direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen, woningbouwlocatie Samen aan de Markt
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

GT Invest B.V. heeft een aanvraag voor een Wabo-omgevingsvergunning gedaan voor de bouw van acht vrijstaande woningen voor met name 50 plussers op het voormalige terrein van buurthuis De Snikke aan de Jonkheer de Jongestraat 37 te Klazienaveen. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouw en strijdigheid met het bestemmingsplan. Daarom is verzocht om de gewenste transformatie via één omgevingsvergunning, inclusief het deel "afwijking van het bestemmingsplan", te kunnen realiseren.

Het bouwplan houdt de realisatie in van acht vrijstaande woningen voor met name 50 plussers. De aanvraag is genoteerd onder Zaak 10224-2018. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak10224--V501.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Jonkheer de Jongestraat 37 te Klazienaveen, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie I, nummer 10360. Het perceel is gelegen in het centrumgebied van Klazienaveen. Op het perceel stond voor kort het buurthuis De Snikke. Het gebouw is enige tijd geleden gesloopt.

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Klazienaveen, woningbouwlocatie Samen aan de Markt, NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701 wordt gerealiseerd is vooral het thema Wonen van belang.
Met voorliggende omgevingsvergunning wordt wonen voor met name 50 plussers in het centrumgebied van Klazienaveen mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het thema wonen in het centrum wordt in de structuurvisie gestreefd om de kwaliteit van de diverse woonmilieus te behouden dan wel te versterken en te innoveren. Het huidige plan voorziet in een versterking van het stedelijk woonmilieu. Naast de structuurvise moet rekening gehouden worden met de Woonvise van de gemeente. In deze woonvisie wordt aangegeven dat ter vervulling van nieuwe woonbehoeften gekeken moet worden naar inbreiding. de realisatie van acht vrijstaande woningen te behoeve van met name 50 plussers voldoet hieraan.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel Jonkheer de Jongestraat 37 is gelegen binnen het bestemmingsplan Klazienaveen. Vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Maatschappelijjk bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen.
Het aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om die reden wordt middels dit ruimtelijke plan de ontwikkeling van het bouwen van acht vrijstaande woningen voor met name 50 plussers mogelijk gemaakt.

2.2.3 Algemene verklaring van geen bedenkingen

Het kunnen realiseren van acht vrijstaande woningen voor met name 50 plussers is een vrij recente ontwikkeling. Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).

De Algemene verklaring van geen bedenkingen is vastgesteld op 28 april 2011 en voorziet in de mogelijkheid om één of meerdere woningen te bouwen in het kader van de herstructurering van woonwijken of kernen, voor zover in overeenstemming met een door de raad vastgesteld masterplan of een vastgestelde structuurplan (punt 2 van de Algemene verklaring van geen bedenkingen). Het ingediende bouwplan voldoet aan bovengenoemd punt 2 uit de Algemene verklaring van geen bedenkingen.

2.2.4 Conclusie

De aanvraag voor de bouw van acht vrijstaande woningen ten behoeve van met name 50 plussers past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef". Door het plan zal het stedelijke woonmilieu in diversiteit versterkt worden.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0002.png"

figuur 3.1: Waarde - archeologie 4: Gebieden met hoge of middelhoge archeologische waarden

Het plangebied Klazienaveen, woningbouwlocatie Samen aan de Markt is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 4, figuur 3.1 is een uitsnede uit de beleidskaart.

Gebieden gecategoriseerd als Waarde 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
Voor gebieden aangeduid met Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

3.1.1 Verkennend archeologisch onderzoek

Bureau De Steekproef heeft in juli 2017 (Steekproefrapport 2017-07/03 ISSN 1871-269X) een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Belangrijkste resultaten

Plangebied De Jongestraat 37 te Klazienaveen veranderde tijdens het neolithicum van een dekzandlandschap in een veenmoeras. Op vijfhonderd meter afstand is de vondst geregistreerd van een hamerbijl die dateert uit de periode late bronstijd - midden ijzertijd. Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw werd er in het plangebied turf gewonnen. Tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw was het gebied bebouwd. In het noordelijke deel heeft sociaal cultureel centrum De Snikke gestaan dat is afgebroken in 2016. In het dekzand van het plangebied is een podzolbodem gevormd. Lokaal is de top van het pleistocene zand bewaard gebleven. In het grootste deel van het plangebied is de bodem sterk verstoord. Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd.

