direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rundedal, Zonneakker
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In opdracht van Solar-EW heeft Mees Ruimte & Milieu een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de gewenste ontwikkeling van een zonneakker op ca. 19 ha, met een capaciteit van 11,9 MWp op het Rundedal, plaatselijk bekend als Verlengde Oosterdiep WZ ong. te Barger-Compascuum en kadastraal bekend als Emmen, sectie AD, nummers 407 en 408. Voor dit project dient een planologische procedure te worden doorlopen.

De planologische procedure wordt doorlopen aan de hand van een omgevingsvergunning waarbij op grond van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 3 Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan en waarbij de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Onderdeel van deze omgevingsvergunning is de motivatie om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, vastgelegd in de zogenaamde ruimtelijke onderbouwing. Op grond hiervan wordt de gemeenteraad gevraagd een verklaring van geen bedenkingen af te geven. In de voorliggende rapportage wordt de ruimtelijke onderbouwing gegeven waarin het project zowel ruimtelijk als milieutechnisch gemotiveerd wordt. De aanvraag is genoteerd onder zaak 14868-2015 en heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

De locatie heeft een oppervlak van circa 19 ha op het Rundedal, plaatselijk bekend als Verlengde Oosterdiep WZ ong. te Barger-Compascuum en kadastraal bekend als Emmen, sectie AD, nummers 407. Solar-EW zal het terrein huren gedurende de exploitatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0002.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (rode cirkel).

2.2 Gemeentelijk beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

Thema Duurzaamheid in tijd en ruimte

De keuze voor een duurzame structuur betekent dat locaties en functies veelal multifunctioneel benaderd worden. Daarnaast zijn er onderwerpen waaraan mede vanuit duurzaamheid in de structuurvisie expliciet aandacht wordt besteed. Dit zijn: water, archeologie, cultuurhistorie, natuurwaarde en de instandhouding van het landschap en groen.

De zoektocht naar (ver)nieuw(bare) vormen van energie en het benutten van deze vormen sluiten nauw aan op het streven naar duurzaamheid. Zo liggen er kansen voor de industrie en land- en tuinbouwsector. Ook zijn koppelingen denkbaar tussen de industriële verwerking en teelt van biomassa. Naarmate een installatie grootschaliger van aard wordt ligt vestiging op de bedrijventerreinen of glastuinbouwgebieden voor de hand. Met betrekking tot een aantal andere vormen van duurzame energie, is Emmen bezig de mogelijkheden te onderzoeken.

Als uitwerking van de structuurvisie heeft gemeente Emmen de Energienota in november 2011 opgesteld.

2.2.2 Energienota, energieprogramma 2012-2015

Deel 2: Werken aan groene groei is de inzet van de gemeente samen met haar partners in de samenleving gericht op een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening. In dit tweede deel van de energienota, werken aan groene groei, geven zij per bovengenoemd thema inzicht in de activiteiten die zij ontplooien. Gemeente wil graag begeleiden en ondersteunen in de activiteiten waar dit binnen hun vermogen ligt. Hierbij zien zij de volgende rollen: bewaken van de kwaliteit met vergunningen en toezicht en het bevorderen van het ontsluiten van kennis en ervaringen zodat het lokaal toepasbaar is.

Innovatie, veranderende markten en subsidies van hogere overheden bepalen in sterke mate de mogelijkheden voor energiebesparing en het toepassen van duurzame energie. De opgenomen activiteiten zien ze daarom als onderdeel van een lopende agenda die bijgesteld kan worden zodra veranderende omstandigheden dit noodzakelijk maken.

In deel 1 van de Energienota hebben zij aangegeven te kiezen voor The Big Five:

  • Energiebesparing, vooral in de gebouwde omgeving en onze eigen gebouwen;
  • Verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer door betere benutting van de beschikbare restwarmte in Emmen door de ontwikkeling van warmtenetten;
  • De ontwikkeling van 60 MW windenergie. De windenergieopgave maakt onderdeel uit van integrale gebiedsontwikkeling waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar nieuwe vormen van eigendom en beheer;
  • Geothermie. De ondergrond biedt goede mogelijkheden. Bovendien is een koppeling met de glastuinbouw mogelijk;
  • Het benutten van zonne-energie.

