direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Centrum Oost Hagedoorn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2015022-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Voor het perceel met adres Hagedoorn 48 te Emmen, is door Koenen Bouw een aanvraag ingediend door het bouwen van in totaal 13 woningen voor de doelgroep doorstromers. Het perceel is een voormalige scholen locatie. Op het terrein bevond zich een schoolgebouw van het Drenthe College. Dit gebouw is recent gesloopt.

De bedoeling van initiatiefnemer is dat op het terrein van de inmiddels gesloopte school 13 woningen te realiseren in de vorm van 4 vrijstaande woningen en 9 rijwoningen. De voorkant van de vrijstaande woningen worden gericht op de nieuw te realiseren weg. De rijwoningen worden gerealiseerd in de vorm van een blok van 4 woningen en een blok van 5 woningen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het wijzigingsplan Emmen, Centrum Oost Hagedoorn, ligt in het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost. Het plangebied wordt begrensd door de woonstraten Hagedoorn en de Gaspeldoorn. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het bosgebied de Emmerdennen.

Hieronder een weergave van het plangebied van het wijzigingsplan ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn. Op deze foto staat nog het inmiddels gesloopte gebouw van het Drenthe College.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0001.jpg"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende wijzigingsplan ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’ vervangt het geldende bestemmingsplan ‘Emmen, Centrum-Oost’, zoals deze is vastgesteld op 19-12-2013, gedeeltelijk.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming en soms een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

 

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost

Het perceel Hagedoorn 48 is gelegen in het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost.

In het bestemmingsplan Emmen, Centrum-Oost heeft het perceel de bestemming ‘Maatschappelijk – Onderwijs’. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen: ‘Waarde – Archeologie 3’ en ‘Waarde – Archeologie 4’ en heeft het perceel een wro-zone wijzigingsgebied. Dit wijzigingsgebied houdt in dat het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben om de maatschappelijke bestemming van de gronden via een zogeheten wijzigingsprocedure te wijzigen in maximaal 15 woningen (Hagedoorn).

Voorliggend wijzigingsplan geeft uitvoering aan genoemde wijzigingsbevoegdheid, met dien verstande dat in dit wijzigingsplan is uitgegaan van de bouw van 13 woningen.

2.1.2 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

Voor het Wijzigingsplan Emmen, Centrum Oost Hagedoorn zijn vooral de thema’s Wonen en Externe Veiligheid van belang.

Ten aanzien van deze woongebieden wordt in de structuurvisie niets speciaals genoemd. Wel wordt het streven uitgesproken om de kwaliteit van deze binnenstedelijke woonmilieus te behouden dan wel te versterken.

Qua Veiligheid wenst Emmen een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop en heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid.

2.1.3 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Conclusie woonbeleid:

De woonvisie 2012-2017 ‘Thuis in Emmen’ geeft dus aan dat bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Dit plan aan de Hagedoorn is een dergelijk herstructureringsproject. Het plan versterkt de kwaliteiten en voorziet in de behoeften van de lokale bevolking.

2.1.4 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: "Loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet".

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen.

Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en "kwalitatief herstel" met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

Het plangebied is gelegen in een gebied met welstandsniveau luw.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0002.jpg"

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden. De huidige plancapaciteiten in de gemeenten zijn voldoende om aan de woningvraag tot 2020 te voldoen.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. Provinciale staten hebben de Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld en treedt met ingang van 17 oktober 2015 in werking. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en verordening gaan over de belangrijkste maatschappelijke opgaven in Drenthe. Het gaat over ontwikkelopgaven in steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de POV op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, Ladder voor Duurzame Verstedelijking en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Gemeenten zullen binnen de kaders van de omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.2.3 Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking in Drenthe

Het zorgvuldig ruimtegebruik heeft betrekking op het toepassen van de "ladder voor duurzame verstedelijking". Artikel 3.15 van de verordening stelt: "een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is'. De ladder is geënt op de oude ‘SER- ladder’ uit 1999 die al langer gebruikt wordt bij de afweging voor nieuwe bedrijventerreinen. De drie treden van de ladder zijn als volgt:

  • 1. Is er een regionale behoefte?
  • 2. Zo ja: is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Zo nee: zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden gemaakt voor de (resterende) regionale behoefte.

Voor de toepassing van de ladder is de "Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking in Drenthe opgesteld.