Archeologisch verwachtingsmodel

Het plangebied lijkt tijdens de steentijd een geschikte vestigingsplek te zijn geweest voor de mens. Lokaal kunnen eventuele archeologische grondsporen zoals van haardkuilen goed bewaard gebleven zijn. Maar in het grootste deel van het terrein zullen eventuele sporen door graafwerk in het verleden verloren zijn gegaan. Daarom kan de archeologische verwachting naar beneden toe worden bijgesteld.

Selectie-advies door senior KNA-prospector drs. J.M.G. Bongers

Aangezien eventuele archeologische sporen in het grootste deel van het plangebied verloren zullen zijn gegaan, en er géén archeologische indicatoren zijn aangetroffen, adviseren wij om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen en het terrein vrij te geven voor de geplande ontwikkeling. Wel attenderen wij erop dat voor al het toekomstig graafwerk geldt dat als archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11. Wij adviseren dit te doen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Emmen, mevrouw drs. C. Verschoor.

3.1.2 Conclusie

Op grond van de resultaten van het onderzoek acht bureau De Steekproef een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Wel wordt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 opgenomen.

Het verkennend archeologisch onderzoek is als Bijlage 1 Verkennend archeologisch onderzoek opgenomen bij deze toelichting.

3.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

3.2.1 Natuurwaarden in of nabij het plangbied

Het plangebied bestaat uit een grasland met opgaande beplanting in de vorm van een boomsingel aan de westzijde. De boomsingel grenst aan een perkeerterrein. Het ontbreekt aan oppervlaktewater.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). de aanwezigheid van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. In het gebied foerageren en vliegen mogelijk vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren en vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Drenthe. Voor overige soort(groep)en is het gebied volledig ongeschikt.

3.2.2 Onderzoek en conclusie

Op dinsdag 4 juli 2017 is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Gedurende het verkennend onderzoek zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Op grond hiervan wordt de aanwezigheid van beschermde plantensoorten uitgesloten.

Op grond van deze analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen van de te realiseren woonbebouwing zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Het verkennend ecologisch onderzoek is als Bijlage 2 Verkennend ecologisch onderzoek opgenomen bij deze toelichting.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Milieu

3.3.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Door bureau Lievense CSO B.V. is in juli 2017 een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • zintuiglijk zijn geen afwijkingen waargenomen die kunnen duiden op het voorkomen van een bodemverontreiniging;
  • in één mengmonster van de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. In de overige mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn voor geen enkele van de onderzochte parameters gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten;
  • in het grondwater zijn licht verhoogde concentraties barium, nikkel en naftaleen gemeten.

Uit het voorgaande blijkt dat de hypothese "niet verdacht" voor het terrein formeel dient te worden verworpen. De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarde zijn echter dermate gering en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong (barium en nikkel in grondwater), dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Indien bij eventuele graafwerkzaamheden op deze locatie grond vrijkomt, die elders zal worden hergebruikt, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Ten aanzien van het Besluit bodemkwaliteit is de gemeente het bevoegd gezag.

Het verkennend milieukundig bodemonderzoek is als Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek opgenomen bij de toelichting.

3.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.3.3.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Voor het plangebied Klazienaveen, woningbouwlocatie Samen aan de Markt geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van een aantal wegen, inclusief het markt- en evenemententerrein. Het markt- en evenemententerrein, dat tevens parkeerterrein is, maakt onderdeel uit van het plangebied.

De geluidsbronnen hebben effect op de bouw van de 8 te realiseren woningen.

3.3.3.2 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De wegen in het plangebied zijn gelegen in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)
a. in stedelijk gebied:
1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 350 meter;
2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.
Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.

