direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Erica, Tuindershof 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017007-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Op het perceel Tuindershof 20 te Erica bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met bedrijfswoning. De nieuwe eigenaar van het bedrijf beoogt een nieuwe bedrijfswoning (en in de toekomst mogelijk tevens uitbreiding van de kas) te realiseren op het perceel direct ten oosten van het bedrijf, waarna de bestaande bedrijfswoning gesloopt zal worden. Het perceel direct ten oosten van het huidige bedrijf zal naast de nieuwe bedrijfswoning vooralsnog worden aangewend voor de open teelt.

Het voorliggende bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 maakt de realisatie van de nieuwe bebouwing planologisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 ligt ten zuidwesten van de kern Erica, in het glastuinbouwgebied Erica. Het wordt globaal begrensd door de weg Tuindershof in het westen en noorden en bedrijfspercelen in het oosten en zuiden (zie figuur 1-1 en 1-2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0001.png"

Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen Erica, Tuindershof 20   in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 vervangt de beheersverordening "Erica, glastuinbouwgebied Erica gedeeltelijk.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 zijn vooral de thema's Duurzaamheid en Werken van belang.

Duurzaamheid:

Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Werken:

Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen.

2.1.2 Structuurvisie Erica, glastuinbouwgebied Erica

De Structuurvisie Erica, glastuinbouwgebied Erica is op 31 januari 2013 vastgesteld door de raad. De wens van de gemeente Emmen is een kwaliteitsslag in het glastuinbouwgebied Erica te bewerkstelligen. Dit kan middels een herstructurering van bestaande bebouwing, het aantrekken van nieuwe glastuinbouwbedrijven, het verbeteren van de infrastructuur en een transformatie van functies van alleen tuinbouw naar meer tuinbouw gerelateerde functies.

Met deze structuurvisie geeft de gemeente Emmen aan wat haar visie is op het glastuinbouwgebied Erica voor de korte termijn. De visie geeft beleid aan voor de periode 2012-2017. Met deze visie wil de gemeente duidelijkheid bieden naar de ondernemers van het gebied. Zodat zij medewerking kunnen verlenen aan het ondersteunen van marktinitiatieven om een kwaliteitsverbetering van het gebied te stimuleren.

2.1.3 Tuinbouwvisie en tuinbouwbeleid

De Stichting Tuinbouw Emmen heeft in samenspraak met de gemeente Emmen een Regionale Tuinbouwvisie (d.d. 28-09-2012) laten ontwikkelen voor de glastuinbouwgebieden in Klazienaveen en Erica.

Tuinbouwvisie

In de visie worden via twee scenario's de ontwikkelkansen en het toekomstperspectief van de glastuinbouw in Emmen geschetst. Daarnaast is een stimuleringsprogramma om het voorkeursscenario (verbreding naar een biobased tuinbouw) als wenkend perspectief opgenomen.

In Voorkeurscenario “verbreding naar een biobased tuinbouw” wordt een vooruitblik gegeven voor een hernieuwde glastuinbouw in 2025 welke luidt: “minder tuinders, minder glas maar intensievere en hoogwaardiger productie dan in 2012 gericht op inhoudsstoffen voor de voedingsmiddelen, cosmetica- en medische/farmaceutische- industrie”.

Aan de chemische industrie worden ingrediënten en grondstoffen geleverd voor coatings, lijmen, bestrijdingsmiddelen en synthetische vezels. Emmen is binnen Greenport Holland leidend op het gebied van biobased medische en gezondheidsproducten (farmaceutische) voor de Duitse, Oost Europese en Scandinavische markt en wereldmarktleider op het gebied van hoogwaardige vezels.

Er heeft een opschaling plaatsgevonden van ontwikkel- naar productiefase voor biobased producten. Tientallen hectares glas zijn hiertoe in gebruik. Daarnaast is er areaal voor test-, ontwikkelings- en verwerkende activiteiten. Hierbij wisselen kassen, productiefaciliteiten (extractie en opwerking) en logistieke activiteiten elkaar af.

Het opleidingsniveau is toegenomen en de sector vraagt hoger geschoolde medewerkers naast een vergrote vraag naar arbeidsmigranten.

Tuinbouwbeleid 2013

Op basis van de voornoemde tuinbouwvisie heeft de gemeente Emmen haar tuinbouwbeleid gebaseerd. De raad heeft op 26 september 2013 haar tuinbouwbeleid vastgesteld. Deze is gebaseerd op de tuinbouwvisie en heeft als doel om in een periode van 5 jaar ondersteuning te bieden aan de inzet van de sector zelf om een verbreding naar een biobased tuinbouw mogelijk te maken.