1. Regionale behoefte

Voor woningbouw wordt de regio gevormd door de stad Emmen, Coevorden en Borger-Odoorn inclusief de omliggende kernen en landelijk gebied. De gemeente beschikt over een actuele woonvisie. Deze woonvisie is in samenspraak met de woningbouwcorporaties Lefier, Domesta en Woonservice opgesteld. Het beleid in de woonvisie is mede bepaald door de demografische ontwikkelingen in de regio Zuid-Oost Drenthe. De verschillende opgaven uit de woonvisie komen terug in het uitvoeringsprogramma bij deze visie en in het lokaal akkoord. De woningmarkt is aan verandering onderhevig. Het grootste deel van het programma wordt afgenomen door starters op de woningmarkt. Hoewel de bevolking krimpt, neemt het aantal huishoudens nog steeds toe. Volgens de prognose stijgt dat aantal door tot 2020 en blijft het daarna nog een aantal jaar stabiel. De stijging komt vooral door de toename van één- en tweepersoonshuishoudens. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat er al 2 vrijstaande kavels onder optie zijn en dat er circa 10 belangstellenden zijn voor de rijwoningen. Hiermee is de regionale behoefte aangetoond.

2. Opvang binnen bestaand stedelijk gebied

Door de herstructurering, inbreiding in stedelijk gebied is de regionale behoefte geheel in bestaand stedelijk gebied op te vangen.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Het verzoek is in overeenstemming met trede 1. Het woningbouwplan is in overeenstemming met de Woonvisie 2012-2017 ‘Thuis in Emmen’. De woningbouwstrategie zegt namelijk dat bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Het project aan de Hagedoorn is een dergelijk herstructureringsproject.

Er wordt gebouwd in bestaand stedelijk gebied, op een onbebouwde locatie (de locatie van een voormalige school) midden in een woonwijk. Er wordt voldaan aan trede 2.

Trede 3 is niet van toepassing omdat het plan in inpassing van woningbouw in een bestaand gebied is.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit plan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het plan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid.

Voor het voorliggende plan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie 2014 en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de relevante structuurvisies en beleidsnota’s.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
3.1.2.1 Archeologische verwachtingswaarde

Op 31 mei 2013 heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op basis van de archeologische beleidskaart is het volgende van toepassing ten aanzien van het perceel aan de Hagedoorn te Emmen. Hieronder een weergave van de genoemde archeologische beleidskaart. Er is sprake van ‘Waarde – 3’ gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0003.jpg"

Bij Waarde – 3 gebieden is de onderzoeksnorm voor nader onderzoek naar archeologie vastgelegd bij ingrepen die groter of gelijk zijn aan 1000 m2 én dieper dan 0,30 meter.

Aangezien het totale bouwplan groter is dan de gestelde vrijstellingsnorm is een verkennend bureauonderzoek uitgevoerd alsmede zijn boringen verricht. Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau ArGeoBoor. De gehele rapportage, bekend onder de gegevens ‘Emmen, Hagedoorn en Sleedoorn (gemeente Emmen), Een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek’, rapportnummer ArGeoBoor rapport 1355 v.3, d.d. 14 mei 2015 is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen, integraal overgenomen, de resultaten en conclusies van het uitgevoerde onderzoek.

In de meeste boringen is het bodemprofiel tot in de C-horizont verstoord. De verwachting is dat hiermee eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan.

Ondanks dat in twee boringen een restant van een intacte B-horizont is aangetroffen, wordt aanbevolen beide plangebieden vrij te geven van archeologisch vervolgonderzoek. Dit advies is enerzijds gebaseerd op het overwegend verstoorde bodemprofiel. Anderzijds op de overweging dat, hoewel in drie boringen een deels intact bodemprofiel is aangetroffen, in twee van die drie boringen B-horizonten op nagenoeg enkele meters van aantoonbaar verstoord gebied zijn aangetroffen. Om deze reden zal de omvang van de zone met een intacte bodem met daarbinnen mogelijk een archeologische vindplaats beperkt zijn. De derde boring met een intacte B-horizont, ligt, evenals de drie boringen met verstoorde B-horizonten, in delen die niet door de voorziene ontwikkelingen zullen worden aangetast. Onder het aangetroffen stuifzand in boring 5 kunnen redelijkerwijs geen archeologische resten worden verwacht.

Aanvullend booronderzoek 

Op 22 april 2015 is een aanvullend booronderzoek uitgevoerd. De aanvullende boringen tonen een vergelijkbaar beeld met de eerder uitgevoerde boringen. Het bodemprofiel is tot ongeveer minimaal 45 cm –mv verstoord en in een aantal boringen tot ongeveer één meter. In drie boringen is een verstoorde B-horizont aangetroffen (boringen 13, 15 en 23) en in één boring een intacte B-horizont (boring 20). Soms rust het verstoorde pakket op een dun intact restlaagje dekzand (boringen 16, 17, 18 en 20), maar in de meeste boringen gaat het verstoorde pakket over in keileem of keizand.