De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.

Gelet op de goede ruimtelijke onderbouwing bij ontwikkelingen moet ook langs de 30km wegen worden aangeven hoe met uitbreidingsmogelijkheden van met name geluidgevoelige ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt omgegaan (algemene afwijking hogere waarden of alleen uitbreiden met Wro-afwijking en dan voor iedere situatie apart hogere waarde vaststellen)en of daadwerkelijk voldaan wordt aan de wettelijke geluidsnormen ongeacht wat art. 74 lid 2 Wgh hierover aangeeft.

3.3.3.3 Geluid ten aanzien van de te bouwen woningen

Wegverkeerlawaai

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van Van Echtenskanaal Noordzijde bedraagt ten hoogste Lden = 35 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh).

De geluidsbelasting ten gevolge van deze zoneringsplichtige weg bedraagt niet meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Voor dit bouwplan hoeven geen hogere waarden te worden vastgesteld.

Tevens zijn de geluidsbelastingen berekend ten gevolge van de niet gezoneerde 30 km/h wegen. De geluidsbelasting ten gevolge van de Jonkheer M.W.C. de Jongestraat ligt 2 dB hoger dan de streefwaarde van 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Bron- en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting met 2 dB te reduceren zijn als niet doelmatig aan te merken. Omdat de wettelijke rijsnelheid op de Jonkheer M.W.C. de Jongestraat 30 km/h bedraagt hoeft hiervoor ook geen hogere waarde te worden vastgesteld.

De geluidsbelasting ten gevolge van de overige 30 km/h wegen bedraagt niet meer dan de streefwaarde van 48 dB.

In dit onderzoek zijn tevens de gecumuleerde geluidsbelastingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai berekend. Tot en met een gecumuleerde geluidsbelasting van 53 dB kan bij een standaard geluidwering van 20 dB worden voldaan aan een binnenniveau van 33 dB (streefwaarde). Alleen op de noordgevel van woning G bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting meer dan 53 dB.Vanwege de geluidsbelasting van 55 dB wordt geadviseerd deze gevel uit te voeren met een geluidwering van tenminste 22 dB.

Kermis

Met de in dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten kan met betrekking tot het equivalent geluidsniveau ten gevolge van de Kermis ter plaatse van de bestaande en nieuwe woningen worden voldaan aan het vergunningvoorschrift van LAeq = 75 dB(A).

Bij de opstelling van de attracties wordt wel geadviseerd deze zodanig op te stellen dat de meest luidruchtige attracties aan de westzijde worden opgesteld en dat de kramen met minder geluid aan de zijde van de nieuwe woningen worden opgesteld. Tevens wordt geadviseerd de speakers van de nieuwe woningen af te richten.

Feesttent Back to the Music

Op basis van het onderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van de bestaande en nieuwe woningen redelijkerwijs aan het vergunningsvoorschriften van LAeq = 90 dB(A).kan worden voldaan als in de feesttent een muziekgeluidsniveau van circa 103 dB(A) op 10 meter van de DJ wordt geproduceerd.

Om ontoelaatbare geluidshinder als gevolg van de bastonen ter plaatse van de woningen te voorkomen wordt geadviseerd bij toekomstige vergunningen ook een dB(C) norm op te nemen.

3.3.3.4 Conclusie akoestisch onderzoek

Voor het onderhavige bouwplan hoeven geen hogere waarden te worden vastgesteld. Vanwege de gecumuleerde geluidsbelasting van 55 dB wordt geadviseerd de gevel van woning G uit te voeren met een geluidswering van tenminste 22 dB (toets Bouwbesluit binnenniveau 33 dB).

Bij de opstelling van de attracties van de kermis wordt geadviseerd deze zodanig op te stellen dat de meest luidruchtige attracties aan de westzijde worden opgesteld en dat de kramen met minder geluid aan de zijde van de nieuwe woningen worden opgesteld. Tevens wordt geadviseerd de speakers van de nieuwe woningen af te richten.