Rode draad in het tuinbouwbeleid is dat de sector zelf actief vorm en inhoud moet gaan geven aan de verbreding tot biobased tuinbouw.

Met dit beleid, passend bij de nieuwe bestuursstijl van de gemeente Emmen “meer van de samenleving, een andere overheid”, breekt de gemeente met het gevoerde tuinbouwbeleid van de afgelopen 20 jaar, waarin intensief de uitbreiding van het glasareaal gestimuleerd werd. De gemeente Emmen zal initiatieven ondersteunen met lobby, verbinding en beleid.

2.1.4 Woonbeleid

Op 28 september 2017 is de Woonvisie 2018 – 2023 (Snoeien doet bloeien) vastgesteld. De visie is een vervolg op de ‘Woonvisie 2012-2017’. De ‘Woonvisie 2018-2023, Thuis in Emmen: snoeien doet bloeien’ bevat de gemeentelijke visie op het wonen. De gemeente wil dat mensen zich thuis voelen in de gemeente Emmen. In hun woning en in hun wijk of dorp. De inwoners moeten een woning kunnen vinden die past bij hun wensen en behoeften én hun portemonnee.

Het aantal inwoners van de gemeente daalt sneller dan in 2012 voorzien. Deze bevolkingskrimp zet door en slaat rond 2026 om in huishoudenskrimp. Krimp gaat samen met ontgroening en vergrijzing. Ook komen er meer kleine huishoudens. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de woningvraag (kwantitatief en kwalitatief). Dit vraagt een nieuwe kijk op woningbouwprogrammering.

Er is in de gemeentelijk bestemmingsplannen anno 2017 nog ruimte voor de bouw van ongeveer 2600 woningen. Dit is teveel ten opzichte van de verwachte huishoudensgroei. De overcapaciteit maakt het moeilijk om goede nieuwbouwplannen, die niet in bestemmingsplannen zijn vastgelegd, te realiseren.

In 2012 ging het economisch niet goed. Nu is er sprake van economisch herstel. Dit herstel is zichtbaar op de woningmarkt. Er worden meer woningen verkocht, maar niet overal. Woningen met een lagere kwaliteit op minder gewilde locaties dreigen uit de markt te vallen. Daar is aandacht voor nodig in de woningbouwprogrammering. Ook profiteren niet alle inwoners van de aantrekkende economie. Er zijn en blijven relatief veel huishoudens met lage inkomens. Daarom heeft het thema betaalbaarheid aan belang gewonnen.

De Drentse Energiedeal gaat over het (bijna) energieneutraal maken van de woningvoorraad. In 2040 moet deze doelstelling gerealiseerd zijn. Dit betekent dat een steviger inzet op verduurzaming van de woningvoorraad nodig is. Er moeten meer én sneller stappen gemaakt worden dan tot nu toe.

De gemeente is verantwoordelijk voor het maken van woonbeleid en het benoemen van ambities. De uitvoering heeft de gemeente niet geheel in eigen hand. Corporaties en ontwikkelaars zijn daarvoor belangrijke partijen. Zij beheren, vernieuwen en bouwen woningen en maken ook eigen afwegingen. De gemeente kan uitnodigen, stimuleren en faciliteren. Daarom is een actueel beleidskader belangrijk.

Er is vooral vraag naar grondgebonden middeldure (€250.000 - € 350.000) koopwoningen. In dorpen en buitenwijken zijn dit vrijstaande woningen en tweekappers.

2.1.5 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het plangebied is gelegen in een gebied dat als "welstandsvrij" is aangemerkt.

2.1.6 Cultuurhistorische waardenkaart

Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd naar aanleiding van de Modernisering Monumentenwet (MoMo). De wijziging in het Bro bepaalt dat cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk moeten worden meegewogen in ruimtelijke plannen. Gemeente Emmen heeft op 28 september 2017 de Cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart van Emmen bestaat uit drie onderdelen:

  • Een bronnenkaart
  • Een beleidskaart
  • Een rapportage en handleiding

Het hele grondgebied van Emmen is op de bronnenkaart opgedeeld in kleinere gebieden en structuren met eenzelfde ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling. Dit betreft zowel het buitengebied als de stad, dorpen en wijken. Van ieder gebied is kort aangegeven wat het is, zo mogelijk met datering en korte beschrijving.

