direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoonebeek, woning Kerkeind
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2016011-U701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot uitwerkingsplan

Aan het Kerkeind te Schoonebeek is een terrein van het voormalige Aikes Tallenhuis gelegen. In het geldende bestemmingsplan “Schoonebeek” is voor het terrein een uitwerkingsmogelijkheid opgenomen om twee vrijstaande woningen te realiseren. In 2012 is met een Wabo-procedure reeds medewerking verleend aan het bouwen van één vrijstaande woning op het perceel Kerkeind 5. Voorliggend uitwerkingsplan maakt het planologisch mogelijk om op het naastgelegen braakliggend terrein de tweede vrijstaande woning te bouwen. Daarnaast is in dit uitwerkingsplan voor de overige gronden een passende bestemmingsregeling opgenomen.

Het perceel is kadastraal bekend als 'Schoonebeek, sectie C, nummer 5689', 'Schoonebeek, sectie C, nummer 5996, 'Schoonebeek, sectie C, nummer 6062' en 'Schoonebeek, sectie C, nummer 6063'.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het uitwerkingsplan ligt tussen Kerkeind 7 en Europaweg 114. Het perceel wordt aan de noord-, oost- en zuidkant begrensd door woningen. Aan de westkant ligt de straat Kerkeind en het 'Aole Gemientehoes'.

1.3 Huidige planologische regelingen

Ten behoeve van wonen is in het geldende bestemmingsplan “Schoonebeek” een planzone opgenomen (Planzone I, wonen). Binnen de planzone mogen maximaal 2 vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Bij de uitwerking van de bebouwing- en gebruiksvoorschriften geldt dat de reguliere voorschriften voor vrijstaande woningen het uitgangspunt zijn. Voorliggend uitwerkingsplan geeft hier invulling aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016011-U701_0001.png"

Afbeelding 1: Huidig bestemmingsplan Schoonebeek, plangebied rood omcirkeld

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

Voor het thema wonen is de opgave om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. In deze woonvisie wordt rekening gehouden met het toekomstbeeld waaronder de vergrijzing en bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn het zorgen voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen binnen het beleid, herstructurering in relatie tot bevolkingsrkrimp en vergrijzing, zorgen voor voldoende geschikte woningen voor senioren en duurzaamheidsmaatregelen. De nadruk ligt hierbij op het behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Ook de bereikbaarheid van de voorzieningen in de dorpen is hierbij van groot belang.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het uitwerkingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'. Dit welstandsniveau is ook voor het plangebied van toepassing.

2.1.4 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied “Kleinschalige veenontginningen”. Dit landschap bestaat uit oude, jonge en zeer jonge veenontginningen. Bij de veenontginningen van Schoonebeek gaat de ontginningsgeschiedenis terug tot in de Middeleeuwen. Het landschap bestaat uit vele zeer smalle oost-west gerichte dekzandkopjes en dekzandruggen, welke langs het beekdal liggen. Hier zijn de buurtschappen tot ontwikkeling gekomen. Deze zijn nu nog gaaf behouden.

De ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. Dorp op zandopduiking

b. Overige beplanting

2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. Robuuste ruimte hoogveenontginning

3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:

a. Jaknikker

b. Kerk

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Kernkwaliteiten
Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Wegdorpen van de randveenontginningen. Behoud en versterking van de kavelstructuur en openheid is als doel benoemd. Deze gebieden zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige enorme hoogveenpakket. Kenmerkend voor deze randveenontginningsgebieden zijn de langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatige opstrekkende verkaveling. Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp.

De typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur is van provinciaal belang. Vaak is deze aan weerszijden beplant. De onregelmatige verkavelingsstructuur die hier dwars op ligt, bepaalt de maat en schaal van de omliggende openheid.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is niet gelegen binnen een gebied waar een gebiedsspecifiek beleid gehanteerd wordt. In het plangebied geldt het generiek beleid, ofwel het respecteren van alle onderdelen van de cultuurhistorische hoofdstructuur. De cultuurhistorische samenhang is van provinciaal belang en zal daarom worden veilig gesteld voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.

Archeologie

De doelstellingen van de provincie Drenthe voor de archeologie zijn onder andere het in de bodem bewaren van waardevol Drents archeologisch erfgoed of, als dat niet mogelijk is, het opgraven en duurzaam veilig stellen hiervan en het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek in het kader van ruimtelijke plannen. Er zijn vier beschermingsniveaus opgesteld voor archeologie. Het plangebied valt onder beschermingsniveau 1, te weten Generiek. Dit houdt in dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die staan op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

Conclusie
Het voorgenomen plan past in het door de gemeente en de provincie geformuleerde beleid. In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke inpassing van het plan en de milieubeoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft.

Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied is voor een groot deel aangewezen als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. De provincie moet algemene regels formuleren gericht op bundeling van nieuwe bebouwing en zorgvuldig ruimtegebruik buiten het Bestaand Stedelijk Gebied. Deze algemene regels richten zich op de inhoud van of toelichting bij bestemmingsplannen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan alleen nieuwe bebouwing kan toestaan binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, aansluitend op het Bestaand Stedelijk Gebied, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Daarnaast ligt binnen bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als de kernen opgenomen zijn op de desbetreffende kaart van de POV.

