direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Barger-Compascuum, Limietweg 136
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2019034-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Er is verzocht om medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de locatie Limietweg 136 in Barger-Compascuum. Verzocht wordt om de bedrijfswoning op de locatie te mogen gebruiken als plattelandswoning. De woning op het perceel Limietweg 136 betreft een voormalige tweede bedrijfswoning bij het akkerbouwbedrijf op de locatie Limietweg 138.

De percelen waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft zijn kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie AD, nummers 535, 793 en 794.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van Barger-Compascuum. Aan de noordzijde van het plangebied ligt het Smokkelpad. Verder ten oosten is de landsgrens met Duitsland. Ten zuiden van het plangebied op circa 1 kilometer is de A37 gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019034-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan voor het plangebied. Oranje omlijnd betreft de locatie Limietweg 136.

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is de locatie bestemd als 'Agrarisch – Grondgebonden 1', bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan een voormalige tweede bedrijfswoning.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de aspecten.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met een bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied 2011

In de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is beschreven dat per 1 januari 2013 de Wet plattelandswoningen in werking is getreden. De wet bepaalt dat (voormalige) agrarische bedrijfswoningen bewoond kunnen worden door iemand die geen functionele relatie met de bijbehorende landbouwinrichting heeft. Het gaat om bedrijfswoningen die behoren tot eenzelfde agrarisch bedrijf. Om van de wet gebruik te kunnen maken zijn in het bestemmingsplan bij de verschillende agrarische bedrijfsbestemmingen wijzigingsbevoegdheiden opgenomen om een aanduiding "specifieke vorm van wonen – plattelandswoning" toe te voegen aan een voormalige tweede agrarische bedrijfswoning.

2.1.2 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Barger-Compascuum, Limietweg 136 is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.3 Woonbeleid

Het woonbeleid richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In het woonbeleid wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. Uitgegaan wordt van het bieden van kwalitatief maatwerk voor het wonen en de woonomgeving. Kwaliteit betekent vooral duurzame herstructurering en woningaanpassing. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie waarbij bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Het bestemmingsplan Buitengebied 2011 voorziet in het toekennen van een aanduiding plattelandswoning aan een voormalige tweede bedrijfswoning. Er wordt geen nieuwe woning toegevoegd aan het aantal bestaande woningen. Aan de bestaande bedrijfswoning op de locatie Limietweg 136 wordt een aanduiding plattelandswoning toegekend.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van het buitengebied waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

2.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe staat aangegeven dat gemeenten in principe zelf mogen bepalen welke activiteiten worden toegestaan in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB).

In dit geval is er geen sprake van vestiging van een nieuwe bedrijfsactiviteit (de woonfunctie blijft gehandhaafd) en is er geen sprake van bouw-, verbouw-, sloop- en/of andere werkzaamheden die inbreuk zouden kunnen doen op de ruimtelijke kwaliteit.

Het provinciaal beleid stelt verder geen specifieke bepalingen voor het toekennen van een aanduiding plattelandswoning aan een voormalige tweede bedrijfswoning.

Geconcludeerd wordt dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid.

2.3 Rijksbeleid

In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor het toekennen van een aanduiding plattelandswoning aan een voormalige tweede bedrijfswoning.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Hoewel Barger-Compascuum en omgeving deel uitmaakt van het landschap van de grootschalige veenontginningen, heeft het gebied kleinschalige ontginningen gekend. Ten oosten van de Limietweg zijn nog enkele kleinschalige karakteristieken herkenbaar. Dit ondanks dat het landschap in visueel opzicht grootschalig oogt.

