwing aan de Peelstraat. Het betreft geen open gebied. Het glastuinbouwgebied Erica wordt gezien als tuinbouwconcentratiegebied en is bestemd voor bedrijvigheid met veel glasoppervlakte. De tuinbouw bevindt zich in een transitiefase mede als gevolg van de economische neergang. Het plaatsen van grondgebonden zonnepanelen levert duurzame en goedkope energie voor verwarming van kassen en levert inkomsten op in moeilijke tijden. Zonne-energie levert een bijdrage aan de CO2-reductie. Zonneakkers hebben bovendien een functie in het tegengaan van verpaupering en verrommeling op de bouwpercelen. Het geheel wordt ruimtelijk goed ingepast (zie ook Hoofdstuk 4).


VISIE

Ten aanzien van duurzame energievoorziening is de ambitie een betrouwbare en betaalbare energievoorziening, met een beperkte uitstoot van broeikasgassen. Gestreefd wordt naar een duurzame energiehuishouding in 2050. Dit vraagt om een overgang van het gebruik van fossiele energie naar hernieuwbare energie. Van provinciaal belang is het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie, onder andere door het bieden van voldoende mogelijkheden voor initiatieven voor energieopwekking.

Zoals hierboven beschreven sluit dit project aan op deze ambitie. De realisatie van het zonnepark past daarmee binnen het provinciale omgevingsbeleid.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Emmen 2020

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef (dd. 24-09-2009) bevat een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020. Leidend daarvoor zijn de thema's landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Onderdeel van het thema duurzaamheid is de zoektocht naar en benutten van (ver)nieuw(bare) vormen van energie. Hier liggen volgens de structuurvisie kansen voor de industrie en land- en tuinbouwsector.

Structuurvisie Erica Glastuinbouwgebied 2012-2017

Met de Structuurvisie Erica Glastuinbouwgebied geeft de gemeente Emmen aan wat haar visie is op het glastuinbouwgebied Erica. Met deze visie wil de gemeente duidelijkheid bieden naar de ondernemers van het gebied. Zodat zij medewerking kunnen verlenen aan het ondersteunen van marktinitiatieven om een kwaliteitsverbetering van het gebied te stimuleren. De visie is bedoeld om vernieuwende ontwikkelingen te stimuleren.

In de visie wordt ook specifiek op zonne-energie ingegaan. Er wordt aangegeven dat in het glastuinbouwgebied bedrijven zijn gevestigd met veel energiebehoefte maar ook kansen biedt aan duurzame energieopwekkers. Het tuinbouwgebied leent zich dan ook goed voor het plaatsen van zonnepanelen op de kassen, bedrijfsgebouwen of onbebouwde percelen ten behoeve van het eigen tuinbouwbedrijf.

Energienota

De Energienota gemeente Emmen, Energie voor groene groei (26 april 2012) biedt het kader waarbinnen de gemeente handelt op het gebied van energie, met als doel reductie van CO2 uitstoot. Het streven is een vermindering van de CO2 uitstoot in 2025 met 50% van de huidige uitstoot (peiljaar 2012) en een CO2 neutraal Emmen in 2050. Daarbij kiest de gemeente o.a. voor:

  • 1. Energiebesparing, met name in de gebouwde omgeving en haar eigen gebouwen.
  • 2. Verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer door betere benutting van de beschikbare restwarmte in Emmen door de ontwikkeling van warmtenetten.
  • 3. De ontwikkeling van 60 MW windenergie. De windenergieopgave maakt onderdeel uit van integrale gebiedsontwikkeling waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar nieuwe vormen van eigendom en beheer.
  • 4. Geothermie. De ondergrond biedt goede mogelijkheden. Bovendien is een koppeling met de glastuinbouw mogelijk.
  • 5. Het benutten van zonne-energie.

Deze keuzes zijn uitgewerkt in deel 2 van de Energienota: “Werken aan groene groei”.