Kernkwaliteiten van provinciaal belang

Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn (artikel 3.7 van de POV):

  • wordt in het ruimtelijk plan uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
  • maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Conclusie

Voor het plangebied zijn de kernkwaliteiten 'cultuurhistorie' en 'archeologie' van toepassing. In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plan en het aspect archeologie.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

Het rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.4 Conclusie

De conclusie voor dit uitwerkingsplan 'Schoonebeek, woning Kerkeind' is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het uitwerkingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Voor het voorliggende uitwerkingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen in het gebied van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving. Deze ontginningen zijn een menging van oude (middeleeuwse), jongere (17e en 18e eeuw) en jongste (19e en 20e eeuw) ontginningen. De oudste ontginningen zijn bij het huidige Schoonebeek. Er waren vier afzonderlijke bebouwingslinten, te weten Westeinde, Kerkeinde, Middendorp en Oosteinde) die op zandruggen waren gevestigd. De oudste percelen rondom de boerderijen waren blokvormig en de boerderijen lagen min of meer willekeurig naast elkaar op de zandrug. Vanaf de 17e eeuw lagen de boerderijen op langgerekte kavelstroken, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Deze konden ontstaan door het recht van opstrek.

De oorspronkelijke buurtschappen Westeinde, Middendorp en Oosteinde zijn nog steeds grotendeels intact.

3.2 Huidige situatie

Het plangebied van het uitwerkingsplan 'Schoonebeek, woning Kerkeind' is gelegen aan de straat Kerkeind. Ten noorden, oosten en zuiden bevinden zich woningen. Ten westen van het plangebied bevinden zich de straat en 't Aole Gemientehoes van Schoonebeek. Het plangebied bestaat uit een perceel met een woning, te weten Kerkeind 5, een stuk braakliggend terrein, een rij parkeerplaatsen, een lantaarnpaal en een Amerikaanse eik. De bestaande woning is gesitueerd in het noorden van het plangebied. Het braakliggend terrein ligt ten zuiden hiervan. Een deel van het plangebied, te weten een strook aan de oostzijde, is gekocht door de bewoners van Europaweg 112. De lantaarnpaal staat aan de rand van het braakliggend terrein en de parkeerplaatsen met Amerikaanse eik liggen ten noordwesten van het braakliggend terrein. De parkeerplaatsen worden veelal gebruikt door bezoekers van de kerk aan Europaweg 116.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016011-U701_0002.png"

Afbeelding 2: de ligging van het plangebied in de omgeving

3.3 Beschrijving van de ontwikkeling

3.3.1 Uitwerkingsplan

Dit uitwerkingsplan voorziet in het toekennen van de volgende bestemmingen 'Wonen – Vrijstaand'; "Tuin' en 'Verkeer' op het perceel waar eerder het Aikes Tallenhuis stond. Dit was gelegen aan het Kerkeind te Schoonebeek. De bouw van een woning op het zuidelijk deel van het perceel is niet rechtstreeks mogelijk aangezien er binnen de huidige bestemming "Planzone I, wonen" geen bouwvlak aanwezig is. Dit bouwvlak is in dit uitwerkingsplan opgenomen op het deel van het perceel wat nu braakliggend is.

Aangezien er al een woning is gerealiseerd in het plangebied, kan er nog maximaal één andere woning worden gerealiseerd. De westelijke perceelsgrens van Kerkeind 5 blijft gehandhaafd en de westelijke perceelsgrens van de bouwkavel zal gelijk worden getrokken met deze perceelsgrens. De noordelijke en zuidelijke perceelsgrenzen blijven gehandhaafd. De oostelijke perceelsgrens wordt in westelijke richting geschoven, aangezien dit gedeelte is aangekocht door de bewoners van Europaweg 112. Dit gedeelte wordt bestemd als 'Tuin'. Het gedeelte van het plangebied waar de parkeerplaatsen en de Amerikaanse eik zijn gesitueerd vormen geen onderdeel van de bouwkavel. Dit deel van het plangebied wordt bestemd als 'Verkeer'. Ten zuiden van de woning Kerkeind 5 wordt een scheiding getrokken, waardoor twee bouwpercelen ontstaan. Dit is een schuine scheiding. De twee kavels worden bestemd als 'Wonen – Vrijstaand'.

Voor het plangebied is op dit moment geen concreet bouwplan aanwezig. In dit uitwerkingsplan zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen waarmee bij de verdere uitwerking van het bouwplan rekening dient te worden gehouden. Hiertoe wordt verwezen naar Artikel 5 Wonen - Vrijstaand van de planregels.

Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in het toekennen van de bestemmingen 'Wonen – vrijstaand' en het daarbij behorende bouwvlak en bouwregels, 'Tuin' en 'Verkeer'. Het uitwerkingsplan draagt zorg voor het planologisch mogelijk maken van de realisatie van een woning op het perceel aan het Kerkeind.

