direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Rundedal midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017033-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Op 31 mei 2005 is het bestemmingsplan "Tuinbouwgebied Klazienaveen, Het Rundedal" vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in een tuinbouwgebied van circa 160 hectare. De voorziene ontwikkeling van het glastuinbouw is echter niet gerealiseerd.

In december 2012 heeft de raad de Ontwikkelingsvisie Rundedal vastgesteld. In deze visie is voorzien dat een deel van het tuinbouwgebied Rundedal weer zijn oorspronkelijke landbouwfunctie terugkrijgt. In 2018 zal de gemeente een deel van zijn gronden in het noordelijk deel van het (voormalige) tuinbouwgebied verkopen voor agrarische doeleinden. Met het opstellen van het Buitengebied, Rundedal midden wordt de glastuinbouwbestemming omgezet in agrarische gronden. Omdat de verkoop nog moet plaatsvinden wordt eveneens de recreatieve zone rondom het veenriviertje De Runde meegenomen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de door de raad vastgestelde Ontwikkelingsvisie Rundedal.

Vanwege een logische planbegrenzing omvat het plangebied van het bestemmingsplan meer dan alleen de verkochte gronden. Aansluiting is gezocht bij de planbegrenzing van het bestemmingsplan "Emmen, Buitengebied", "Buitengebied, ten zuiden van Barger-Compascuum" en bestemmingsplan "Klazienaveen, glastuinbouwgebied Klazienaveen".

 
Dit bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden heeft in de eerste plaats als doel de bestaande situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan eenvoudiger en beter handhaafbaar moet zijn.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden ligt ten zuiden van Barger-Compascuum. Het wordt globaal begrensd door de recreatieve fietsverbinding langs de Runde in het westen, agrarische gronden in het noorden, het Verlengde Oosterdiep in het oosten en een (tijdelijk) zonneakker in het zuiden (zie figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0001.png"

Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen Buitengebied, Rundedal midden   in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden vervangt het bestemmingsplan "Tuinbouwgebied Klazienaveen, Het Rundedal" (vastgesteld 31 mei 2005 met nummer 03.088) gedeeltelijk.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

Bij de structuurvisie behoort een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma geeft aan hoe de visie in de werkelijkheid gestalte kan krijgen. Daarvoor is een aantal projecten benoemd. Dit zijn projecten die een katalysatorfunctie hebben voor de ruimtelijk-economische structuur in 2020 (zoals de realisatie van de vaarverbinding Erica-Ter Apel en de realisatie van bijzondere woonmilieus). De overige projecten en programma's die benoemd worden vormen een onderdeel van hetgeen met de structuurvisie wordt voorgestaan.

In de structuurvisie is de ruimtelijke structuur op hoofdlijnen richting 2020 vastgelegd. Voor de nieuw op te stellen bestemmingsplannen geeft de structuurvisie de richting weer. Het is van belang dat deze beleidskoers echter ook vertaald wordt in concreet toetsbare kaders die de gewenste ontwikkelingen mogelijk maakt. Naast het feit dat de bestemmingsplannen in de gemeente geactualiseerd moeten worden, er voor diverse ontwikkelingen een apart bestemmingsplan is dan wel opgesteld moeten, is het noodzakelijk dat er een nieuw bestemmingsplan buitengebied wordt vastgesteld. Hierin worden de diverse ontwikkelingen, kansen, maar ook kwaliteiten geborgd.

In het uitvoeringsprogramma wordt voor het bestemmingsplan Buitengebied Emmen een relatie gelegd met een aantal andere projecten, namelijk:

  • Ruimtelijke Waardenkaart: De gemeente Emmen is rijk bedeeld met ruimtelijke waarden. Het betreft hier zowel zichtbare zaken (hunebedden, natuur, landschappen, monumenten, verkaveling, cultuurhistorie, openheid) als ook onzichtbare zaken (bodem, archeologie). De ruimtelijke waardenkaart met achterliggende beschrijving (in een rapport) gaat in op de diverse ruimtelijke waarden en geeft ook een beschrijving van deze waarden.
  • Ruimte voor water, inclusief herstel beekdalen: Dit project behelst een breed scala aan ruimtelijke faciliterende en uitvoerende projecten, waarmee het water in de gemeente Emmen zo lang mogelijk wordt vastgehouden, indien nodig (bij nood) tijdelijk geborgen en afgevoerd. Doel van het geheel van activiteiten is om de ruimte zo in te richten dat we optimaal inspelen op wateroverlast, betere waterkwaliteit, verdroging en stijging van de zeespiegel. Realisatie van het Lokaal Bestuursakkoord Noodretentie (LBN) moet wateroverlast in het stedelijk en landelijk gebied voor het gehele stroomgebied voorkomen c.q. beperken. Voor berging van water zijn 5 soorten maatregelen benoemd: 1. Vasthouden van water in greppels en sloten; 2. Vasthouden van water in waterschapsleidingen; 3. Vasthouden van water in lokale laagten; 4. Beekherstel; 5. Noodberging vanuit het hoofdsysteem in bergingsgebieden.
  • Bargerveen: Het Bargerveen is een uniek natuurgebied waar een gedeelte van het oorspronkelijke hoogveenlandschap behoud is. Het Bargerveen kenmerkt zich door onvergraven hoogveen met tamelijk volledige veenprofielen en veenmeertjes. Ook is er uitgestrekte hoogveenvegetatie met zeldzame fauna aanwezig. Het reservaat is vrij van bebouwing en mede daardoor zeer rustig. Vanuit natuur- en cultuurhistorisch perspectief ligt behoud voor de hand. Het omliggende gebied kent vooral een agrarische functie. De landbouw is over het algemeen gebaat bij een ander waterpeil. Om het contrast in waterpeil te verkleinen zet de structuurvisie in op de realisatie van een ruimtelijke overgangszone (in noordelijke en westelijke richting).
  • Realisatie ecologische verbindingszones: Er is een drietal ecologische verbindingszones binnen de gemeente Emmen. Twee lopen er vanuit het Bargerveen in noordelijke richting. Eén hiervan loopt parallel met de Runde. De andere zone buigt ter hoogte van het Oosterbos langs de steilrand naar het Valtherbos. Onderdeel hiervan is de realisatie van een faunapassage c.q. een schakel nabij de Emmerschans. De derde zone loopt vanuit het Bargerveen in westelijke richting. Voor de Runde is de gemeente Emmen de trekker.
2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) (RWK) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”

De RWK maakt een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied "landschap van de grootschalige verveningen". Voor dit deelgebied geldt de volgende algemene omschrijving: Ofschoon sprake is van een jong landschap zijn er oudere occupatieresten zoals veendijken en schansen te vinden. Typerend voor het veenontginningslandschap zijn de lange zichtlijnen. De lange kanalen, die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten verschaffen dit landschap voor Nederlandse begrippen een unieke monumentaliteit.

De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd.

Binnen het landschap van de grootschalige veenontginnningen wordt ingezet op behoud van archeologische waarden/vindplaatsen, behoud van resterende veengebieden, behoud van de verscheidenheid aan details (bruggen, sluizen en industrieel erfgoed). De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de omzomende beplantingen kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

2.1.3 Ontwikkelvisie Rundedal

Op 20 december 2012 is de Ontwikkelvisie Rundedal om de volgende redenen vastgesteld. Rond 2000 is het Rundedal, ten oosten van het plangebied, ontwikkeld voor uitbreiding van het glastuinbouwgebied. Echter, de ontwikkeling van dit tuinbouwgebied is niet van de grond gekomen. Gelet op het gewijzigde Rijksoverheidsbeleid en het ongunstige economische perspectief voor het Rundedal als glastuinbouwgebied, orienteert de gemeente zich na zeven jaar op nieuwe/andere kansrijke perspectieven voor het Rundedal. Vanuit de oriëntatie op de marktpotentie van het Rundedal en de diverse overwegingen die een rol spelen, wordt voorgesteld om het Rundedal op te delen in drie locaties van circa 40 tot 65 ha. met verschillende functies. Te denken valt aan:

  • Locatie 1. “herstel van de landbouwfunctie”
  • Locatie 2. “functieverbreding” voor agropark met energie (agrarisch/energie) en een wonen-werkenzone in het lint
  • Locatie 3. “functiewijziging” voor grootschalige bedrijvigheid (grootschalige bedrijven) en een wonen-werkenzone in het lint

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de uitwerking van een groot deel van locatie 1.

2.1.4 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen. Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid. In het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.

Op basis van de provinciale omgevingsvisie behoort het Rundedal tot het glastuinbouwgebied in Emmen. Het provinciaal beleid is gericht op het bundelen van glastuinbouwgebieden (binnen Emmen). Echter, nu wordt teruggegrepen naar het feitelijke, landbouwkundig gebruik is het aspect landschap van belang

Het meest voorkomende landschapstype is het hoogveenontginningslandschap. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Drents-Groningse Veenkoloniën. De meeste veenontginningen in Drenthe zijn door kanalenstelsels onderling verbonden. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden, de grote weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Van provinciaal is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken.