2.2.3 Structuurvisie "Emmen, Zonneakkers"

Vanaf 8 mei 2015 ligt de Structuurvisie “Emmen, zonneakkers” gedurende zes weken voor een ieder ter inzage ligt. Doel van de structuurvisie is het faciliteren van initiatieven om duurzame energie via zonneakkers op te wekken. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar en onder welke voorwaarden binnen de gemeente zonneakkers aangelegd mogen worden. Voorwaarden zijn dat de locatie opgenomen dient te zijn in de structuurvisie, dat deze goed ruimtelijk inpasbaar is en dat er inzetmogelijkheden zijn aan de directe omgeving.

Het oorspronkelijke tuinbouwconcentratiegebied Rundedal, met 180 ha netto uitgeefbare grond, is als gevolg van verandering in economische omstandigheden en gewijzigd rijksbeleid, niet tot ontwikkeling gekomen als tuinbouwlocatie. Daarom heeft de gemeenteraad op 20 december 2012 een ontwikkelvisie voor het Rundedal vastgesteld. De oorspronkelijke bestemming “glastuinbouw” ligt nog op het gebied.

De ontwerp-structuurvisie vormt de beleidsmatige onderlegger voor de aangevraagde omgevingsvergunning. De zonneakker is gelokaliseerd in het middengebied van het Rundedal. Dit gebied van 46 ha heeft in de ontwikkelvisie, de ontwikkelfunctie “functieverbreding” en biedt de mogelijkheid voor de ontwikkeling van een agropark met energie. Hierbij kan gedacht worden aan een grootschalige niet grondgebonden melkveehouderij, agro-gerelateerde bedrijvigheid, energieteelt, maar ook het plaatsen van zonnepanelen in de vorm van een zonneakker is een passende invulling op basis van de Ontwikkelvisie Rundedal. Op de visiekaart is dan ook het gedeelte wat is omschreven in de ontwikkelvisie als bedrijvigheid opgenomen en het gedeelte wat is omschreven als landbouw bezien als buitengebied.

Hoewel de locaties voor zonneakkers in Emmen niet in het buitengebied liggen, is het rapport "de Gemeente Emmen in het perspectief landschap" de tool voor landschappelijke inpassing in relatie tot cultuurhistorie. Dit rapport beschrijft in algemeenheid de historische karakteristieken en waarden van die gebieden waar deze structuurvisie zonneakkers wel mogelijk maakt. Hierdoor is het mogelijk de vormgeving en inpassing van de zonneakkers af te stemmen op de specifieke gebiedskwaliteiten. Vandaar dat bij het ontwerp naast de juiste opstelling van de zonnepanelen ten opzichte van de zon, gezocht naar een meerwaarde en een samenhangend geheel voor en met het gebied. De percelen die dicht bij de Runde lagen hadden strokenverkaveling, maar werden wel opgeknipt in meerdere delen. Met de inrichting van het terrein is aansluiting gezocht bij de rechte lijnen van de strokenverkaveling van het gebied. Daarnaast heeft de provincie een voorkeur voor locaties waar de zonnestroom direct gekoppeld kan worden aan de eindgebruikers. Die is te vinden in de samenwerking met de tuinders in de directe omgeving. Vergaande gesprekken met de tuinders geven invulling aan de afname van de duurzame zonne-energie in de directe omgeving, waarbij te denken valt aan vorming van slimme energienetwerken per gebied, zogenaamde Smart Grid.

2.2.4 Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan “Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal”, vastgesteld op 31 maart 2005 en 23 juni 2005 goedgekeurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0003.png"

Figuur 2.2: Plankaart huidige bestemmingsplan
Voor het Rundedal geldt het bestemmingsplan “Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal” waarin glastuinbouw is geregeld. Omdat de ontwikkelingen in dit gebied nauwelijks van de grond kwamen is door de raad de “Ontwikkelvisie Rundedal” vastgesteld. In deze ontwikkelvisie zijn de betreffende percelen aangemerkt als “nader uit te werken, agrarisch + energiegelieerd”. In de toelichting hierop wordt aangegeven dat op dit deel van het Rundedal een agropark met energie ontwikkeld kan worden. Naast ruimte voor vernieuwende, innovatieve vormen van niet-grondgebonden melkveebedrijven is de energieteelt dan wel plaatsing van zonnecollectoren/-panelen mogelijk. Op basis van deze visie kan medewerking worden verleend aan de aanvraag via een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan, mits door de raad een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven.