Het oorspronkelijke Compascuum van de marke van Noord- en Zuid-Barge grensde in het noorden aan de marke van Emmen en Westenesch, later Emmer-Compascuuum (grens Verlengde Tweede Groen Dijk), ten oosten aan de Duitse grens, ten zuiden aan Zwartemeer (later Verlengde Hoogeveensche Vaart) en ten westen aan de Runde. Het betrof gemeenschappelijke weidegronden van de bargerboeren en Hannoverianen (jus de compascui = recht van samen weiden). Deze gemeenschappelijke beweiding leidde regelmatig tot (grens)conflicten. In 1764 werd de landsgrens (rechte lijn) vastgesteld zoals deze nu nog is. In 1784 werd het verdrag vernieuwd waarbij werd vastgelegd dat Duitse boeren vee in het Compascuum mochten weiden. Dit recht zou gevolgen hebben voor de inrichting van het gebied bij de vervening, een inrichting die tot op de dag van vandaag nog herkenbaar is. Tot 1850 was Barger- Compascuum een onbebouwd, moerassig hoogveengebied waar Duitse en Bargeboeren hun vee beweiden.

De markewet uit 1886 leidde officieel tot het einde van het markesysteem van gemeenschappelijk bezit van de markegenoten. Het Compascuum werd echter al in 1860 door de bargerboeren verkocht. Evenals in het Emmer-Compascuum ontstonden na de verkoop conflicten tussen de nieuwe eigenaren en de Duitse boeren over het weiderecht. Nederlands – Duitse onderhandelingen hadden in 1862 als resultaat dat 4/15 (= 452ha) van het Compascuum aan de Hannoverianen werd afgestaan als afkoop van de weiderechten. Het betrof een 678m brede strook grond langs de landsgrens met een lengte van 6500m. Van het afgestane gebied kregen de Swartenberger boeren de noordelijke helft (Zwartenberger Compascuum) en de Hebelerboeren het zuidelijke helft (Hebeler Compascuum, het latere veenschap Barger-Compascuum-grens).

Twee andere bepalingen in de overeenkomst zijn de basis van de huidige inrichting c.q. waterstructuur van het gebied. De eerste bepaling is dat de strook van het Compascuum moest worden gescheiden door middel van een 2 meter brede en 1 meter diepe sloot (zie kaart 1910). Normaal is een sloot die dient om water naar een wijk c.q. kanaal te lozen 1 meter breed. Vandaar de naam Breede Sloot.

De Breede Sloot is tegenwoordig de oostelijke achtergrens van de Limietwegbewoners ten zuidoosten van Barger-Compascuum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019034-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Kaart 1910 van de omgeving Barger-Compascuum.

De tweede bepaling in de overeenkomst van 1862 was dat de Duitsers 10 jaar de beschikking kregen over een 100 meter brede strook ten westen van de aan hen afgestane grond (zie kaart 1910). Wanneer een kanaal tot aan het Barger-Compascuum was gevorderd, moest binnen 300 meter van de strook een kanaal worden gegraven dat binnen 20 jaar voor 2/3 gereed diende te zijn. Gebeurde dat niet dan zou deze strook ook in eigendom komen van de Duitsers. Deze bepaling is mede de reden dat Hoofdwijk III is aangelegd en eerder klaar was dan het Oosterdiep (bron: www.debreedesloot.nl).

Het gebied is deels vanuit de Verlengde Hoogeveensche Vaart en deels vanuit het Oosterdiep aan snee gebracht door middel van het bloksysteem met wijken. Beide types bloksysteem zijn in het gebied aanwezig.

Het zuidelijk deel is ontgonnen vanuit de Verlengde Hoogeveensche Vaart via een hoofdwijk, Hoofdwijk III genaamd. Op deze hoofdwijk zijn vervolgens de wijken gegraven. Deze wijken stonden dus niet in directe verbinding met het Oosterdiep. Het Oosterdiep is als ontginningsas dus vooral voor de westzijde van het kanaal van belang geweest.

De wegenstructuur stamt voornamelijk uit de tijd van de grootschalige ontginning. Tegelijkertijd met het graven van Hoofdwijk III is de Limietweg vanaf het zuiden tot de huidige bocht aangelegd.

Zoals gebruikelijk ontstond langs de ontginningsassen, de Limietweg en in veel mindere mate Zwartenbergerweg, de bebouwing. Het Oosterdiep heeft vooral ook als ontginningsas voor het gebied ten westen van dit kanaal gediend. De bebouwing is tot op de dag van vandaag nog aanwezig.

