direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Emmer-Compascuum, Hoofdkanaal OZ 116
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2018036-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Er is verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Hoofdkanaal OZ 116 te Emmer-Compascuum. Het perceel waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AB, nummer 504.

Voorheen is het perceel gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Op het perceel wordt echter geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar de functie wonen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten noordoosten van Emmer-Compascuum aan de oostzijde van het Hoofdkanaal. De weg Hoofdkanaal OZ is de doorgaande weg van Emmer-Compascuum naar Ter Apel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018036-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood omcirkeld het plangebied).

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

Het perceel Hoofdkanaal OZ 116 in Emmer-Compascuum heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' de bestemming 'Agrarisch – Grondgebonden 1' (artikel 5), bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken. Op het perceel wordt echter geen grondgebonden agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar wonen.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 5.7.1 lid c) voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging naar wonen zoals bedoeld in Artikel 61 Wonen – Voormalige agrarische bebouwing. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
  • er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande bepalingen.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeeding worden de percelen in het plangebied aangegeven met een bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Emmer-Compascuum, Hoofdkanaal OZ 116 is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonbeleid

Het woonbeleid richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In het woonbeleid wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. Uitgegaan wordt van het bieden van kwalitatief maatwerk voor het wonen en de woonomgeving. Kwaliteit betekent vooral duurzame herstructurering en woningaanpassing. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie waarbij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Het voorliggend plan betreft een particulier initiatief waarbij sprake is van de functiewijziging van een voormalige agrarische bedrijfslocatie met bedrijfswoning naar een woonfunctie. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' voorziet in de functiewijziging. Er worden geen woningen toegevoegd aan het aantal bestaande woningen.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van het buitengebied waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

2.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe staat aangegeven dat gemeenten in principe zelf mogen bepalen welke activiteiten worden toegestaan in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB).

Het provinciaal beleid stelt verder geen specifieke bepalingen voor een functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen.

In dit geval is er geen sprake van vestiging van een nieuwe bedrijfsactiviteit (de woonfunctie blijft gehandhaafd) en is geen sprake van verbouwings-, bouw- en/of sloopwerkzaamheden die inbreuk zouden kunnen doen op de ruimtelijke kwaliteit.

Geconcludeerd wordt dat de functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen in overeenstemming is met het provinciale beleid.

2.3 Rijksbeleid

In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor een functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de grootschalige veenontginningen. Echter, in het rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2011", is de omgeving van het plangebied nader getypeerd als Kleinschalige veenontginningen. Dit komt omdat het gebied kleinschalig is ontgonnen. Voor het beschrijven van de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt dan ook het landschap van de kleinschalige veenontginningen aangehouden. Het plangebied wordt gerekend tot het gebied Munsterscheveld, wat gelegen is ten noordoosten van het huidige Emmer-Compascuum en ten oosten van Roswinkel. Het plangebied grenst direct aan de randveen- en boekweitcultuurontginningen van Munsterscheveld/Roswinkel.

In het Munsterscheveld is er sprake van venige gronden. In dit gebied waren de 'wisschen', ofwel half natuurlijke weiden, te vinden. Ook de groenlanden, welke ook wel 'Vennen' werden genoemd, bevinden zich hier. Deze Vennen strekten zich naar het oosten uit en werden beplant met elzensingels. Hierdoor ontstond een kleinschalig landschap bij het Munsterscheveld.

Rond 1650 zijn de eerste boekweitakkkers op het veen aangelegd. Na ongeveer zes tot tien jaar boekweitteelt was het veen volledig uitgeput, waarna het twintig jaar braak moest liggen voordat het weer kon worden ingezaaid. De boekweitteelt gebeurde eerst op de marke van Roswinkel, maar deze was al snel te klein. Hierdoor werden de karakteristieke smalle langgerekte kavels in het Munsterscheveld ingezaaid met boekweit.

Voor de ontginning van het boekweit werd een stelsel van wijken en kanalen gegraven. Deze kanalen zorgen voor de afvoer van het afgegraven boekweit. Het Stads-Compaskanaal waaraan het plangebied is gelegen, is een van deze kanalen. Op de oudste kaarten is goed de hoofdopzet van de ontginningen terug te zien. Haaks op het Stads-Compaskanaal lopen hoofdwijken die zorgden voor de waterafvoer van de nabij gelegen boekweitgebieden.

De gerichtheid op Duitsland is nog lang gebleven en wordt weerspiegeld in het landschap. De kaart van 1900 laat bijvoorbeeld zien dat de smalle strookverkaveling in het Munsterscheveld gedeeltelijk aansloot bij de kavels in Duitland. Ook liepen er vanaf het Duitse grondgebied veel weggetjes richting het Munsterscheveld. Tot op de dag van vandaag zijn er nog enkele (restanten van) weggetjes herkenbaar. Ook de smalle strokenverkaveling is in het Munsterscheveld tot op de dag van vandaag nog goed herkenbaar. Bovendien zorgen opgaande bosjes, al dan niet aan Duitse zijde, en huizen op veenrestanten voor het zo karakteristieke kleinschalige landschap in dit gebied.

De karakteristieke beplantingsstructuur van het Munsterscheveld is veranderd. De elzensingels en houtopstanden bij de Vennen zijn in de eerste helft van de vorige eeuw grotendeels verdwenen. De strookverkaveling in dit gebied is nog goed zichtbaar, al zijn veel kavels samengevoegd en daardoor verbreed. Door intensivering van de ontwatering zijn de weidegronden verdwenen en verandert in bouwland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018036-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Kaart omstreeks 1935 van Munsterscheveld en omgeving. Rood omlijnd de ligging van het plangebied. Herkenbaar is de strookverkaveling in het gebied.