Bij het project tot hermeandering van het veenriviertje De Runde Over de EHS, die nu aangeduid wordt met de term Natuurnetwerk Nederland, zijn landelijk afspraken gemaakt. De kern van het Natuurnetwerk blijft de EHS: hier stuurt de provincie maximaal met subsidies en regelgeving. De ambitie is hier gericht op het behoud van de bestaande waarden van de kernkwaliteit natuur. De basis voor natuur die tegen een stootje kan en daardoor beleefd en benut kan worden wordt gevormd door een natuurnetwerk dat breder is dan de oude vertrouwde Ecologische Hoofdstructuur (EHS).De beleidsnota "Gastvrije natuur - Natuurvisie 2040" is in samenspraak met partners in het veld opgesteld. Hierin staat hoe de provincie het Natuurnetwerk verder gaat opbouwen welke rol gemeenten, waterschappen, natuurbeheerders, andere maatschappelijke organisaties en particulieren daarin kunnen vervullen. De provincie wil grotere en beter functionerende natuur maken, waar plek is voor wonen, werken, recreëren en ondernemen. Aangezien de hermeandering van De Runde ter plaatse van het plangebied is afgerond en zich dus in de beheerfase bevindt, is er geen nadere aandacht aan besteedt, anders dan in paragraaf 4.2.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMvB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMvB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER-ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoort tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van de veenkoloniën. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang door de orthogonale structuur van watergangen. Het benadrukken van het lineair patroon van water en wegen kan door bomenrijen langs wegen, maar het open landschap dient behouden te blijven. De belangrijkste opgave voor de veenkoloniën is om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek te versterken.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.

Het plangebied van voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, ten zuiden van Barger-Compascuum is op de archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als een gebied met een lage archeologische waarde.

Gebieden met lage archeologische waarde/verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

Omdat de waardering van het plangebied een lage archeologische verwachting betreft, is er geen dubbelbestemming omtrent archeologie opgenomen. Ook ligt 50 meter buiten het plangebied is geen archeologisch monument verwacht.

3.2 Ecologie

De Wnb (Wet Natuurbescherming) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening.

Aan de westzijde van het plangebied ligt het veenriviertje de Runde. De brede strook om de hernieuwde Runde is aangewezen als NNN en als "stepping stone" vanaf het Bargerveen richting het noorden.


Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van een vergunning.

3.3 Milieu

3.3.1 Aanmeldnotitie m.e.r.

Vanuit het Besluit m.e.r. is sinds mei 2017 de verplichting opgenomen om voorafgaand aan elke ontwikkeling een aanmeldnotitie bij het bevoegd gezag in te dienen. Gemeente Emmen vraagt bij stedelijke ontwikkelingen die de duurzaamheidsladder dienen te doorlopen een aanmeldnotitie. Bij overige kleinschalige ontwikkelingen wordt eveneens geen aanmeldnotitie vereist. Bij grotere ontwikkelingen

In voorliggend bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden worden geen nieuwe activiteiten of ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ook voorziet het bestemmingsplan niet in activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen aanmeldnotitie te worden ingediend of vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.3.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten voornamelijk uit agrarische activiteiten van bedrijven buiten het plangebied.

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig, maar omdat de bestemming "voormalige agrarische bebouwing" is toegekend, bestaat de mogelijkheid om aldaar bedrijvigheid op te starten. Tot de mogelijkheid behoren bedrijven categorie 1 en 2 volgens de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Het gaat voornamelijk om faciliteiten ten behoeve van opstartende bedrijven. De categorie 3-bedrijven worden uitgesloten. Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van het plangebied ook in de toekomst behouden blijft. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009).

3.3.2.1 Agrarische bedrijven

Binnen het plangebied liggen geen in werking zijnde agrarische bedrijven. Wel zijn op afstand van het plangebied enkele agrarische bedrijven. De adviesafstand tussen agrarische bedrijven (niet intensief) en geconcentreerde woningbouw is 100 meter. Individueel kan worden bekeken of de afstand tot 50 meter verkleind mag worden.

Gelet op het gestelde in de ontwikkelvisie Rundedal, vastgesteld in 2012, wordt de mogelijkheid geboden om op deze gronden een agrarisch bedrijf te vestigen. Conform het gestelde in het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, dient aan alle (milieuhygiënische) voorwaarden te worden voldaan en kan dan een aparte planologische procedure gevoerd te worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt hier vooralsnog verder geen rekening mee gehouden.

3.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Voor het plangebied Buitengebied, Rundedal midden geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszone van het Oosterdiep.

In de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een (geluids)zone heeft (art. 74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Wegen met een (geluids)zone zijn dus wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u en hoger. Binnen deze zone, de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidsbelasting aan woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) niet te boven gaan.

Nabij het plangebied bevindt zich een zoneplichtige weg Verlengde Oosterdiep OZ. De overige wegen nabij het plangebied zijn erftoegangswegen waar een maximaal toegestane snelheid van 30 km/u geldt of het aantal verkeersbewegingen zo laag is dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Deze wegen zijn niet zoneplichtig. Omdat het voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek voor bovengenoemde zoneplichtige weg achterwege gelaten. De overige wegen rondom het plangebied zijn niet zoneplichtig. Aangezien dit bestemmingsplan een actualisatieplan is en hierin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, hoeven er geen hogere waarden te worden aangevraagd.