Structuurvisie Emmen, Zonneakkers

Doel van de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers (dd. 17 december 2015) is het faciliteren van initiatieven om duurzame energie via zonneakkers op te wekken. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar en onder welke voorwaarden binnen de gemeente zonneakkers aangelegd mogen worden. Dit heeft geleid tot de volgende criteria:

  • ruimtelijke inpasbaarheid: een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaand dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten;
  • maatschappelijk draagvlak vanuit het gebied;
  • energie afzet;
  • na 20 tot 25 jaar onderliggende bestemming;
  • goede ruimtelijke ordening.

Aan de hand van de criteria zijn verschillende locaties en categorieën aangewezen, waar meegewerkt kan worden aan zonneparken.

De gemeente wil medewerking geven aan het plaatsen van grondgebonden zonnepanelen in de tuinbouwconcentratiegebieden van Erica en Klazienaveen.

De tuinbouw bevindt zich in een transitiefase mede als gevolg van de economische neergang. Tuinders breken kassen af en oriënteren zich deels op nieuwe tuinbouwproducten. Het plaatsen van grondgebonden zonnepanelen levert duurzame en goedkope energie voor verwarming van kassen en levert inkomsten op in moeilijke tijden. Zonne-energie levert een bijdrage aan de C02 reductie. Zonneakkers hebben bovendien een functie in het tegengaan van verpaupering en verrommeling op de bouwpercelen. In economisch moeilijke tijden biedt een zonneakker een functionele invulling van een braakliggend terrein die nu om economische redenen niet tot ontwikkeling kan worden gebracht.

Voor zonneparken in de tuinbouwconcentratiegebieden gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. locaties opgenomen in de visiekaart behorende bij deze structuurvisie;
  • 2. een goede ruimtelijke inpasbaarheid;
  • 3. de energieafzet moet aantoonbaar in meerdere mate (50%) ten gunste komen van de eigen bedrijfsvoering van één of meerdere bedrijven gezamenlijk in de tuinbouwgebieden.


Ad. 1.

De locatie van het plangebied is gelegen in één van de locaties opgenomen in de visiekaart behorende bij de structuurvisie. Dit is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0005.png"

Figuur 2.3 Uitsnede visiekaart met projectgebied (zwarte rechthoek)


Ad. 2.

In paragraaf 4.3 van deze ruimtelijke onderbouwing is beschreven dat er sprake is van een ruimtelijk goede inpasbaarheid.


Ad. 3.

De energieafzet, wat in dit geval warmte is, komt voor 100% ten gunste van de eigen bedrijfsvoering van het tuinbouwbedrijf. De zonneakker vormt in die zin onderdeel van de bedrijfsvoering.

De locatie is inpasbaar binnen de structuurvisie Emmen Zonneakkers.

Huidig planologisch regime

Zoals aangegeven in de inleiding (paragraaf 1.2) wordt het huidig planologisch regime gevormd door de beheersverordening 'Erica, Glastuinbouwgebied' (vastgesteld 31-01-2013). Het projectgebied is bestemd als 'Bestaand gebied' en als 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen de geldende juridisch-planologische kaders.

Concrete projecten op dit gebied moeten daarom de uitgebreide Wabo-procedure doorlopen (zie paragraaf 1.2).

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 M.e.r.-beoordeling

Wettelijk kader

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Afweging

Het plan maakt een, tijdelijke, functiewijziging naar een zonnepark mogelijk. Deze activiteit komt niet voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het project geen significante effecten op de omgeving heeft.

3.2 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Afweging archeologie

De gemeente Emmen hanteert de Beleidsnota archeologie 2013-2018 en de Archeologische beleidsadvieskaart (dd. 30 mei 2013). Uit de beleidsadvieskaart blijkt er voor het projectgebied sprake is van een lage verwachting. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0007.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart

Afweging cultuurhistorie

Er staan geen monumentale panden in het projectgebied. Het gebied heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Het zonnepark wordt ingepast binnen de bestaande verkaveling. Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

3.3 Ecologie

Wettelijk kader

Om de uitvoerbaarheid van het project te toetsen, is een quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd door Blom Ecologie (bijlage 1). Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Soortenbescherming

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geen essentiële betekenis voor beschermde soorten heeft. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels.