3.1.3 Conclusie

Vanuit archeologie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

De Flora- en faunawet (Stb. 1998, 402) is op 1 april 2002 in werking is getreden. Deze wet bundelt onder meer de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen, namelijk de Vogelwet 1936, de Jachtwet, (de oude) Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van circa 500 plant- en diersoorten. Het gaat hierbij om alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibieën en reptielen, een aantal vissen en enkele bij AMvB (Stb. 523, 2000) speciaal aangewezen plant- en diersoorten. Uitgangspunt van de wet is het ‘nee, tenzij’- beginsel. Slechts voor een beperkt aantal handelingen kan op basis van artikel 75 van de Flora- en faunawet ontheffing worden verleend van de verboden uit artikel 8 t/m 18 van de wet (voor zover hiervoor niet reeds op basis van een ander artikel vrijstelling of ontheffing kan worden verleend). Voorwaarde daarbij is dat met de voorgenomen activiteit geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Kort gezegd worden de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten in drie categorieën opgedeeld, met elk een ander regime wat betreft ontheffingen:

  • 1. algemene soorten (FF1);
  • 2. overige soorten (FF2);
  • 3. streng beschermde soorten (FF3).

Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee-tenzij principe'', hetgeen betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van

de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden. Het plangebied zelf maakt echter geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.

3.2.2 Onderzoek quickscan flora- en fauna

Ten behoeve van de uitvoering van het project is een zogeheten Quickscan Flora- en Fauna uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau Elzerman Ecologisch Advies. Het gehele onderzoeksrapport, bekend onder de gegevens ‘Quickscans Sleedoorn en Hagedoorn Emmen‘, rapportnummer 2015-N07, d.d. 1 maart 2015 is als bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hierna volgen de conclusies van het uitgevoerde onderzoek.

Het voormalige schoolgebouw aan de Hagedoorn in Emmen is gesloopt. Op verzoek van de gemeente is de locatie alsnog onderzocht op het voorkomen van beschermde flora en fauna. Op basis van een flora en fauna quickscan is een beeld verkregen van de geschiktheid van het terrein voor beschermde natuurwaarden.

Op de projectlocatie is alleen nog de fundering van de voormalige school aanwezig. Inmiddels zijn eerste ruigtekruiden op het braakliggende terrein opgekomen. Op basis van dit biotoop en de ligging in de bebouwde kom kon worden uitgesloten dat zich strikt beschermde soorten bevinden in het gebied. Er is geen ontheffing op de Flora- en faunawet nodig voor de verdere ontwikkeling.

Tijdens de werkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met broedvogels. Alle wilde inheemse vogels in Nederland zijn beschermd gedurende de broedtijd. De struiken en bomen op het terrein kunnen mogelijk gebruikt worden door broedvogels. Voorafgaand aan de werkzaamheden moeten deze locatie gecontroleerd zijn op broedende vogels.

3.3 Externe veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost Hagedoorn. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Externe veiligheidssituatie
3.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de oranje ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0004.jpg"

3.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Ten westen van het plangebied bevindt zich een benzinepomp met LPG-station. Het betreft het Tankstation Gulf-Demarol Wolfsbergenweg.

Daar waar het vulpunt LPG zich bevindt als ook het LPG-reservoir geldt een zogeheten ‘afstand tot grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico’ van 150 meter. De afstand van het plangebied tot aan het vulpunt en reservoir bedraagt circa 170 meter. Op basis van deze afstand is er geen belemmering voor de uitvoering van het plan vanuit het aspect externe veiligheid.

3.3.1.3 Buisleidingen

Er bevinden zich geen buisleidingen in de nabijheid van het plangebied.

3.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen

Er bevinden zich geen wegen in de directe nabijheid waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook de A37 en de N862, waarover wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, liggen op een te grote afstand om van invloed te zijn.