Op basis van dit akoestisch onderzoek kan worden gesteld dat, tijdens het feest Back to the Music ter plaatse van de bestaande en nieuwe woningen redelijkerwijs aan het vergunningsvoorschriften van LAeq = 90 dB(A) kan worden voldaan als in de feesttent een muziekgeluidsniveau van circa 103 dB(A) op 10 meter van de DJ wordt geproduceerd. Om ontoelaatbare geluidshinder als gevolg van de bastonen ter plaatse van de woningen te voorkomen wordt geadviseerd bij toekomstige vergunningen ook een dB(C) norm op te nemen.

Bovenstaande neemt niet weg dat ter plaatse van de nieuwe woningen ten opzichte van de bestaande woningen hogere equivalente geluidsniveaus te verwachten zijn vanwege de evenementen. De nieuwe woningen worden op een kortere afstand van de evenementen gerealiseerd. Wat de nieuwe woningen betreft is het een verslechtering van het woon- en leefklimaat, maar aanvaardbaar.

Het Akoestisch onderzoek is als bijlagen 4, 5 en 6 bij toelichting opgenomen.

3.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

3.3.5 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van de woningen op deze locatie.

3.4 Woningbehoefteonderzoek

Inleiding

De ontwikkeling van het plan 'Samen aan de markt' is aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarmee is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking van toepassing en moet het bestemmingsplan worden voorzien van een onderbouwing.

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen als procesvereise in het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 lid 2.De ladder is een instrument dat beoogt een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Binnen de kaders van het Bro wordt de realisatie van de acht woningen beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat er een beperkte laddertoets uitgevoerd moet worden, die uitsluitend ingaat op de behoefte van deze ontwikkeling.

Plan 'Samen aan de Markt': levensloopbestendige woningen

Met het plan wordt een nieuwe invulling gegeven aan de, door sloop van De Snikke, leeggekomen locatie. Het plan kent een prijsstelling die aansluit bij de prijsopbouw in Klazienaveen. Met het plan wordt in de eerste plaats ingespeeld op de woningbehoefte van oudere doorstromers uit Klazienaveen, die nu in een koopwoning wonen. een groep waarvoor maar beperkt geschikt aanbod is.

Relatie met gemeentelijke woonvisie

Het plan sluit aan op de door de gemeente Emmen gewenste ontwikkeling op het gebied van wonen en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt bij aan de realisatie van een gevarieerd woningaanbod en speelt in op vraag voor langere termijn. de vraag wordt in sterke mate bepaald door de vergrijzing. In ruimtelijk opzicht draagt het plan in grote mate bij aan de kwaliteit van het centrum van Klazienaveen door het opvullen van een lege plek met de functie wonen en het herstellen van het ruimtelijk weefsel.

Verplichting laddertoets in verband met nieuwe stedelijke ontwikkeling

Het plan moet aangemerkt worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Omdat het een binnenstedelijke ontwikkeling betreft hoeft alleen de woningbehoefte onderbouwd te worden.

Plan in relatie tot kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte

De woningbehoefte tot 2026 in Klazienaveen bedraagt 40 tot 80 woningen. Daarvan zijn momenteel 18 woningen opgenomen in de harde plancapaciteit. er is dus nog ruimte voor de toevoeging van 22 tot 62 woningen. De ontwikkeling van acht woningen in onderhavig plan past daar in kwantitatieve zin ruimschoots binnen.

De beoogde nieuwbouw sluit goed aan op de kwalitatieve behoefte. Het gaat om vrijstaande grondgebonden koopwoningen. Dit is het segment waar de meeste behoefte aan is op (middel)lange termijn. Het zijn bovendien levensloopbestendige woningen, waarmee ingespeeld wordt op de behoefte aan voor ouderen geschikte woningen.

De Ladderonderbouwing 'Samen aan de markt' Klazienaveen is als Bijlage 7 Woningbehoefteonderzoek opgenomen bij de toelichting.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Markt is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Jonkheer de Jongestraat te Klazienaveen. Het wordt globaal begrensd door de Van Echtenstraat in het westen, de Jonkheer de Jongestraat in het noorden woningbouw aan de Jonkheer de Jongestraat en De Omloop in het oosten en De Omloop in het zuiden.