3.4 Fysieke veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.1 Fysieke veiligheidssituatie

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied of de omgeving daarvan zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen die leiden voor externe veiligheidsrisico's binnen het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van weg, spoor en water zijn er geen risico's bekend die het plangebied nadelig kunnen beïnvloeden. Binnen de gemeente Emmen is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld die niet van invloed is op dit plangebied. Spoor- en vaarwegen zijn niet aanwezig in het plangebied en derhalve niet van toepassing.

Buisleidingen

Ten westen van het plangebied loopt een hogedrukaardgastransportleiding. Deze leiding heeft geen gevolgen voor het plangebied.

Hoogspanningslijnen

Ten noorden en oosten van het plangebied bevinden zich hoogspanningslijnen. Deze bevinden zich op ruim twee kilometer afstand van het plangebied en oefenen dan ook geen nadelige invloed op het plangebied uit.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie. Deze is met de dubbelbestemming "Leiding-Gas" weergegeven. De benodigde belemmeringenstrook van 5 meter breed aan weerszijden is eveneens meegenomen in deze dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming ligt over de bestemmingen natuur en landbouw.

3.4.2 Aanvaarding risico

De herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat geen risicobronnen, welke wettelijk verplicht zijn om te beoordelen.

Aan de zuidwestzijde van het plangebied loopt een hogedrukaardgastransportleiding . Voor deze leiding is in het kader van dit bestemmingsplan een advies omtrent Externe veiligheid gevraagd, welke is opgenomen in bijlage 2. In bijgaand advies is voor deze buisleiding de risicocontour berekend. De contour ligt op 115 meter. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden gerealiseerd en de grond is met name als landbouw en natuur bestemd. Daarmee is aangegeven dat er in het kader van groepsrisico geen slachtoffers zullen vallen op deze locatie als gevolg van calamiteiten met deze leiding.

Gelet op het onderzoek van de RUD Drenthe in het advies van de Hulpverleningsdienst Drenthe kan het volgende worden geconcludeerd:

Binnen het plangebied ligt een PR10-6 risicocontourvan de aardgastransportleiding (kenmerk A-582-02). De bestemming en het feitelijk gebruik ter plaatse hebben betrekking op natuur en landbouw. Hierdoor zijn hier weinig personen aanwezig, waardoor het plaatsgebonden risico niet vastgesteld is. Het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter verandert het groepsrisico niet. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden. De situatie wordt dan ook als aanvaardbaar geacht.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

Lokaal bestuursakkoord

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door gemeente Emmen en de waterschappen in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten. Er is gekozen om de waterberging in het landelijk gebied op vier manieren vorm te geven:

  • Vasthouden in sloten en kanalen; door het verbreden en minder diep maken van sloten wordt water minder snel afgevoerd.
  • Vasthouden in lagergelegen gebieden; doordat deze gebieden van nature natter zijn, lenen deze gebieden zich beter voor natuur dan landbouw. Dergelijke gebieden kunnen worden ingezet om water vast te houden.
  • Vasthouden in beekdalen; de tegenwoordig veelvuldig gekanaliseerde beeklopen krijgen hun natuurlijke, meanderende verloop terug in een bredere bedding, zodat meer water kan worden vastgehouden in het beekdal.
  • Noodberging; omdat het verbeterde watersysteem niet op alle noodsituaties in kan spelen, wordt ruimte gereserveerd voor noodberging, die wordt benut om te hoge waterpeilen te laten zakken.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor het gebied ten zuiden van Barger-Compascuum uitgewerkt.

3.5.2 Grondgebruik

Het plangebied bestaat uit een agrarisch gebied met cultuurhistorische wijken en aan de oostzijde grenst het aan het Verlengde Oosterdiep. Ten westen van het plangebied loopt De Runde welke het zuidelijk gelegen Rundedal met het agrarisch gebied aan de noordzijde van Barger-Compascuum als ecologische verbindingszone (EVZ) verbindt.