De werkzaamheden leiden niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en overwinterende poelkikkers. Voor deze soorten dienen maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. In het rapport zijn deze maatregelen nader toegelicht. Ten aanzien van de poelkikker dienen de werkzaamheden in de zomer te worden uitgevoerd. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wet Natuurbescherming, andere soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkelingen (vrijstellingsbesluit).

Gebiedsbescherming 

Het projectgebied ligt niet in of grenst niet aan een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft Bargerveen dat is gelegen op circa 4,6 km afstand ten zuidoosten van het projectgebied. Het projectgebied ligt verder niet op en grenst niet aan gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland. Op ongeveer 1,3 kilometer ten zuiden van het projectgebied ligt het dichtstbijzijnde NNN-gebied. Het projectgebied heeft geen belangrijke ecologische relatie met de beschermde gebieden.

Gezien de aard van de ontwikkelingen, de terreinomstandigheden en de ligging van het projectgebied, zijn met betrekking tot de voorgenomen plannen geen negatieve effecten op in het kader van de Wet natuurbescherming en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid beschermde gebieden te verwachten.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat er als gevolg van de beoogde plannen geen negatieve effecten te verwachten zijn op in het kader van de Wnb beschermde soorten. Het doen van nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op de Wnb is in deze situatie niet aan de orde. In verband met de soortbescherming van de Wnb is het wel nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en overwinterende poelkikkers.

Dit zijn de te treffen maatregelen tijdens de aanlegfase:

  • Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (zorgplicht).
  • Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
  • Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans de bieden in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
  • De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur minimaal verlichten en hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen en de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).
  • Voorafgaand aan de werkzaamheden dient het terrein ongeschikt te blijven voor weidevogels door veelvuldig maaien.
  • De werkzaamheden uitvoeren buiten de overwinteringsperiode van de poelkikker (d.w.z. uitvoeren in de periode 15 april - 15 oktober).

Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming (Wnb en provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) is niet nodig. Een vergunning van de Wnb voor beschermde gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

3.4 Verkeer

Wettelijk kader en afweging

Het zonnepark wordt ontsloten op de Warmoesweg. Na opening wordt het park incidenteel bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Voor zover er al sprake is van een verkeersaantrekkende werking is deze beperkt en valt deze weg in de bestaande verkeersbewegingen in het gebied.

Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. In het projectgebied is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor het eerdergenoemde incidentele bezoek. Het project voorziet in de benodigde parkeerbehoefte.

3.5 Milieu

3.5.1 Bodem

Wettelijk kader

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het projectgebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het projectgebied voor de voorgenomen functie.

Afweging

Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. Volgens het Bodemloket (bodemloket.nl) is voor beide percelen aangegeven dat er een aanvullend oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd naar de aard en ernst van een (mogelijke) verontreiniging. Omdat er geen sprake is van een toekomstige functie waar voortdurend of nagenoeg voortdurend (meer dan 2 uur per (werk)dag) mensen verblijven en omdat de aanleg van het zonnepark geen bodembedreigende activiteit vormt, is in eerste instantie geen aanvullend bodemonderzoek nodig.

De kwaliteit van de bodem staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.

3.5.2 Geluid

Wettelijk kader

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Afweging

Een zonnepark is geen geluidgevoelig object. Akoestisch onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk. Een zonnepark wordt aangemerkt als een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit. Er moet worden voldaan aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit (zie verder paragraaf 3.5.5). Omdat het zonnepark water verwarmd en deze warmte direct toepast (en dus om zet naar elektriciteit), worden geen omvormers gebruikt. Wel is sprake van gebruik van een pomp, maar omdat deze in een bedrijfsgebouw wordt geplaatst zal de geluidproductie nihil zijn en voldoen aan de geluidsvoorschriften.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het voornemen.

3.5.3 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Afweging

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); er zijn geen personen aanwezig. Het zonnepark is geen inrichting als bedoeld in het Bevi.

Uit de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat op een afstand van circa 200 m een aardgasleiding is gelegen ten noordoosten van het projectgebied. Het projectgebied ligt niet binnen risicoafstanden van de leiding. In of nabij (< 500 m) het projectgebied zijn verder geen risicovolle inrichtingen, transportassen (spoor, weg, water) of transportleidingen aanwezig.