2.2.5 Algemene verklaring van geen bedenkingen

Voor omgevingsvergunningen in afwijking van het bestemmingsplan is een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist. De raad kan een algemene verklaring van geen bedenkingen voor bepaalde categorieën afgeven. In de raadsvergadering van 28 april 2011 is een lijst van categorieën vastgesteld. Sindsdien zijn bij raadsbesluiten voor vaststellen van enkele beleidsstukken ook aanvullingen op deze lijst van categorieën gemaakt. Indien binnenkort de structuurvisie voor zonneakkers wordt aangeboden, wordt tevens om een uitbreiding van deze lijst van categorieën met een categorie zonneakkers gevraagd.

Vooruitlopend op deze algemene lijst van categorieën van bedenkingen is een concrete verklaring van geen bedenking gevraagd voor de realisatie van een zonneakker op de percelen op het Rundedal, plaatselijk bekend als Verlengde Oosterdiep WZ ong. te Barger- Compascuum en kadastraal bekend als Emmen, sectie AD, nummer 407 en 408.

2.2.6 Crisis en herstelwet

Het wijzigen van het gebruik van de gronden voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën, namelijk artikel 1.1 eerste lid 'Duurzame energie'. Hier staat vermeld: aanleg of uitbreiding van productie-installaties ten behoeve van de productie van biogas, biomassa, getijdenenergie, golfenergie, hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte met behulp van aardwarmte, omgevingswarmte, osmose, rioolwaterzuiveringsgas, stortgas, waterkracht en zonne-energie.

2.3 Rijks- en provinciaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta.

De rijksoverheid streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys.
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoor-beeld voorbiodiversiteit, watersysteemherstel of werelderfgoed.
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. De nationale belangen, die worden benoemd, betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Nationaal belang 2 - ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie -

Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

2.3.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor de voorgenomen ontwikkeling hebben deze regels geen gevolgen

2.3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden.

De ladder duurzame verstedelijking gaat uit van drie treden:

  • 1. bepalen regionale vraag naar ruimte;
  • 2. bouwen binnen bestaand stedelijk gebied;
  • 3. goede (multi-modale) ontsluiting.

Onderzocht moet worden of er wel behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wordt niet al elders in de regio voorzien in deze behoefte? En is er wel vraag naar deze voorziening? Blijkt er behoefte te zien waarin in de regio niet al voorzien wordt, dan geldt de regel dat inbreiden gaat boven uitbreiden. Herstructurering en verbetering van bestaande terreinen dan wel transformatie van bestaande gebouwen heeft de voorkeur boven het ontwikkelen van nieuwe terreinen en gebouwen. Ten slotte moet de locatie door meerdere vervoerswijzen ontsloten worden. Bij nieuwe ontwikkelingen zal moeten worden onderbouwd op welke manier met deze voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor een bepaalde ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.

Als we de stappen van de Ladder van duurzame verstedelijking langslopen kan het volgende geconcludeerd worden.

Stap 1: is er sprake van een actuele regionale behoefte?

Het zonnepanelen park voorziet in de behoefte in de vraag naar meer duurzame energie. De provincie Drenthe streeft naar het realiseren van zonnestroom en zonnewarmte als onderdeel van de energietransitie. Voor zonnestroom is de doelstelling 60 MW (151 TJ) in 2020.

Stap 2: in hoeverre kan in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins?

Niet alle binnenstedelijke locaties zijn geschikt of groot genoeg om een aaneengesloten zonneakker te realiseren. Sommige locaties zijn ook te duur.

Stap 3: kan de locatie door meerdere vervoerswijzen ontsloten worden?

Het park is goed ontsloten voor het autoverkeer. Het hoeft niet op meerdere vervoerswijzen (openbaar vervoer, fiets) ontsloten te worden, aangezien het een ontwikkeling betreft die geen publiek of bezoekers trekt. Het zonnepanelenpark brengt zeer weinig vervoersbewegingen met zich mee,

Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van het zonnepanelenpark voldoet aan de Ladder van duurzame verstedelijking.

Het rijksbeleid kent geen belemmering voor de ontwikkeling van het zonnepanelenpark.