3.3.1.5 Hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied.

3.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

3.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Voor de voorgestelde locatie zijn geen aanvullende voorzieningen nodig.
  • 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is.
  • 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten.
  • 4. Het dekkingsplan van de Veiligheidsregio Drenthe, vastgesteld in december 2013, geeft in het kort het volgende weer: Het brandverloop verloopt tegenwoordig zo snel dat 3 zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV - organisatie. De brandweer heeft als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van niet-zelfredzame personen achter die scheiding. Gezien de opkomsttijd van de Hagedoorn van ca. 10:30 minuten iets minder dan 15 minuten is en een inzettijd van 5 minuten, is de brandweer in principe in staat een brandscheiding van 30 minuten te houden en een brandscheiding van 20 minuten hoogstwaarschijnlijk ook. Wij adviseren u de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren.
  • Bouwkundige voorzieningen, bijv. conform bouwregelgeving;
  • Installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders – woningsprinklers;
  • Organisatorische voorzieningen, bijv. goede BHV organisatie brandweeropkomsttijd,
  • inventaris, toepassen van slecht brandbaar materiaal
  • de zelfredzaamheid van de aanwezigen.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit wijzigingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

3.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend wijzigingsplan "Emmen, Centrum Oost Hagedoorn" komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezig functies. Binnen het plangebied is er sprake van de realisatie van 13 woningen.

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De te realiseren woningen worden gebouwd in een reeds bestaand woongebied. Voor woningen gelden op basis van de VNG-reeks geen richtafstanden. Er bestaat dus geen belemmering vanuit de nieuwe woningen op de bestaande woningen. Eventuele bedrijven die gehinderd kunnen worden door de komst van nieuwe woningen bevinden zich op een dermate grote afstand dat er ook voor dit aspect geen hinder te verwachten valt. Nader onderzoek naar bedrijven- en milieuzonering is niet nodig.

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.

Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.3.1 Bodemonderzoek

Aangezien op de locatie Hagedoorn te Emmen sprake is van de bouw van 13 woningen, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

Het onderzoek is uitgevoerd door Sigma Bouw & Milieu. Het volledige onderzoeksrapport, bekend onder de titel ‘Verkennend milieukundig bodemonderzoek Hagedoorn nr. 48 te Emmen’, projectnummer 14-M6993 en d.d. 13 juli 2014 is als aparte bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hierna volgt, integraal overgenomen, de conclusie van het uitgevoerde onderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien de beoogde nieuwbouw van woningen op de onderzoekslocatie.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Geluidsbronnen in en/of nabij het plangebied

Voor het plangebied ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’ geldt dat in de bestaande situatie geen inrichtingen aanwezig zijn in of nabij het plangebied die geluid veroorzaken.

3.4.4.2 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De weg Hagedoorn in het plangebied ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’, is gelegen in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

  • a. in stedelijk gebied:
    • 1. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken: 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.

De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.

Het realiseren van 13 woningen leidt tot het realiseren van geluidsgevoelige objecten. De Hagedoorn te Emmen kent een maximumsnelheid van 30 km/uur, waardoor deze straat op basis van de Wet geluidhinder geen geluidszone kent. Voor deze weg is nader onderzoek naar geluidshinder niet noodzakelijk. Het plangebied ligt echter ook op een afstand van circa 175 meter van de Wolfsbergenweg. De maximumsnelheid op deze weg bedraagt 50 km/uur. De geluidszone van deze weg bedraagt 200 meter, waardoor het plangebied binnen de geluidszone van de Wolfsbergenweg valt en er daarom akoestisch onderzoek nodig is om te bepalen of de gevelbelasting hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

In het kader van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Nader onderzoek naar geluid is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0005.jpg"

3.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van 13 woningen blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Algemeen

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het wijzigingsplan ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’, is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit wijzigingsplan toegevoegd.

3.5.2 Doorwerking naar het plan
3.5.2.1 Grondgebruik

Het grondgebruik voor het perceel Hagedoorn 48 te Emmen is op basis van de kaart Normering Wateroverlast aangemerkt als grondgebruik ‘stedelijk’. Op de hierna opgenomen kaart is dit visueel gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0006.jpg"

Het gebied ter plaatse is via een gemengd rioolstelsel gerioleerd. De voormalige school was op dit stelsel aangesloten en ook de nieuwe woningen worden op dit systeem aangesloten, waarbij het zo zal zijn dat met het oog op de toekomt nu wel alvast gebruik wordt gemaakt van een tweetal buizen naar dit gemengd stelsel, één voor schoon hemelwater en één voor het ‘grijze’ afvalwater waarbij voorgesorteerd wordt indien het bestaande gemengd stelsel zal worden vervangen door een gescheiden stelsel. Aangezien er daarnaast sprake is van een afname van het aantal m2 aan bebouwd oppervlakte hoeft er geen watercompensatie plaats te vinden. In de bestaande situatie was circa 4350 m2 aan verhard oppervlakte aanwezig. In de nieuwe situatie is circa 3000 m2 aan verhard oppervlakte aanwezig, een afname van circa 1350 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0007.jpg"

Ten behoeve van het plan is op 13 februari 2015 de watertoets uitgevoerd. Er is sprake van de ligging in het beheersgebied van het Waterschap Vechtstromen en er is sprake van de zogeheten ‘normale procedure watertoets’.