Doordat het aantal personen binnen het projectgebied niet toeneemt, zijn er geen effecten op de externe veiligheidssituatie. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde en kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.

3.5.4 Lucht

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Afweging

Op grond van de nibm-tool (versie 2017) is een project pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 900 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). Het project betreft de realisatie van een zonnepark. Tijdens de aanleg zal er tijdelijk sprake zijn van een relatief grote toename van het aantal verkeersbewegingen. Na de opening van het park loopt dit aantal naar verwachting weer fors terug.

In beide perioden zal het aantal verkeersbewegingen zeer ruim onder het genoemde aantal van 900 per dag blijven. Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% (ook in combinatie met de lage achtergrondconcentraties van de omgeving) en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het project.

3.5.5 Milieuzonering

Wettelijk kader

Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Afweging

Het projectgebied heeft nu een bestemming voor glastuinbouw. Het project maakt geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk die een grotere bescherming dan ten opzichte van die functie noodzakelijk maken.

Zonneparken zijn niet opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor de enigszins vergelijkbare functie 'elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorbedrijven' geldt voor bedrijven van 10 MVA (milieucategorie 2) een grootste richtafstand van 30 meter, voor het aspect geluid. In de huidige situatie is in het projectgebied glastuinbouw toegestaan dat ook onder milieucategorie 2 valt.

De technische installaties bij het zonnepark worden geplaatst in een bestaand bedrijfsgebouw bij de bedrijfswoning aan de Warmoesweg 6. Deze bedrijfswoning hoort bij het bedrijf Van Winden Erica B.V. en hoeft daarom niet meegenomen te worden in de toetsing van milieuzonering. De woning die het dichtstbij het bedrijfsgebouw is gelegen is de woning aan de Warmoesweg 4. Deze woning ligt op een afstand van circa 40 m. Aan de richtafstand van 30 m wordt voldaan.

Het project vormt daarmee geen extra belemmering voor de omliggende milieugevoelige functies. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het project.

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Watertoets

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een verslag te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het project voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Het projectgebied valt in het werkgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterschap is op 1 juli 2019 geïnformeerd over het project door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een standaard wateradvies afgeeft in de vorm van een standaard waterparagraaf. In bijlage 2 zijn de resultaten van de watertoets bijgevoegd.

Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets in het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, als er met de opmerkingen van het waterschap rekening wordt gehouden tijdens de verdere uitwerking van het plan. Hieronder volgt een weergave van de aandachtspunten die het waterschap in de standaard waterparagraaf heeft opgenomen en de uitwerking ervan in het plan.

3.6.2 Maatregelen project

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Vanwege de plaatsing van de zonnecollecten zal de opname van hemelwater in het gebied wel veranderen. Echter, omdat tussen de collectoren circa 2 meter ruimte wordt aangehouden en de ondergrond onverhard blijft, zijn maatregelen voor opname van hemelwater niet nodig. Er worden geen materialen gebruikt die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen.

Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan is geen sprake van afvalwater. Het water dat wordt opgewarmd bevindt zich in een gesloten systeem. Het water wordt rondgepompt waardoor geen lozing van water plaatsvindt. Hemelwater wordt geïnfiltreerd.

Aanleghoogte van de bebouwing

Standaard advies van het waterschap bij realisatie van bebouwing is om voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) een ontwateringsdiepte aan te houden van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot.

Omdat de zonnepanelen worden geplaatst op draagsystemen ruim boven het maaiveld bestaat er geen risico op grondwateroverlast.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