De beleidskaart laat de cultuurhistorisch meest waardevolle plekken, elementen en gebieden zien met de beleidsmaatregelen die daaraan zijn gekoppeld.De beleidskaart geeft een compleet overzicht voor welke gebieden, plekken en gebouwen beleidsmaatregelen gelden bij verandering, ontwikkeling of sloop.

In deze rapportage is de inhoudelijke onderbouwing opgenomen van de informatie die op beide kaarten is weergegeven. Het geeft eerst een kort overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van landschap en bebouwing van de hele gemeente, verdeeld over de thema’s Historische Geografie en Historische Bouwkunde. Verder geeft het de resultaten weer van de inventarisatie van het immaterieel erfgoed.

Er zijn 3 beleidskeuzes gemaakt:

  • Beschermen van cultuurhistorische waarden (zoals rijksmonumenten)
  • Herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. (zoals landschappelijke gebieden of stedelijke structuren - lintbebouwing)
  • Respecteren en rekening mee houden bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) de cultuurhistorische waarde van het object waar mogelijk behouden en versterken (zoals beeldbepalende bouwwerken)

Het gebied rondom Erica betreft een veenkoloniaal landschap met hoogveen en daaronder dekzand. Daarom is dit een oud lint op de zuidelijke uitloper van de Hondsrug. Het glastuinbouwgebied Erica is in het lage deel en ten zuiden van het dorp na de vervening na de Tweede Wereldoorlog ontstaan.

Vanaf 1924 stimuleerde de gemeente de tuinbouw, met name in Nieuw-Amsterdam. De gemeente zag tuinbouw als een welkome aanvulling op de werkgelegenheid. Het ontbrak de voormalige veen- en landarbeiders echter aan kapitaal en vakkennis. Daarnaast beschikte men over te weinig goede grond en glas en waren er afzetproblemen. De tuinbouw in de gemeente Emmen verkeerde dan ook voortdurend in financiële problemen. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de tuinbouw een nieuwe impuls met herontwikkelingen in het Amsterdamscheveld en de opening van tuinbouwcentra in Erica en Klazienaveen.

Voor glastuinbouwgebied Erica zijn de beleidskeuzes herkenbaar houden en respecteren van toepassing. Met name de orthogornale structuur van het gebied is van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen, waarin voorliggend bestemmingsplan in voorziet, dient hiermee rekening gehouden te worden.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. Het Barro bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER-ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe).

Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden.

Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In het Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie-beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

Het plangebied is gelegen in het gebied dat is aangemerkt als gebied met een lage verwachting (zie onderstaande figuur). Gebieden met lage archeologische waarde/verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

Omdat de waardering van het plangebied een lage archeologische verwachting betreft, is er geen dubbelbestemming omtrent archeologie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0003.png"

Figuur 3-1: Uitsnede beleidskaart Archeologie met aanduiding plangebied in rood.

3.2 Ecologie

3.2.1 Natuurwaarden in het plangebied

De Wnb (Wet Natuurbescherming) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van een vergunning.

Het plangebied ligt op ruime afstand van het NNN. Gelet op de ligging van het plangebied en de te treffen ingreep valt niet te verwachten dat er nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten ontstaan. Een flora- en fauna-onderzoek is derhalve niet nodig.

3.3 Fysieke veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen.Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie
3.3.1.1 Risicobronnen inrichtingen

Binnen het plangebied Erica, Tuindershof 20 zijn geen risicovolle bedrijven gesitueerd.

In de directe nabijheid van het plangebied is het bedrijf Kwekerij Sprenkeling-Van Veen gesitueerd, dat in verband met de aanwezigheid van een bovengrondse propaantank op de Risicokaart is opgenomen. Voor het overige zijn geen relevante risicobronnen in de nabijheid van het plangebied gesitueerd.

De standaard veiligheidsafstand conform het Activiteitenbesluit bedraagt tot 25 meter. Zowel de bestaande als de nieuwe bedrijfswoning zijn buiten deze afstand gesitueerd. De nieuwe bedrijfswoning ligt overigens verder van de risicobron af dan de bestaande bedrijfswoning.

Buiten het plangebied zijn verder geen risicovolle bedrijven gesitueerd die direct invloed uitoefenen op het plangebied.

3.3.1.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van weg, spoor, water en buisleidingen is, gegeven de afstanden van het plangebied tot transportroutes van gevaarlijke stoffen, geen sprake van een relevante invloed op het plangebied.