2.3.4 Ruimtelijke verkenning zonne-akkers in provincie Drenthe

De provincie Drenthe streeft naar het realiseren van zonnestroom en zonnewarmte als onderdeel van de energietransitie. Voor zonnestroom is de doelstelling 60 MW (151 TJ) in 2020. Daarvan is 8 TJ gerealiseerd (2010), met name via panelen op daken. De provincie stimuleert actief de aanleg van gebouw gebonden installaties via een zonnelening.

In de actualisatie omgevingsvisie (van 30 januari tot 13 maart 2014 ter inzage) is een ruimtelijk kader voor zonnestroom geïntroduceerd: de zonneladder. Langs deze ladder wordt in drie stappen gekeken naar geschikte locaties: eerst op dak, daarna op bestemde locaties binnen bestaand stedelijk gebied en als laatste stap op overige locaties. In dit advies gaat het met name over de laatste stap.

Bij verschillende gemeenten in Drenthe is er de bereidheid om deze vorm van hernieuwbare energie in het landschap te faciliteren. In het ruimtelijk beleid van de provincie is vooralsnog niet expliciet rekening gehouden met de ontwikkeling van grondgebonden grootschalige zonne-akkers.

Een veld met een grote oppervlakte zonnepanelen (glas en installaties) betekent een ander grondgebruik. Hiermee heeft dit een ruimtelijk impact op de leefomgeving en de kernkwaliteiten van het landschap. Gelet op de verwachte initiatieven voor het realiseren van grondgebonden zonne-akkers is door provincie Drenthe met genoemde verkenning ruimtelijke kaders en inzicht in kansrijke concepten gesteld. Steeds met de achterliggende gedachte om een substantiële ambitie te realiseren en ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het initiatief getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten en de bijbehorende regelgeving.

3.1 Archeologie

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: „de veroorzaker betaalt".

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologie-vriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologie-vriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.

In navolging op de landelijke wetgeving heeft de gemeente Emmen een eigen archeologiebeleid opgesteld. Hiervoor is een inventarisatie van de archeologische waarden en verwachtingen uitgevoerd. Aan deze waarden en verwachtingen zijn vervolgens maatregelen gekoppeld bij bodemverstorende activiteiten. Deze verschillende archeologische waarden en verwachtingen op de archeologische beleidsadvieskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0004.png"

figuur 3.1: Waarde - archeologie. Er worden geen archeologische waarden verwacht

De te ontwikkelen locatie heeft volgens de archeologische beleidsadvieskaart geen waarde of verwachting. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Het aspect en archeologie vormt geen belemmering.

3.2 Ecologie

De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebieds-bescherming. Hiervoor zijn twee wetten actief: de Flora- en faunawet en de Natuurbescher-mingswet 1998. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.

De Natuurbeschermingswet 1998 is het nationale wettelijk kader dat de gebiedsbeschermende bepalingen van het Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in nationaal recht heeft omgezet. Gebieden die hieronder vallen zijn de Natura 2000- gebieden en de Beschermde Natuurmonumenten.

Ten behoeve van deze ontwikkeling is door Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Tauw een quickscan (bijlage 1) uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten en gebieden.

Toetsing van de beoogde plannen (realisatie Solarpark Rundedal ten zuiden van Barger-Compascuum) aan door de Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat er geen negatieve effecten op soorten worden verwacht, mits:

De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de vogelbroedperiode maart tot en met juli

of

(indien wel in deze periode uitgevoerd moet worden) er wordt voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcontrole in het plangebied uitgevoerd. Nader (veld)onderzoek is niet noodzakelijk. Vanuit de Flora- en faunawet gelden, met uitzondering van de zorgplicht en bovengenoemde zaken, geen beperkingen voor de beoogde werkzaamheden.

Het aspect Flora & Fauna vormt geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.

3.3 Milieu

3.3.1 Vormvrije m.e.r.

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein is vermeld in bijlage D van het Besluit m.e.r. onder D 11.3.

Een wijziging van een bedrijventerrein is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. Aangezien de wijziging ca. 19 hectare betreft, is er geen m.e.r.-beoordeling nodig.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof van 15 oktober 2009 (zaak C-255/08) over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regelgeving was geïmplementeerd, één van de aanleidingen voor de aanpassing van het Besluit m.e.r. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten.

De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:

  • 1. Kenmerken van de projecten.
  • 2. Plaats van de projecten.
  • 3. Kenmerken van het potentiële effect.