4.1 Locatiekeuze

Achtergronden

Tot op heden wordt zonne-energie hoofdzakelijk toegepast bij kleinverbruikers binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij particulieren. Het totale aandeel van zonne-energie bedraagt momenteel ongeveer 0,3% van de totale elektriciteitsproductie in Nederland. Het betreft hoofdzakelijk zonnepanelen op daken waarbij de geproduceerde elektriciteit vooral voor eigen gebruik wordt benut. Het surplus wordt aan het netwerk geleverd. Het op grootschalig wijze opwekken van zonne-energie, dat wil zeggen het opwekken van zonne-energie door middel van zonnecellen in een opstelling van 1 hectare (ha) of meer wordt in Nederland steeds gangbaarder. Dit is onder andere het gevolg van de technologische ontwikkeling op het gebied van zonne-energie. Ieder jaar weer worden nieuwe innovaties waardoor bijvoorbeeld de efficiency van zonnecellen continue verbetert. Ook het subsidieregime speelt daarin een belangrijke rol. Dit leidt er toe dat de ontwikkeling van grootschalige zonneparken meer en meer rendabel wordt.
Het grootschalig opwekken van zonne-energie heeft voordelen ten opzichte van het decentraal en kleinschalig opwekken van zonne-energie zoals dat nu in Nederland nog veel gebeurt, namelijk:

  • Grootschalig opwekken levert een belangrijk efficiencyvoordeel, zowel qua opwekkingswijze als transport. Een groot zonnepark levert een grotere jaarproductie aan elektriciteit dan op een groter aantal kleinere parken. Hierdoor kan op een hoger spanningsniveau de elektriciteit worden aangeboden op het landelijke hoogspanningsnetwerk waardoor minder transportverlies optreedt.
  • Lang niet al het dakoppervlak in Nederland is op dit moment geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Om momenteel op een economische rendabele wijze zonne-energie op te wekken, moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Slechts een deel van het bestaande Nederlandse dakoppervlak voldoet aan deze randvoorwaarden. Daarom zijn ook andere locaties nodig om optimaal van zonne-energie in Nederland gebruik te kunnen maken.

Locatiecriteria

Een locatie voor het op grootschalige wijze opwekken van zonne-energie moet aan een groot aantal criteria voldoen. Deze criteria volgen hoofdzakelijk uit de technische en fysieke factoren die met het opwekken van zonne-energie samenhangen. Uiteraard moet ook aandacht worden besteed aan duurzaam ruimtegebruik. Hieronder worden de belangrijkste criteria kort beschreven.

ZONAANBOD
Een locatie moet voldoende zonne-uren per jaar ontvangen om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken. Op basis van gegevens van het KNMI blijkt dat in heel Nederland voldoende zonuren zijn om een rendabel zonnepark te realiseren (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0008.jpg"

Figuur 4.1 Zonuren per jaar (bron: KNMI)  

FYSIEKE RUIMTE

In de eerste plaats moet een locatie over voldoende ruimte beschikken voor de plaatsing van de zonnepanelen en bijbehorende installaties (zoals omvormers). Daarnaast is ruimte nodig voor het aanleggen van onderhoudspaden. Ook de landschappelijke inpassing vraagt om voldoende ruimte.

SCHADUWVRIJE OMGEVING

Voorts is het van belang dat de zonnepanelen zoveel mogelijk uit de schaduw van omliggende objecten worden geplaatst. Zonnepanelen zijn serieel geschakeld, hetgeen betekent dat wanneer één rij panelen uit eenzelfde seriegeschakelde rij panelen wordt overschaduwd, de energieopbrengst van de gehele rij panelen vermindert. Een optimale locatie voor zonnepanelen is daarom zoveel mogelijk gevrijwaard van schaduwhinderlijke objecten.

DUURZAAM RUIMTELIJK GEBRUIK

Met duurzaam ruimtegebruik wordt bedoeld dat ruimtelijke functies zoveel mogelijk worden gebundeld zodat de impact op het milieu en de ruimtebehoefte van de functies gezamenlijk zoveel mogelijk wordt beperkt. Voor een grootschalig zonnepark gaat het dan om de vraag of naast het zonnepark nog andere vormen van ruimtegebruik mogelijk zijn. Hierbij kan gedachten worden aan het plaatsen van zonnepanelen op daken (het onderliggende ruimtegebruik kan dan ongewijzigd worden voortgezet) of de tijdelijke plaatsing van zonnepanelen op minder courante gronden.

GRONDPOSITIE EN BESCHIKBAARHEID

Zoals voor elk ruimtelijk project is het van belang dat vrij over de benodigde gronden kan worden beschikt. Dat houdt in dat de grondeigenaren toestemming gegeven moeten hebben om de zonnepanelen te mogen plaatsen.