3.5.3 Bodemopbouw

De bodemopbouw van het plangebied bestaat voornamelijk uit veen- en moerige gronden (iVp en iWp, veen- en moerige gronden met een veenkoloniaal dek).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0003.png"

Figuur 3-3: Bodeminformatie rond Rundedal (bron: website provincie Drenthe)

3.5.4 Hoogteligging

Figuur 3-4 geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen ca. NAP + 14,50 ( westzijde, nabij De Runde) en NAP 16,50 m (oostzijde) . De maaiveldhoogte aan het Verlengde Oosterdiep ligt aanzienlijk hoger dan aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0005.png"

Figuur 3-4: Hoogtekaart Barger-Compascuum (bron: AHN Nederland)

3.5.5 Grondwater

In figuur 3-5 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. Het blijkt dat in het plangebied de grondwaterstanden gelijkmatig verdeeld zijn. In het plangebied liggen de hoogste grondwaterstanden tussen 40 en 60 cm beneden het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0007.png"

Figuur 3-5: Overzicht Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) rond Barger-Compascuum (bron: website provincie Drenthe)

Figuur 3-6 laat de kwel en infiltratie situatie zien. Duidelijk blijkt het effect van de grote hoogteverschillen rondom het plangebied. Het plangebied zelf betreft het lagere deel. In de lagere delen komt kwel voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0008.jpg"

Figuur 3-6: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: Waterschap Hunze en Aa's)

Plaatselijk (voornamelijk binnen de kwel en intermediaire zone zijn er problemen bekend door hoge grondwaterstanden (bijv. natte kruipruimtes). Er komen geen problemen voor door optredende schijngrondwaterspiegels als gevolg van de slechte bodemstructuur. De bekende problemen zijn opgelost, doordat een drainagesysteem is aangelegd.

3.5.6 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. De afwatering van het plangebied vind plaats richting de Runde (winterpeil van NAP 13,85 m). Hieruit blijkt dat de drooglegging overal in het gebied minimaal 60 m is. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de droogleggingsnormen voor landbouwgebieden. Langs de randen van het plangebied kan door drainage de droogleggingsnorm van 1.20 m gehaald worden ten behoeve van stedelijk gebied.

Ondanks dat het gebied nog steeds als landbouwgrond in gebruik is, is er ten behoeve van het bestemmingsplan "Tuinbouwgebied Klazienaveen, Het Rundedal" in 2005 met het waterschap overleg gevoerd over een gescheiden afwateringssysteem. In de toelichting van het bestemmingsplan van toen zijn o.a. de volgende zaken aangegeven:

  • het kasdekwater wordt als gietwater gebruikt en daarvoor zal een collectief gietwatersysteem gescheiden van het systeem voor opvangen en afvoeren van het minder schone 'landbouwwater'. Het kasdekwater wordt via ooft-west gelegen watergangen en stuwen afgevoerd naar de Runde. Vanuit de Runde wordt het water via stuwen naar de gietwaterplas gevoerd.
  • het 'landbouwwater' wordt via een centraal door het landbouwgebied lopende hoofdwatergang afgevoerd. Deze verzamelwatergang loopt noord-zuid en mond ten noorden van de stuw (KST-W-10508) in de Runde uit.
  • De huidige oppervlaktewaterpeilen in het gebied worden gehandhaafd.

Het zuidelijk deel, buiten voorliggend plangebied is bouwrijp gemaakt voor de eerste tuinder. Hier loopt een hoofdwatergang als eerste deel van het uitgedachte waterhuishoudkundig systeem, zoals opgenomen in onderstaande schets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0009.png"

De Runde loopt door het Veenpark en de omgeving watert hier op af. Daarmee valt het afwaterende Veenpark binnen het peilgebied met een zomerpeil van+14,20 mNAP en een winterpeil van +13,85 mNAP. De stuw 511 staat juist ten noorden van het Veenpark.

3.5.7 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel is uitgevoerd als in de kern uitgevoerd als gemengd rioolstelsel. Het loost op het Verlengde Oosterdiep met vier riooloverstorten. Twee van deze riooloverstorten zijn uitgevoerd met een bergbezinkleiding. Door deze bergbezinkleiding wordt de vuiluitworp van het rioolstelsel op het oppervlaktewater verminderd. Op het gemengde stelsel injecteren de drukrioolstelsel van de Postweg. Verder loost op het stelsel het vacuüm systeem Verlengde Oosterdiep n.o.z. en een deel van het tuinbouwcentrum Klazienaveen.

3.5.8 (Grond)waterkwantiteit en -kwaliteit

Voor het plangebied Buitengebied, ten zuiden van Barger Compascuum zullen de grondwaterstanden niet wezenlijk wijzigen. Verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast. Grondwaterstandverlagingen kunnen schade aan het kwetsbare ecosysteem in het plangebied en het hoogveenrestant Berkenrode toebrengen.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

3.5.9 Wateradvies

De gemeente Emmen heeft het waterschap vooraf niet ingelicht over de planvorming. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Aangezien feitelijk niets verandert en de bebouwing in het plangebied niet toeneemt, is volstaan met consultering tijdens het vooroverleg van het conceptontwerpbestemmingsplan.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Naar aanleiding van dit overleg heeft het waterschap d.d. 8 juni 2018 is deze watertoets tekstueel aangepast. Verder zijn er in zijn algemeenheid afspraken gemaakt over het beheer en waterhuishouding in en rondom het plangebied.