3.3.2 Welstand

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het uitwerkingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'. Dit welstandsniveau is ook voor het plangebied van toepassing.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie en monumenten

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaarten vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Tabel 1: onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen archeologie.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied is volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart Archeologie gelegen in een gebied aangeduid als Waarde – Archeologie 2. Dit houdt in dat dit een gebied is met een hoge archeologische waarde. In dit gebied geldt tot 100 m2 een vrijstelling van archeologisch onderzoek.

In het plangebied heeft voorheen het Aikes Tallenhuis gestaan. Dit heeft ertoe geleid dat de grond op deze locatie al eerder geroerd is. Hierdoor zal naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zijn van archeologische waarden binnen het plangebied.

4.1.3 Conclusie

Op grond van het bovenstaande blijkt dat een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het uitwerkingsplan is geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

4.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Gelet op het huidige gebruik van het plangebied en de inrichting daarvan, wordt een flora- en fauna-onderzoek niet nodig geacht.

4.3 Fysieke veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes, wat invloed heeft op de fysieke veiligheid in een gebied. Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden wanneer er ontwikkelingen in het plangebied zullen plaatsvinden. Daarom hoeft er geen onderzoek ten behoeve van de fysieke veiligheid te worden uitgevoerd.

4.4 Milieu

4.4.1 Bodem

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locaties verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.

Voor de daadwerkelijke bouwontwikkelingen zal de bodem conform de uitgangspunten van de bouwverordening in het kader van de Wabo-vergunning voor bouwen moeten worden onderzocht.

4.4.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.2.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Het Kerkeind is gezoneerd als 30 km-verkeersgebied. Verder is geen sprake van bijzondere verkeersomstandigheden zoals een hoge verkeersintensiteit die een goede ruimtelijke ordening in de weg zouden kunnen staan. Om deze redenen is geen akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder uitgevoerd.

4.5 Waterparagraaf

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Vechtstromen. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd te worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Bij het opstellen van de waterparagraaf zijn ruimtelijk relevante criteria te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In de waterparagraaf van het plan dienen zowel de huidige- als toekomstige relevante thema's te worden beschreven.

Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd maar niet geregeld. In het afgegeven advies wordt wel verwezen naar de regelstellende instrumenten zoals de Keur van het waterschap, Activiteitenbesluit, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit bodemkwaliteit, peilbesluit, gemeentelijke verordening en watervergunning.

Er zijn in het plangebied geen waterhuishoudkundige knelpunten bekend. De nieuw te bouwen woning kan aangesloten worden op het aanwezige rioolstelsel. Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een uitwerkingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Het uitwerkingsplan 'Schoonebeek, woning Kerkeind' dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker. Met de indeling van het uitwerkingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels 

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels 

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per uitwerkingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit 

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het uitwerkingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het uitwerkingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het uitwerkingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Culthuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Opzet regels

De planregels van dit uitwerkingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Inleidende regels;

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3. Algemene regels;

Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en uitwerkingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit uitwerkingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 Tuin

Het gedeelte aan de oostzijde van het plangebied is bestemd als 'Tuin'.

Artikel 4 Verkeer

Binnen de bestemming 'Verkeer' worden mogelijkheden gegeven voor het realiseren van gebieden die onder andere bestaan uit parkeerplaatsen, wegen en groenvoorzieningen.

Artikel 5 Wonen - Vrijstaand

Binnen de bestemming 'Wonen – Vrijstaand' wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen, die allen binnen het bouwvlak moet worden gerealiseerd. Het gaat om twee vrijstaande woningen.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het uitwerkingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer een omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het uitwerkingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe uitwerkingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 11 Slotregel

In de Slotregel van het uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het uitwerkingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het uitwerkingsplan aangehaald worden als "Regels van het uitwerkingsplan 'Schoonebeek,
woning Kerkeind'".

5.4 Handhaving

In dit uitwerkingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het uitwerkingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het uitwerkingsplan niet worden nageleefd. Uitwerkingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor uitwerkingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft uitwerkingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen buiten het bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde uitwerkingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

Het uitwerkingsplan is op 8 december 2016 gepubliceerd in de krant Emmen.nu en in de Staatscourant. Met ingang van 9 december 2016 heeft het ontwerp van het uitwerkingsplan zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft gereageerd in te kunnen stemmen met het plan (Bijlage 2).

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro rust op de gemeente de verplichting tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan wordt verstaan de bouw van één of meer woningen. Bij het voorliggende uitwerkingsplan is sprake van een dergelijk bouwplan.

De te verhalen kosten worden limitatief opgesomd in artikelen in de kostensoorten lijst (art. 6.2.4 Bro). Voor het voorliggend bestemmingsplan maakt de gemeente alleen kosten voor het opstellen en begeleiden van het uitwerkingsplan. De noodzakelijke onderzoeken zijn al voor rekening van de aanvrager uitgevoerd.

De kosten van het maken van het voorliggend uitwerkingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.