3.5.3 Waterhuishouding

Het perceel liggt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan nauwelijks toe. De te realiseren woningen kunnen aangesloten worden op het gescheiden rioolstelsel.

3.5.4 Afvoer van water

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht. Probleem wat optreedt bij diverse initiatieven, is dat een deel van het gebied in een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Infiltreren is daarom niet altijd toegestaan.

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,40 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij deze nieuwe ontwikkeling zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

In de nieuwe situatie is het bouwvlak van de woningen ongeveer 1770 m2 groot. De oude bebouwing van het buurthuis bedroeg ongeveer 1020 m2. Het bestaande aanliggende parkeerterrein verandert niet in grootte.

Er is sprake van aan maximale toename van verharding van circa 750 m2 en daarmee blijft de ontwikkeling onder de compensatienorm die geldt bij plannen die leiden tot een toename van verharding van meer dan 1.500 m2. Er hoeft geen watercompensatie plaats te vinden.

3.5.5 Wateradvies waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Vooraf is contact geweest met het waterschap.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Na afbraak van het buurthuis De Snikke aan Jonkheer M.W.C. de Jongestraat 37 te Klazienaveen, is het onderliggende perceel vrijgekomen voor herontwikkeling.

Het plan voorziet in de de bouw van acht vrijstaande woningen voor met name 50-plussers op het voormalige terrein van buurthuis De Snikke aan de Jonkheer de Jongestraat 37 te Klazienaveen.

4.2 Stedenbouwkundig plan

Voor dit plan geldt dat er zoveel mogelijk aansluiting bij het sobere karakter van het veenkoloniale dorp Klazienaveen is gezocht. Om die reden zijn de woningen haaks op het Marktplein en parallel aan de Jonkheer M.W.C. de Jongestraat en de Omloop geplaatst. Het hierdoor ontstaan van achtertuinen is voor gezamenlijk gebruik en onderhoud. Het gemeenschappelijk groen of binnentuin zoals dit in het plan wordt genoemd, wordt een plek waar de buren elkaar kunnen ontmoeten in een ongestoorde en veilige omgeving. de bouwmassa's bestaan uit twee bouwlagen en zullen worden voorzien van een kap. De bijgebouwen bestaan uit één bouwlaag en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Er is sprake van een traditionele vormgeving die zal aansluiten bij de bestaande bebouwing van Klazienaveen. De hoekkavels kennen twee zijden die gericht zijn naar de openbare ruimtes, bij deze woningen zullen de bijgebouwen achter de hoofdmassa worden geplaatst en niet op de hoek.

4.3 Beeldkwaliteit

Randen en erfafscheidingen

Bij voorkeur worden de erfafscheidingen aan de voorzijde en zijdelingse perceelgrenzen vormgegeven door een groene aanplant van struiken met lage beukenlagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0003.png"

Materiaal en kleurgebruik

Als kleuren- en materiaalgebruik is voor rode, roodbruine of aardekleurige baksteen gekozen, eventueel gecombineerd met donkergroen hout, zoals voor de luiken, de draaiende delen van de ramen en/of de zijkant van de dakkapellen. De goot zal worden uitgevoerd als een zinken bakgoot, ook de afdekker van de kopgevel zal worden gemaakt van zink. De kozijnen en de dakranden worden wit. De woningen worden uitgevoerd met een antracietkleurige dakpan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak10224-V701_0006.png"

De verkoopbrochure is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op PM <datum> gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant.

Met ingang van <datum> heeft het ontwerp van de vergunning met het ontwerp van de verklaring van geen bedenking voor zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn <wel/geen> zienswijzen ingediend.

Bij de inpassing van de woningen dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het landschappelijke dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken. De aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan. Daartoe is een aanvraag gedaan tot een Wabo-vergunning in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.