Hoofdstuk 4 Beschrijving ontwikkeling

4.1 Uitvoering ontwikkelvisie voor het Rundedal

Op 31 mei 2005 is het bestemmingsplan "Tuinbouwgebied Klazienaveen, Het Rundedal" vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in een tuinbouwgebied van circa 160 hectare aan uitgeefbare kavels. De voorziene ontwikkeling van het glastuinbouw is echter niet gerealiseerd.

Het glastuinbouwgebied was destijds door het rijk aangewezen als een van de gebieden buiten de Randstad die een regionale centrumfunctie met nationale betekenis zou moeten vervullen. Op basis van dit beleid is destijds het glastuinbouwgebied Het Rundedal in ontwikkeling gebracht.

Met het opstellen van haar Nota Ruimte heeft het Rijk een nieuwe koers ingezet die inhoudt dat men er voor kiest de ontwikkeling van de gehele sector, inclusief ontwikkellocaties als het Rundedal over te laten aan de marktontwikkelingen. De glastuinbouw in Nederland verkeert in economisch moeilijke omstandigheden. Het Rundedal kan hierin onvoldoende concurrerend zijn met de toplocaties.

In december 2012 heeft de raad daarop de Ontwikkelingsvisie Rundedal vastgesteld. Op basis van de economische perspectieven en maatschappelijke ontwikkelingen is de visie opgesteld, waarbij het Rundedal opgedeeld is in 3 deelgebieden met een eigen scenario.

  • Locatie 1. “herstel van de landbouwfunctie”
  • Locatie 2. “functieverbreding” voor agropark met energie (agrarisch/energie) en een wonen-werkenzone in het lint
  • Locatie 3. “functiewijziging” voor grootschalige bedrijvigheid (grootschalige bedrijven) en een wonen-werkenzone in het lint

Het voorliggende plangebied behoort tot locatie 1 “herstel van de landbouwfunctie”. De noordelijke zone tot aan het dorp Barger-Compascuum is aangemerkt als agrarisch gebied. Dit houdt in dat locatie 1. aangewezen wordt voor akkerbouw. Deze invulling sluit het beste aan bij het dorp .

In 2016 heeft de gemeente een deel van zijn gronden in het noordelijk deel van het (voormalige) tuinbouwgebied verkocht voor agrarische doeleinden. Hiertoe is het bestemmingsplan "Buitengebied, ten zuiden van Barger-Compascuum" opgesteld.

In 2018 heeft de gemeente wederom een deel van zijn gronden in het middendeel van het (voormalige) tuinbouwgebied te koop aangeboden. Met het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden wordt circa 49 hectare van het glastuinbouwgebied omgezet in agrarische gronden. Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden is groter dan de hectaren dan de te verkopen gronden. Hiervoor is dat een goede aansluiting is gezocht met het bestemmingsplan "Buitengebied, ten zuiden van Barger-Compascuum" en het bestemmingsplan "Klazienaveen, glastuinbouwgebied Klazienaveen" en daarmee te voorkomen dat er een restgebied overblijft. In het kader van de omzetting van het systeem in kader van de omgevingswet is het wenselijk om een actuele, raadpleegbare kaart te hebben. Hiermee wordt het westelijk deel van Het Rundedal eveneens geactualiseerd en als natuurgebied met water en recreatief medegebruik bestempeld.

Het voormalige agrarische bedrijf aan Oosterdiep WZ 89 en de veldschuur worden middels dit bestemmingsplan respectievelijk bestemd als "Wonen-Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing" en "Agrarisch-Veldschuur". Omdat deze bedrijven niet meer volwaardig in functie zijn, wordt conform het feitelijk gebruik aansluiting gezocht bij het gestelde in bestemmingsplan "Buitengebied Emmen".

4.2 Veenriviertje De Runde

Met het afgraven van de veenlaag is het moeras verdwenen waar eens De Runde door stroomde. Dit riviertje zocht zijn weg door het landschap, gestuurd door bodemgesteldheid, gradiënten en de begroeiing. De Runde was ooit een riviertje, noordwaarts stromend vanuit het Zwarte Meer door de uitgestrekte veengebieden overgaande in de ruiten Aa. Door de vervening is het oorspronkelijke landschap verdwenen en daarmee ook de oorspronkelijke loop van het veenriviertje.