3.2 Huidige situatie

Het perceel Hoofdkanaal OZ 116 is gelegen ten noordoosten van het dorp Emmer-Compascuum. De bebouwing aan het Hoofdkanaal voornamelijk gelegen aan de oostzijde. De omgeving is overwegend agrarisch van karakter en naast enkele agrarische bedrijven zijn er woningen in de omgeving gelegen. Ten zuiden van het plangebied wordt op het perceel Hoofdkanaal OZ 114 een varkenshouderij geëxploiteerd.

Op het perceel Hoofdkanaal OZ 116 wordt geen grondgebonden agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Op het perceel staat een voormalige agrarische bedrijfswoning en aangebouwde landbouwschuur. Het bestaande erf is groen ingepast. Het voormalige agrarische bouwvlak laat min of meer de typerende strookverkaveling in het landschap zien. De gronden achter de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zijn agrarisch in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018036-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Luchtfoto Hoofdkanaal OZ 116 (geel omlijnd het woongedeelte op het perceel, groen omlijnd de achterliggende gronden die agrarisch in gebruik zijn).

3.3 Beschrijving ontwikkeling

Er is verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Hoofdkanaal OZ 116 te Emmer-Compascuum. Voorheen is het perceel gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Op het perceel wordt echter geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar de functie wonen.

Een woonfunctie is in beginsel passend hergebruik om leegstand van vrijkomende agrarische bebouwing tegen te gaan, uiteindelijk verpaupering van die gebouwen te voorkomen en zodoende kapitaalsvernietiging tegen te gaan. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging naar wonen. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
  • er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Met dit wijzigingsplan wordt voorzien in een passende bestemming (bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing'). De achterliggende gronden worden bestemd conform het feitelijke agrarische gebruik (bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen').

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van verbouwings-, bouw- en/of sloopwerkzaamheden. De functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur. In Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de andere bepalingen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

Het plangebied is de volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart Archeologie (vastgesteld op 30 mei 2013) gelegen binnen een gebied met een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden.

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van archeologie geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing naar wonen.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
4.2.2 Conclusie

Op basis van de Wet natuurbescherming is de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van verbouwings-, bouw- en/of sloopwerkzaamheden. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van flora en fauna geen belemmeringen voor de functiewijziging van agrarisch naar wonen. Het uitvoeren van nader onderzoek naar flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3 Milieu

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten zuiden van het plangebied wordt op het perceel Hoofdkanaal OZ 114 een varkenshouderij geëxploiteerd. Een agrarisch bedrijf in de directe omgeving van het plangebied (waarvoor de bestemming wijzigt van agrarish naar wonen) wordt niet in de bedrijfsexploitatie beperkt wanneer in dit wijzigingsplan wordt vastgelegd dat uitsluitend de bestaande woonruimten van de voormalige bedrijfswoning gebruikt mogen worden voor toekomstig woongebruik. Dit om te voorkomen dat de maatgevende afstand tot omliggende agrarische bedrijven wordt verkleind. Op de verbeelding van dit wijzigingsplan is een functieaanduiding 'wonen' opgenomen. In de regels is opgenomen dat wonen uitsluitend is toegestaan binnen de aanduiding 'wonen'. Een uitbreiding van woonruimten is ondergebracht onder een binnenplanse afwijking van de gebruiksregels. Op het moment dat verzocht wordt om een uitbreiding van woonruimten, kan op dat moment rekening worden gehouden met de agrarische belangen in de omgeving.

4.3.2 Bodem

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locaties verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van bodem geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing naar wonen.

4.3.3 Geluid

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. De bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt voor toekomstig woongebruik. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van geluid geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing met bedrijfswoning naar wonen.

4.3.4 Luchtkwaliteit

De voormalige agrarische bedrijfswoning wordt niet meer als zodanig gebruikt. Met dit wijzigingsplan wordt voorzien in een passende bestemming. Voor een woonfunctie wordt het aantal verkeersbewegingen vergeleken met de agrarische bedrijfsfunctie minder. Omdat er zodoende geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet toenemen. Hierdoor betekent het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

4.3.5 Verkeer

Het gebruik als woonfunctie zorgt niet voor onevenredige verkeers- en/ of parkeerdruk voor de omgeving. Voor een woonfunctie wordt het aantal verkeersbewegingen vergeleken met de agrarische bedrijfsfunctie minder.

Het parkeren ten behoeve van de woonfunctie vindt plaats op het bestaande erf.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.5 Waterparagraaf

Het plan heeft betrekking op de wijziging van de bestemming of functie, zonder fysieke aanpassing van het bestaande plan. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gebruikt voor de functie wonen. Met de functiewijziging van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing naar wonen is er geen toename van het verharde oppervlakte. Tevens is er geen sprake van verbouwings-, bouw- en/of sloopwerkzaamheden. Gelet hierop heeft het plan geen negatieve gevolgen voor het functioneren van het watersysteem.

Het waterschap Hunze en Aa's is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft geleid tot het resultaat 'geen waterschapsbelang'.

De watertoets is toegevoegd als Bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingingsplan heeft vanaf 14 september 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot op- of aanmerkingen (Bijlage 4).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.