1. Kenmerken van de projecten

Met de uitvoering van het project wordt een zonnepanelenpark gerealiseerd. Deze zonnepanelen hebben een vermogen van 11,9 MWp aan duurzame energie. Dit betekent duurzame elektriciteit voor circa 3.340 huishoudens en een reductie van de CO2-uitstoot van circa 4.930 MT per jaar.

2. Plaats van de projecten

Het project is niet gelegen in of in de directe nabijheid gelegen van de Ecologische Hoofdstructuur. Omdat het project geen licht, geluid, optische verstoring of uitstoot van schadelijke stoffen genereert worden in het geheel geen significante negatieve gevolgen verwacht op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied.

3. Kenmerken van het potentiële effect 

Het project zorgt voor een zeer geringe verkeersaantrekkende werking, waardoor er geen negatieve effecten optreden voor de luchtkwaliteit. Daarnaast zijn, gezien de grote afstand tot de EHS – en Natura 2000-gebieden, geen significant negatieve effecten te verwachten op de bestaande natuurwaarden van deze EHS-gebieden.

Conclusie: Het realiseren van het zonnepanelenpark zorgt niet voor een significant negatief milieueffect waardoor er geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

3.3.2 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handrei-king (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG.

In de handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering VNG is een zonnepanelenpark niet opgenomen. Bij de zonnepanelen worden ook vijf omvormers en een 'collecting' station geplaatst. De activiteit zou daardoor vergeleken kunnen worden met elektriciteitsdistributiebedrijven van, in dit geval, < 10 MVA. In dit geval valt deze activiteit in milieucategorie 2. Dit betekent dat voor het aspect geluid 30 meter afstand als richtafstand dient te worden gehouden van woningen. De zonnepanelen zelf veroorzaken geen geluid en de omvormers en collecting station zijn op een afstand gelegen van de woningen van meer dan 200 meter.

Ten aanzien van het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt dit geen belemmering voor de voorgenomen activiteit.

3.3.3 Bodem

Met het Besluit Bodemkwaliteit wordt gestreefd naar duurzaam bodembeheer, waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw of aanleg van wegen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bodemkwaliteit staat in toenemende mate op de agenda bij ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Het gaat dan om de milieukundige bodemkwaliteit, dus de aanwezigheid van verontreinigingen zoals zware metalen (bijvoorbeeld zink, koper, lood), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), minerale olie of andere organische stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen. In het verleden was het streven alle verontreiniging uit de bodem te halen, zodat ze geschikt zou zijn voor alle mogelijke gebruik. Dit bleek een onbetaalbare en dus onhaalbare operatie. De afgelopen jaren heeft een omslag plaatsgevonden in het denken over bodemkwaliteit en bodemgebruik. Belangrijker dan voorheen is bodemverontreiniging.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Het huidige gebruik van de gronden is agrarisch. Het toekomstig gebruik van de gronden is voor een zonneakker, wat geen bodembedreigende activiteit betreft. Als het gebruik van de gronden al geschikt is voor agrarische activiteiten dan is de kwaliteit van de gronden ook geschikt voor de beoogde functie. Derhalve is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

De bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling

3.3.4 Geluid

Door de zonnepanelen zal geen geluid worden geproduceerd. De locatie zal mogelijk een aantal keer per jaar bezocht worden voor onderhoud en wellicht zullen de transformatoren enig geluid maken. Deze worden echter voorzien van speciaal ontwikkelde geluidsisolerende omkasting. De omvormers ondergingen uitgebreide hardware en software-aanpassingen om ruis te verminderen. Zo heeft de omvormer modulatieproces gewijzigd en de luchtafvoer voorzien van een speciale ontworpen splitter demper. De interne structuur van het paneel is voorzien van een specifiek geconfigureerde dempermateriaal. Zo hebben meerdere toepassingen akoestische verbeteringen ondergaan waardoor deze maatregelen hebben geleid tot een reductie van het geluidsniveau met 10 dB ten opzichte van conventionele kasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0005.jpg"

Figuur 3.2: Inverter (omvormer).

Het zonnepanelenpark is een type A inrichting waarvoor de algemene regels uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is de afstand tussen de omvormers en de dichtstbijzijnde woningen in ogenschouw genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0006.png"

Figuur 3.3: Locatie omvormers ten opzichte van woningen.