In kader van de herinrichting van de Gronings-Drents veenkoloniën is gezocht naar een economische, ecologische en recreatieve manier om waterbeheersing van het landschap in te bedden. Omdat het veenriviertje zijn nieuwe loop zocht, is er met inbreng van een kunstenaar (zie onder). voor gekozen om De Runde niet te laten meanderen op basis van historische kaarten. De verhalen van de bewoners van het gebied en het vinden van een weg dan wel loop tussen culturele obstakels in de veenkoloniën. De Runde is qua ontwerp in verschillende deelgebieden gesplitst, ofwel kamers en gangen met een eigen ontwerp.

http://www.jeroenvanwesten.nl/de-runde-komt-1998-2009/

Ontwerp

Het gedeelte ter hoogte van het glastuinbouwgebied is aangemerkt als Gang I. Dit deelgebied zou ingeklemd komen te zitten tussen het huidige tuinbouwgebied en het niet uitgevoerde Rundedal. Voor het inrichten van deze relatief smalle gang is het huidige veenkoloniale landschap als uitgangspunt genomen. Openheid, eenvoud en strakke lijnen kenmerken hierbij het ontwerp.

Naast een ecologische en recreatieve functie heeft dit gebied ook een hele specifieke functie; namelijk berging van 'schoon' water voor het aangrenzende kassengebied. De Runde is in Gang I gesitueerd in een verlaagd struingebied omgeven door dijklichamen. Dit gebied kan deels volstromen met water uit de wijken in het bestaande landschap. Deze waterberging staat vervolgens weer fysiek in verbinding met de Gietwaterplas. Het geheel vormt de totale waterberging van "schoon" water ten behoeve van het glastuinbouwgebied. De aansluitingen tussen de wijken en De Runde worden gevormd door drukpunten. Deze cirkelvormige verzamelplaatsen vormen ook onderdeel van de waterberging. Pas bij een bepaald peilniveau stroomt het opgevangen water uit de drukpunten in De Runde.

Aan de noord- en zuidzijde van het glastuinbouwgebied zijn ellipsvormige accenten aangebracht. Aan de zuidzijde in de vorm van een grondlichaam en aan de noordzijde in de vorm van een verlaagde waterpartij ten behoeve van de bergingscapciteit. Tot slot zijn er aan de buitenzijde van de dijklichamen landschappelijke beplantingen aangebracht die de langgerektheid van dit deelgebied versterken. Aan de oostzijde betreffen het bomen, elzen (Alnus spaethii 'Spaeth') en aan de westzijde grote heesters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017033-B701_0010.png"

Ecologie

Ten behoeve van de ecologische aspecten van het ontwerp is door Eelerwoude in 2005 een beheerplan voor De Runde opgesteld. Ter hoogte van "Gang I" is aangegeven dat het water wordt omzoomd door natte ruigte, droge ruigte, struwelen en boomweides. Het doel is om hiermee een ecologische verbindingszone vanaf Bargerveen naar het Oostersebos te creëren. Deze verbindingszone maakt nog steeds onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN).

Om te komen tot een ecologisch waardevol gebied is de teelaarde, ontstaan vanuit landbouwkundig gebruik, verwijderd. Op deze wijze ontstond de potentie voor het ontstaan van schrale vegetaties. De natuurvriendelijke oevers zijn daarom ook met kleinschalig reliëf aangelegd. De doelsoorten zijn marterachtigen, ree, egel, konijn, haas, amfibieën en insecten. Voor deze soorten is een passende biotoop aanwezig, zodat migratie binnen de gehele zone mogelijk is, dan wel dekking en overwinteringsmogelijkheden biedt.

Recreatie

Binnen het gebied zijn aan zwel de oost als westzijde half verharde paden aangelegd ten behoeve van fietsers en wandelaars. Verder kan er door de droge ruigte gestruind worden.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Culthuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

5.3.2.1 Agrarisch

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven zie bestemmingsomschrijving in de regels. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Er mag één bedrijfswoning worden gebouwd ter plaatste van de daarvoor opgenomen aanduiding. De gezamenlijke oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250m2, danwel de bestaande oppervlakte;
Bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen qua massa en hoogte ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:

    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet groter is dan hoofdgebouw

Indien de oppervlakte van de bestaande woning ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt dan 150 m², dan mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 100 m² bedragen;

Met vrijstelling is het mogelijk om mestopslagplaatsen, voorzover als bouwwerk aangemerkt, buiten het in artikel lid a genoemde bouwvlak tot een inhoud van ten hoogste 2500 m³ en een bouwhoogte van 6 meter inclusief overkapping te realiseren. Aan de bedrijfsbebouwing wordt geen maximum gegeven.

Dit artikel kent een omgevingsvergunningstelsel voor diverse grondwerkzaamheden. Om in te kunnen spelen op eventuele nieuwe, nu niet te voorziene ontwikkelingen in de land- en tuinbouw zijn verschillende afwijkings- en/of wijzigingsregels opgenomen. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen om kleinschalige bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, mantelzorg te verlenen of een kleinschalig kampeerterrein (tot 25 standplaatsen) toe te staan. Om hiervoor een omgevingsvergunning te krijgen, moet aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan.