3.3.2 Aanvaarding groepsrisco

Binnen het plangebied liggen geen PR10-6 risicocontouren waardoor het plaatsgebonden risico niet vastgesteld hoeft te worden. De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 leiden niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden. De situatie wordt dan ook als aanvaardbaar geacht.

3.4 Milieu

3.4.1 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld.bij het landelijke meldpunt: Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.1.1 Bodemonderzoek

Ten behoeve van het initatief is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 2.

Voor wat betreft het onbebouwde perceel waar de ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, wordt het volgende geconstateerd:

de bovengrond blijkt niet verontreinigd te zijn met de onderzochte stoffen. In de ondergrond (veen) is een lichte verontreiniging met kobalt aangetoond. Het grondwater blijkt overwegend licht verontreinigd te zijn met zware metalen. Het gehalte aan nikkel overschrijdt de tussenwaarde. In de grond is geen bron voor een eventuele nikkelverontreiniging aangetoond. Dergelijke verontreinigingen worden vaker in het grondwater in de omgeving aangetoond zonder direct aanwijsbare oorzaak. Vanwege het ontbreken van een bron op de locatie, verhoogde achtergrondconcentraties en de tijdens eerder onderzoek aangetoonde gehaltes aan nikkel in het grondwater, wordt verwacht dat er sprake is van diffuus regionaal verhoogde achtergrondconcentraties. Het uitvoeren van nader onderzoek wordt derhalve niet zinvol geacht.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen verwacht worden ten aanzien van de de afgifte van een omgevingsvergunning voor bouwen ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouwlocatie van de bedrijfswoning.

3.4.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.2.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Voor het plangebied Erica, Tuindershof 20 geldt dat uitsluitend het aspect wegverkeerslawaai relevant is. In de nabijheid van het plangebied zijn geen industrieterreinen of spoorwegen aanwezig.

3.4.2.2 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De wegen rondom het plangebied zijn gelegen in buitenstedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh):
1. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken : 600 meter;

2. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 400 meter;

3. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 250 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB. De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.

Gegeven de beperkte verkeersintensiteit op de Tuinderhof en de afstand tussen de weg en de voorgevel van de nieuwe bedrijfswoning, kan op voorhand gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde niet overschreden zal worden. Nader onderzoek is dan ook niet uitgevoerd.

3.4.3 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.3.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zullen de concentraties stikstofdioxide en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Ligging plangebied

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met het waterschap. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

3.5.2 Gebiedsspecifieke kenmerken

Bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 ligt in het stroomgebied Rijn - Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

In het kader van de wateroverlast in 1998 is het hele tuinbouwgebied Erica onder de loep genomen. Naar aanleiding van de bevindingen is een watergang gegraven direct grenzend aan het plangebied. Hierdoor is de afwatering in het gebied sterk verbeterd.

3.5.2.1 Grondgebruik

Het plangebied heeft de functie glastuinbouw. Het grootse deel van het plangebied is bebouwd met kassen. Het oostelijk deel van het plangebied wordt gebruikt voor buitenteelt. Op dit deel van het perceel zal een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd worden, en mogelijk zal daarnaast in een later stadium ook sprake zijn van een gedeeltelijke verglazing.

3.5.3 Waterhuishouding

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.

Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen wordt voorgeschreven dat een vloerpeil tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.

3.5.3.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel in het plangebied is uitgevoerd als een vacuumriool. De nieuwe bedrijfswoning moet hier op eigen kosten op aangesloten worden, hemelwater vanuit het plangebied dient op eigen grond te worden afgewikkeld. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten bekend.

3.5.3.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding en schimmelvorming in kruipruimten te voorkomen. Het waterschap adviseert voor bebouwing met kruipruimten een drooglegging van 1,00 meter en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 meter.

Indien maximaal gebruik gemaakt wordt van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, kan er sprake zijn van een toename van verharding van meer dan 1.500 m2. Daarmee is conform het waterschapsbeleid een compensatieverplichting aan de orde van 10% van de toename van de verharding. Voor iedere 10 m2 toename van de verharding/dakoppervlakte dient derhalve een watercompensatie van 1 m3 gerealiseerd te worden, bijvoorbeeld door de aanleg van een bassin of uitbreiding van de kavelsloten. Voor de realisatie van alleen de woning behoeft geen compensatie toegepast te worden.