NETAANSLUITING

De afstand tot bestaande aansluitingen op het landelijke hoogspanningsnetwerk is voor alle energieprojecten cruciaal, dus ook voor een grootschalig zonnepark. Het aanleggen van nieuwe ondergrondse infrastructuur is kostbaar. Het meest ideaal is een locatie die zich in de directe nabijheid van geschikte ondergrondse infrastructuur bevindt.


Toets aan locatiecriteria

Hieronder is aangegeven op welke wijze het projectgebied voldoet aan bovengenoemde criteria voor het grootschalig opwekken van zonne-energie.

  • Zonaanbod: Binnen Nederland zijn de meeste locaties in beginsel geschikt voor een grootschalig zonnepark. Ook het projectgebied heeft voldoende zonuren voor een rendabel zonnepark.
  • Voldoende fysieke vrije ruimte voor grootschalig opwekken: Het projectgebied heeft een oppervlakte van ruim 2 hectare. Dit is voldoende voor het beoogde zonnepark en de landschappelijke inpassing daarvan.
  • Optimale oriëntatie: Het projectgebied heeft een zuidelijke oriëntatie waarin een optimale paneelsopstelling kan worden gerealiseerd.
  • Schaduwvrije omgeving: In de directe omgeving is geen hoogopgaande beplanting met schaduwwerking op het zonnepark aanwezig. Ook bij de landschappelijke inpassing wordt qua hoogte van het groen rekening gehouden met schaduwwerking op de panelen.
  • Duurzaam ruimtegebruik: Het projectgebied bevindt zich in een tuinbouwgebied dat qua ontwikkeling achterblijft bij de verwachtingen. Een functieverandering ligt voor de hand. Omdat de panelen niet aard- en nagelvast in de bodem worden verankerd is op termijn een ander gebruik weer mogelijk.
  • Netaansluiting. De opbrengst van de zonnepanelen is warmte. Water wordt opgewarmd ten behoeve van de verwarming van kassen om zo het gasverbruik te kunnen reduceren. Er is daarom geen sprake van een netaansluiting.

4.2 Huidige situatie

Het projectgebied is in de huidige situatie onbebouwd.

4.3 Toekomstige situatie

Zonnecollectoren en pomp

Ten behoeve van de inpassing van zonnecollectoren is het de wens over een oppervlakte van circa 1,7 hectare een zonneakker te realiseren om op deze wijze een deel van de warmtebehoefte van de glastuinbouwbedrijven van het bedrijf Van Winden Erica B.V. duurzaam in te vullen. Er is derhalve sprake van eigen gebruik. Het door de collectoren, met een eigen oppervlakte van 1,16 ha, opgewarmde water zal via een technische ruimte/pompgebouw, die in een bestaand bedrijfsgebouw geplaatst zal worden, naar de glastuinbouwbedrijven aan de Warmoesweg worden getransporteerd. Er is sprake van een gesloten systeem: het water wordt rondgepompt in plaats van geloosd.

Op onderstaande afbeeldingen is een impressie van de zonneakker weergegeven en wordt een overzicht van de opstelling weergegeven (het pompgebouw op de impressietekening is niet van toepassing, de technische installaties worden gerealiseerd in een bestaand bedrijfsgebouw). Rondom de zonnecollectoren wordt een strook van minimaal 3 meter vrijgehouden zodat er aan de randen onderhoud- en maaiwerkzaamheden kunnen plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0009.png"

Figuur 4.2. Impressie zonneakker (bron: AABnl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0010.png"

Figuur 4.3. Opstelling zonneakker (bron: AABnl)

Ten behoeve van het bufferen van het warme water voor de dag/nachtperiode zal gebruik gemaakt worden van reeds aanwezige warmtebuffers van het bedrijf en een eventueel te plaatsen warmtebuffer nabij het pomphuis.

Er wordt een collectoroppervlakte aangelegd van 1,16 ha. De te verwachten hoeveelheid energie bij een collectoroppervlakte van 1,16 ha bedraagt circa 5.421 MW aan warmte per jaar. Daarmee wordt 554.893 m³ gas per jaar bespaard, wat overeen komt met het verbruik van 377 huishoudens per jaar.