De locaties van de omvormers zijn op meer dan 350 meter afstand van de maatgevende woningen. Er wordt vanuit gegaan dat een omvormer continue in werking zijn. Aangegeven is dat een omvormer als hoogste bronvermogen 89 dB(A) zal veroorzaken. Volgens een worstcase scenario, waarbij de omvormers bij elkaar staan, wat niet het geval is, zou op de maatgevende woningen ten hoogste 43 dB(A) bedragen. Hiermee wordt voldaan aan de met bedrijvigheid vergelijkbare wettelijke norm van maximaal 45 dB(A).

Het aspect geluid vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen.

Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM).

Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen, als:

  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

In onderhavig geval leveren de zonnepanelen duurzame energie voor ruim 3.000 huishoudens. Er vindt geen uitstoot plaats van (schadelijke) stoffen door het park zelf of door het aan het park gerelateerde vervoersbewegingen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen activiteit.

3.3.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en naar verwachting het Basisnet per 1 juli 2014. Normen voor ondergrondse buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

Plaatsgebonden risico (PR):

Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.

Groepsrisico (GR):

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.

Het projectgebied is niet gelegen in de nabijheid van een aardgasleiding, wegen, luchthaven en het spoor. Het zonnepanelenpark is geen kwetsbaar object. Het voorgenomen initiatief zelf is op zichzelf geen risicovolle activiteit.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Waterparagraaf

3.4.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Boslaan is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.4.2 Ligging plangebied

Het perceel is gelegen op het nog niet ontwikkelde deel van glastuinbouwgebied Rundedal. In het kader van de glastuinbouwontwikkeling is in het bestemmingsplan "Tuinbouwgebied Klazienaveen, Rundedal" aangegeven dat de watergangen zouden worden verlegd. Dit is ingegeven door de stedenbouwkundige structuur van dit te ontwikkelen gebied. Inmiddels is, door de stagnerende ontwikkeling, niet overgegaan tot het bouwrijp maken en daarmee het verleggen van de watergangen. De aanvraag voor een zonneakker houdt rekening met de oorspronkelijke, veenkoloniale structuur. Los van deze aanvraag is er apart met het waterschap een gesprek gevoerd over de toekomst van het Rundedal als geheel.

3.4.3 Waterhuishouding

Het perceel ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan niet toe. Voor de realisatie van het zonnepalenpark zal vanwege 1 'collecting station' en 5 inverters en 6534 paaltjes in de grond in totaal 1,389 m2 extra verharding worden toegevoegd in het gebied. Volgens het beleid van Waterschap Hunze en Aa's is in dit gebied voor het toevoegen van extra verharding onder de 1.500 m2 geen compensatie nodig.

3.4.4 Afvoer van water

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht. Infiltreren is op deze locatie deels mogelijk. Vanwege de nihile toename van de hoeveelheid verharding en de mogelijkheid om water in de nabijgelegen watergangen af te voeren, behoeft geen bergingsvoorziening te worden gerealiseerd.

3.4.5 Wateradvies waterschap

Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 16 maart 2015 de voortoets van de digitale watertoets doorlopen is bij Waterschap Hunze en Aa's. Een en ander is opgenomen in bijlage 2. Voor de realisatie van het zonnepalenpark zal vanwege 1 'collecting station' en 5 inverters en 6534 paaltjes in de grond in totaal 1,389 m2 extra verharding worden toegevoegd in het gebied. Volgens het beleid van Waterschap Hunze en Aa's is in dit gebied voor het toevoegen van extra verharding onder de 1.500 m2 geen compensatie nodig.

Aangezien het zonnepanelenpark onderdeel zal gaan uitmaken van het watersysteem van het hele Rundedal zal met gemeente Emmen de waterhuishoudkundige aanpassingen worden vastgesteld voor het gehele Rundedal. Aanpassingen in de waterhuishouding voor het zonnepark Rundedal behoren dan tot de mogelijkheden.

De watertoets is doorlopen, waterschap en gemeente zijn op de hoogte van de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het zonnepanelenpark.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Het doel is om op ca. 19 ha zonnepanelen te plaatsen. Deze zonnepanelen hebben een vermogen van 11,9 MWp aan duurzame energie. Dit betekent duurzame elektriciteit voor circa 3.340 huishoudens en een reductie van de CO2-uitstoot van circa 4.930 MT per jaar.