3.5.4 Wateradvies waterschap

Het waterschap is in april 2018 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 3. Naar aanleiding van de digitale watertoets heeft het waterschap geinformeerd over de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Het waterschap heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de ontwikkeling, mits watercompensatie plaatsvindt bij toename van de verharding (voor zover groter dan 1500 m2). Dit is middels een voorwaardelijke verplichting in de planregels geborgd.

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Hoofdstuk 4 Beschrijving ontwikkeling

4.1 Algemene planbeschrijving

Op het perceel Tuindershof 20 te Erica bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met bedrijfswoning. Het glastuinbouwbedrijf omvat onder andere ca. 17.000 m2 kassen en ca. 1.500 m2 kas/bedrijfsbebouwing (opslag, expeditie, kantine en dergelijke).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0004.png"

Figuur 4-1: Bestaande bebouwing plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0005.png"

Figuur 4-2: Detailweergave bestaande bebouwing met onder andere bestaande bedrijfswoning en expeditie.

De nieuwe eigenaar van het bedrijf beoogt een nieuwe bedrijfswoning te realiseren op het perceel direct ten oosten van het huidige bedrijf, waarna de bestaande bedrijfswoning gesloopt zal worden. Vooralsnog blijft de rest van het perceel ten oosten van het bedrijf voor buitenteelt in gebruik. In de toekomst zal hier mogelijk tevens een kas gerealiseerd kunnen worden, hiervoor bestaan thans evenwel geen concrete plannen.

Er zijn thans evenmin concrete plannen om de locatie van de bestaande bedrijfswoning van een nieuwe invulling te voorzien. Mogelijk zal hier in de toekomst bedrijfsbebouwing gerealiseerd worden als ondersteuning voor de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld een koel- of vriescel.

De bestaande watergang aan de zuidzijde van het plangebied blijft behouden conform de huidige situatie. Onderhoud aan deze watergang gebeurt handmatig en machinaal, zoals dat thans ook plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0006.png"

Figuur 4-3: Beoogde invulling plangebied met nieuwe bedrijfswoning.

Het bouwplan is in overeenstemming met de provinciale en gemeentelijke uitgangspunten. Zo wordt de nieuwe bedrijfswoning gepositioneerd op ca. 10 meter afstand van de voorste perceelsgrens teneinde een kwalitatief goed straat- en bebouwingsbeeld te behouden en te versterken. De beoogde bouw- en goothoogte van de bedrijfswoning (respectievelijk 9 en 3,5 meter) en de oppervlakte (maximaal 250 m2) is conform de ruimtelijke voorwaarden uit de Structuurvisie.

Bovendien is rekening gehouden met een afstand van 25 meter tussen kassen en woningen van derden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017007-B701_0007.png"

Figuur 4-4: Impressie aanzicht nieuwe bedrijfswoning vanaf de Tuindershof.

Laden en lossen en het parkeren vindt plaats op het eigen terrein.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 is een postzegelplan specifiek voor de gewenste ontwikkelingen op het perceel. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

Per bestemming zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing, bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

5.3.2.1 Agrarisch - Glastuinbouw

De voor artikel 3 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, met bijbehorende bedrijfsbebouwing, kassen en agrarische gronden.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, binnen de aan dat bouwvlak gekoppelde voorwaarden voor wat betreft bijvoorbeeld maximale bouwhoogte en goothoogte. Er mag één bedrijfswoning worden gebouwd ter plaatste van de daarvoor opgenomen aanduiding. De gezamenlijke oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250m2, danwel de bestaande oppervlakte;
Bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen qua massa en hoogte ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:

    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet groter is dan het hoofdgebouw.

Om in te kunnen spelen op eventuele nieuwe, nu niet te voorziene ontwikkelingen in de land- en tuinbouw zijn verschillende afwijkings- en/of wijzigingsregels opgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in een deel van de bebouwing een Bed&Breakfast toe te staan. Om hiervoor een omgevingsvergunning te krijgen, moet aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan.

Ter voorkoming van een tweede bedrijfswoning is een voorwaardelijke bepaling opgenomen. Nadat de nieuwe woning is betrokken, dient de bestaande bedrijfswoning niet meer als zodanig te worden gebruikt.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 5 Algemene bouwregels

In artikel Algemene bouwregels zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

In artikel 6 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 9 Overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 10 Slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20".

5.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 is voor overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verzonden naar verschillende overlegpartners.De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 (zie Bijlage 1 Nota van Beantwoording). In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20.

6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Erica, Tuindershof 20 zijn geen zienswijzen ingediend. De positieve reactie van de provincie geeft geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.

De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.