De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het bij bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming Agrarisch naar een andere bestemming zoals bijvoorbeeld 'Wonen - Voormalige Agrarische bebouwing', 'Bedrijf - milieucategorie 2' of 'Maatschappelijk'.

Artikel 4 Agrarisch-Veldschuur

De voor 'Agrarisch-Veldschuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor een veldschuur. Veldschuren worden gebruikt voor de opslag en stalling van grondstoffen, producten en werktuigen van elders gevestigde agrarische bedrijven. Indien een veldschuur geen functie ten aanzien van de agrarische bedrijfsvoering voor de opslag en stalling van andere goederen. De bestaande veldschuur is binnen het bouwvlak gelegd. Daarmee is vergroting niet mogelijk gemaakt.

5.3.2.2 Agrarisch

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Grootschalige veenontginningen

Op basis van de landschappelijke gebiedskenmerken is de bestemming 'Agrarisch met waarden-Grootschalige veenontginningen'' toegekend. Het betreffen hier de gronden in het buitengebied met in hoofdzaak onbebouwde gronden, waarbij de landschappelijke kenmerken worden gewaarborgd door een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken.

Gelet op de locatie en grootte van het gebied, is ervoor gekozen om geen mestopslagen en andere functies zoals in bestemmingsplan Buitengebied Emmen als afwijkingsbepalingen zijn opgenomen, over te nemen.

Dit artikel kent een omgevingsvergunningstelsel voor diverse grondwerkzaamheden. Om in te kunnen spelen op eventuele nieuwe, nu niet te voorziene ontwikkelingen in de land- en tuinbouw zijn verschillende afwijkings- en/of wijzigingsregels opgenomen. Om hiervoor een omgevingsvergunning te krijgen, moet aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan.

5.3.2.3 Bedrijf

Artikel 6 Bedrijf-Nutsvoorziening

Afhankelijk van de mate van hinder ten opzicht van de woonomgeving is de hoofdbestemming Bedrijf opgedeeld in een gespecificeerde bestemming Bedrijf, waarbij de specifieke functie van het bedrijf wordt aangegeven dan wel een bepaalde milieucategorie.
De nutsvoorziening ten behoeve van de distributie van elektriciteit heeft een specifieke bestemming gekregen. Installaties met enige omvang zijn geregeld met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'. De maximale bouwhoogte is vastgelegd op de bestaande bouwhoogtes. Kleinere bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn meegenomen binnen deze bestemming.

5.3.2.4 Natuur

Artikel 7 Natuur

De groene zone tussen het Rundedal en tuinbouwgebied Klazienaveen heeft de bestemming Natuur gekregen. Dit gebied is namelijk opgenomen in het NNN (voorheen EHS) De aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, versterking en herstel van de aan deze gebieden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke natuurwaarden in samenhang met de waterhuishouding. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Het oprichten van bebouwing is niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het natuurbeheer of van recreatieve natuurbeleving. Het bestaande fiets- en wandelpad is niet apart bestemd.

5.3.2.5 Verkeer

Artikel 8 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, waterhuishoudkundige voorzieningen, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

5.3.2.6 Water

Artikel 9 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende waterlopen, watergangen, waterberging en waterpartijen, met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de natuur, waterhuishouding, oevers en groenvoorzieningen, zie bestemmingsomschrijving in de regels. Dit water heeft naast een belevingsfunctie een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren. Ligplaatsen voor woonschepen zijn niet toegestaan vanwege de natuurwaarden van het water en omliggende gebied.

5.3.3 Dubbelbestemmingen

DUBBELBESTEMMINGEN

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied Buitengebied, Rundedal midden kent de dubbelbestemming omtrent archeologie.

Artikel 11 Leiding - Gas

In het plangebied ligt een buisleiding ten behoeve van gasvoorzieningen. De bestemming Leiding - Gas is opgenomen vanwege de gasleiding die het plangebied ligt. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt dus zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

Voor gronden binnen categorie 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om de archeologische waarden te beschermen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Voor terreinen binnen Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Voor de dubbelbestemming Waarde-Archeologie geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

5.3.3.1 gebiedsaanduidingen
5.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 13 Algemene bouwregels

In artikel 13 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 15 algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 16 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 17 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden".

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

6.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. Enkele overlegpartners hebben aangegeven een inhoudelijke reactie te hebben. Deze reacties zijn verwerkt in de Nota van Beantwoording, welke onderdeel uitmaakt van de bijlage van het voorliggende bestemmingsplan. Naar aanleiding van de reacties zijn in met name de toelichting aanpassingen doorgevoerd.

6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Vanaf @ heeft het bestemmingsplan voor een ieder gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden zijn @wel/geen zienswijzen ingediend. Er is @wel/geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt   verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied, Rundedal midden betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen.  Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.