Een zonnepaneel of fotovoltaïsch paneel, kortweg pv-paneel is een paneel dat zonne-energie omzet in elektriciteit. Hiertoe wordt een groot aantal fotovoltaïsche cellen op een paneel gemonteerd. Een fotovoltaïsche cel, ook wel PV-cel genoemd, is het bekendste en meest toegepaste type zonnecel. De zonne-energie die zo wordt opgevangen en wordt omgezet naar elektriciteit is een vorm van duurzame energie. De zonnepanelen worden in rijen geplaatst op speciaal daarvoor bestemde standaards (mounting system). De zonnepanelen worden onder een hoek van 20° geplaatst. De lage kant is 85 cm boven maaiveld gelegen en het hoge gedeelte 3 meter. Zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0007.png"

Figuur 4.1: Zijaanzicht zonnepaneel

Ten behoeve van het onderhoud aan de sloten worden de zonnepanelen op het terrein op 5 meter afstand van de sloten geplaatst. Aan de oostkant komt de entree aan de Verlengde Oosterdiep Westzijde. Het gehele terrein zal worden omsloten door 2-meter hoog hekwerk tegen diefstal en vandalisme.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0008.png"

Figuur 4.2: Aanzicht toegangshek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0009.png"

Figuur 4.3: Aanzicht hekwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0010.png"

Figuur 4.4: Foto toegangshek en hekwerk.

Een zonnepaneel levert gelijkstroom en zal worden aangesloten op omvormers om wisselstroom te krijgen. Er zijn 5 omvormers met ieder een oppervlak van 4,41 m2 (lxbxh, 2,78 x1,59 x 2,32) en 1 'collecting' station (lxbxh, 7,74 x2,30 x 2,32) nodig met een oppervlak van 17,80 m2. De projectlocatie zal voor maximaal 20 - 25 jaar ingericht worden als zonnepanelenpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0011.png"

Figuur 4.5: Indicatie zonneakker

4.2 Ruimtelijke inpassing

Het terrein is gelegen ten zuiden van Barger-Compascuum en ten oosten van het glastuinbouwgebied Klazinaveen in het gebied Het Rundedal aan het Verlengde Oosterdiep. Dit gebied is ooit bouwrijp gemaakt, maar niet verder in ontwikkeling gebracht, er zijn dan ook geen bedrijven gevestigd.

Het terrein is omgeven door waterlopen (blauw op de kaart). De huidige waterlopen worden in stand gehouden. De rode lijn op de kaart in figuur 6 geeft het plangebied aan. De projectlocatie zal worden omgeven door hekwerk welke, mede vanwege onderhoudswerkzaamheden aan de watergangen, op een minimale afstand van 5 meter van de watergangen worden geplaatst. De noordzijde van de projectlocatie zal het open karakter behouden. Het hek heeft een open structuur waardoor de overgang van het landschap vloeiend zal overgaan in de groenstrook aan de oostzijde die speciaal voor de bewoners zal worden aangelegd.

Het gebied kent een herkenbare Veenkoloniale ontginningsstructuur met strokenverkaveling. Het is een open gebied met lange rechte percelen die regelmatig verdeeld zijn. De aanwezige bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit lintbebouwing langs kanalen (Verlengde Oosterdiep en Hoofdwijk III).

De kanalen geven de structuur van de ontginning goed weer, vanuit deze kanalen is gestart met ontginnen. Loodrecht op de kanalen werden kleinere kanalen gegraven (de zogenaamde wijken). Deze dienden om het veen droog te leggen en om de gestoken turf af te voeren. Op bonnekaarten is goed te zien dat de lange percelen ten oosten van het kassencomplex vroeger nog door een weg doorsneden werden. De percelen die dicht bij de Runde lagen hadden wel dezelfde strokenverkaveling, maar werden wel opgeknipt in meerdere delen. Met de inrichting van het terrein is aansluiting gezocht bij de rechte lijnen van de strokenverkaveling van het gebied. Zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak14868-V701_0012.png"

Figuur 4.6: Situatieschets .

In de bijlage 3 is ook een situatietekening opgenomen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant.

Met ingang van 26 juni 2015 heeft het ontwerp van de vergunning met het ontwerp van de verklaring van geen bedenking voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bij de inpassing van de woning dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het landschappelijke dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken. Het aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan. Daartoe is een aanvraag gedaan tot een WABO-vergunning in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Er is een exploitatieovereenkomst met de aanvrager aangegaan. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.