De panelen worden parallel aan de Warmoesweg en de goten van de kassen geplaatst.

De panelen worden geplaatst op draagsystemen die in de grond worden verankerd. Voor de draagsystemen is geen ontgraving nodig. De maximale hoogte van de zonnepanelen is circa 2,5 m. Onder de panelen wordt geen verharding toegepast.

Op onderstaande afbeelding is het constructieprincipe van de panelen en leidingen weergegeven. De definitieve constructieve gegevens zullen voorafgaand aan de bouw bij de gemeente worden aangeleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0011.png"

Figuur 4.4. Zijaanzicht panelen en leidingen (born: AABnl)

Buisleiding

Ten behoeve van het transport van het water van de pompinstallatie naar het bedrijf zal een leiding aangelegd worden. Er wordt een nieuwe leiding aan de rand van de percelen gelegd, ten westen van het zonnepark richting het noorden, dan naar het westen langs de aanwezige kassen en vervolgens zuidwaarts richting de Warmoesweg. De afstand die de buis moet overbruggen is circa 625 meter. De wamteleidingen hebben een diameter van 200 mm, inclusief isolatiemantel is de totale diameter circa 300 mm. De leidingen worden circa 1 meter onder het maaiveld gelegd. Voor de aanleg van de leiding zal een aanlegvergunning en een opname in het KLIC worden aangevraagd. Voor de leiding voor het kruizen van de Warmoesweg (ter hoogte van het bedrijf aan de Warmoesweg 13) is al een aanlegvergunning verleend en de leiding is al aangelegd.

Op onderstaande afbeelding is het tracé van de buisleiding in paars weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak191239-V701_0012.png"

Figuur 4.5. Tracé buisleiding (bron: AABnl)

Inpassing

Als onderdeel van de ruimtelijke procedure vraagt de gemeente, in afstemming met het provinciale beleid, om een goede ruimtelijke inpassing. De welstandsnota en de ruimtelijke waardenkaart bieden hiervoor het algemeen geldende kader. Hiermee wordt in het buitengebied het belang van een zorgvuldige ruimtelijke en landschappelijke inpassing in kader van een goede ruimtelijke ordening geborgd. Het gaat hierbij om de zonnecollectoren op zich en om ondersteunende (technische) bebouwing.

Binnen het glastuinbouwgebied is voornamelijk sprake van kassen met een bouwhoogte van circa 8 meter. De bouwhoogte van de zonnecollectoren zal circa 2,5 meter boven het maaiveld bedragen.

Het gebied grenst aan de noord- en oostzijde aan kassen. Aan de westzijde ligt een strook grasland met daarnaast ook kassen. Vanaf deze zijden is er daarom geen direct zicht op het zonnepark. Het zonnepark is alleen vanaf de zuidzijde, vanaf de Warmoesweg, beperkt zichtbaar. Vanwege de afstand tot de weg en de bestaande bebouwing en tuinen tussen de weg en het zonnepark zullen de collectoren zelf nauwelijks zichtbaar zijn. De afstand tot de eigenaar van de bedrijfswoning aan de Warmoesweg 4 zal circa 12 meter bedragen. Het beeld op het zonnepark zal nauwelijks afwijken ten opzichte van het beeld van de reeds aanwezige kassen in het gebied. Het zonnepark is hiermee ruimtelijk goed inpasbaar.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft in het kader van het omgevingsvergunningstraject vanaf 15 januari 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder werd daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Daar is geen gebruik van gemaakt. De ruimtelijke onderbouwing is dan ook niet aangepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer er sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet hiervoor in beginsel een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De realisatie van een zonnepark is geen bouwplan als bepaald in de genoemde artikelen. Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij. Daarin staan afspraken over het kostenverhaal, waaronder planschade, het voldoen van de leges en over de manier waarop de maatschappelijke participatie wordt opgepakt. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit projectvoornemen niet nodig.

Voor de aanvraag voor de omgevingsvergunning worden leges geheven zoals vastgelegd in de gemeentelijke legesverordening.

Voor de totstandkoming van het zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor de bedrijfseconomische haalbaarheid.