Het huidige bedrijfserf wordt aan de voorzijde begrensd door de Limietweg en Hoofdwijk III aan de westzijde en de achtergrens van het erf aan de oostzijde is de Breede Sloot.

3.2 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

Op het bedrijfserf wordt een akkerbouwbedrijf geëxploiteerd. Naast aardappelbewaring en machineberging is er op de locatie een tweetal bedrijfswoningen aanwezig (Limietweg 136 en Limietweg 138).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019034-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Beeld op het bedrijfserf gezien vanaf de Limietweg.

Er is verzocht om medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de locatie Limietweg 136 in Barger-Compascuum. Verzocht wordt om de bedrijfswoning op de locatie te mogen gebruiken als plattelandswoning.

In het bestemmingsplan is binnen de agrarische bedrijfsbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan een voormalige tweede bedrijfswoning. De woning op het perceel Limietweg 136 betreft een voormalige tweede bedrijfswoning bij het akkerbouwbedrijf op de locatie Limietweg 138.

De regeling voor plattelandswoning is op grond van artikel 1.1a van de Wabo van toepassing op een bedrijfswoning bij een landbouwinrichting. Onder een landbouwinrichting wordt verstaan: een inrichting waar uitsluitend of in de hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht.

Ter plaatse op de locatie Limietweg 138 is de bestaande landbouwinrichting aanwezig waarbij sprake is van een bedrijf als in de zin van een landbouwinrichting als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo. Op de locatie Limietweg 138 wordt een akkerbouwbedrijf uitgeoefend.

Met dit wijzigingsplan wordt de aanduiding plattelandswoning aan de bedrijfswoning Limietweg 136 toegekend.

De definitie van een plattelandswoning is: Een bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019034-W701_0004.png"

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Buitengebied Emmen, Barger-Compascuum, Limietweg 136 is volgens de beleidskaart gelegen binnen een gebied met een lage verwachting op het aantreffende van archeologische waarden.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de locatie met de bestaande bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van archeologie geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Conclusie

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de locatie met de bestaande bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van flora en fauna geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan. Het uitvoeren van nader onderzoek naar flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3 Milieu

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in een plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is er sprake van het toekennen van de aanduiding plattelandswoning. Uit de Wet plattelandswoningen volgt dat er speciale regels gelden voor geur en geluid. De plattelandswoning wordt niet beschermd tegen geur en geluid van het bijbehorende agrarische bedrijf (het akkerbouwbedrijf Limietweg 138). Voor het overige zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen (agrarische) bedrijven gelegen die met het toekennen van de aanduiding plattelandswoning zouden kunnen worden belemmerd in de bedrijfsexploitatie.

4.3.2 Luchtkwaliteit

Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijk project vormt als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Uit jurisprudentie blijkt dat bij plattelandswoningen de reguliere luchtkwaliteitsregels gelden. In bijlage 1B van de Regeling NIBM staat een aantal categorieën agrarisch bedrijven genoemd die per definitie 'niet in betekende mate' bijdragen aan luchtverontreiniging, waaronder akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt. Daarnaast is volgens de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering bij akkerbouwbedrijven de richtafstand voor het aspect stof 10 meter. Het erf is dusdanig ingericht dat er wordt voldaan aan de afstand tot de activiteiten bij het akkerbouwbedrijf. Luchtkwaliteit vormt zodoende geen belemmering.

4.3.3 Bodem

Dit wijzigingsplan voorziet in het toekennen van een aanduiding plattelandswoning aan een bestaande bedrijfswoning. Het plan heeft geen betrekking op uitbreiding van bebouwing met daarbij behorende ingrepen in de bodem. Gelet hierop zijn er met betrekking tot het aspect bodem geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes of buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.5 Waterparagraaf

Met dit wijzigingsplan gaat het om een wijziging van de bestemming of functie, zonder fysieke aanpassing van het bestaande plan. Het plan raakt geen belangen van het waterschap, heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan.

De watertoets is uitgevoerd bij waterschap Hunze en Aa's en toegevoegd als Bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 22 januari 2020 tot en met 3 maart 2020 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. Voor het overige is er geen sprake van plankosten. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.