3.5.2.2 Wateradvies waterschap

De bij het Waterschap Vechtstromen aangevraagde watertoets is als bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegd. Met de uitgangspunten zoals verwoord in deze bijlage zal in de planvorming rekening worden gehouden.

Waterschap Vechtstromen heeft bij mail (d.d. 16 maart 2015) aangegeven dat de wateraspecten voor dit plan voldoende zijn belicht en afgestemd. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het plan.

Hoofdstuk 4 Locatie- en planbeschrijving

4.1 Huidige situatie omgeving

Het plangebied bevindt zich in het noordoostelijk gedeelte van het centrum van Emmen. Het perceel zelf ligt aan de Hagedoorn in Emmen. Ten noorden en westen van het plangebied bevinden zich woningen gelegen aan de Hagedoorn. Ten oosten bevinden zich woningen die zijn gelegen aan de Gaspeldoorn en ten zuiden van het plangebied bevindt zich het bosgebied ‘De Emmerdennen’. Hieronder een weergave van het plangebied in zijn directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0008.jpg"

4.2 Huidige situatie terrein

Op de hierboven weergegeven foto is het schoolgebouw van het Drenthe College nog zichtbaar. In de huidige situatie is dit gebouw al gesloopt. Hierna enkele foto’s vanaf straatniveau van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0010.jpg"

4.3 Verkeer

Het perceel is direct gelegen aan de Hagedoorn en de Gaspeldoorn en bevindt zich midden in een rustige woonwijk. Alle wegen in deze woonwijk kennen een maximum snelheid van 30 km/uur. Op een afstand van 175 meter naar het westen bevindt zich de Wolfsbergenweg. Deze weg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg en op deze weg mag wel 50 km/uur worden gereden.

4.4 Algemene planbeschrijving

De ontwikkeling op het perceel Hagedoorn 48, voorziet in het bouwen van 13 woningen op een voormalige scholenlocatie. Door verplaatsing van de onderwijsinstelling is de scholenlocatie reeds enige tijd niet meer in gebruik. Hergebruik van de school was niet mogelijk gelet op de ouderdom en benodigde onderhoud van het gebouw. Door de leegstand van het gebouw raakte het nog meer in verval en had het een aantrekkende werking van vuil, vandalisme en verloedering van het terrein. Hierdoor was sloop van het gebouw de enige optie. De school is inmiddels gesloopt en kan het terrein opnieuw worden ingevuld.

Gelet op de ligging van de locatie midden in de woonwijk is het invullen van de locatie met woningen de meest logische invulling. Om die reden heeft de gemeente Emmen dan ook al met een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost reeds voorzien in de mogelijkheid om de maatschappelijke bestemming te wijzigen in een woonbestemming voor maximaal 15 woningen.

Initiatiefnemer heeft het plan om op deze locatie in totaal 13 woningen te realiseren. Dit zijn 2 woningen minder dan de wijzigingsplan van het bestemmingsplan mogelijk maakt. Deze woningbouwopzet is mede tot stand gekomen vanuit diverse overleggen met de omwonenden.

De woningen die gebouwd worden betreffen vier vrijstaande woningen en 9 rijwoningen. De voorkant van de vrijstaande woningen worden gericht op de nieuw te realiseren weg. De rijwoningen worden gerealiseerd in de vorm van een blok van 4 woningen en een blok van 5 woningen.

Er worden voor alle woningen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd, zoals is weergegeven op onderstaande verkavelingsopzet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0011.png"

Het is de bedoeling dat de vrijstaande woningen een maximale goothooge krijgen van 7,0 meter en afhankelijk van de uitvoering met een plat dak dan wel een dakhelling een maximale bouwhoogte krijgen van 11,0 meter (bij plat dak) tot maximaal 10,0 meter (bij dakhelling).

Voor de rijwoningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 5,0 meter en 9,50 meter, waarbij de woningen een dakhelling mogen hebben van minimaal 20o en maximaal 45o.

De woningen zijn dusdanig gesitueerd zodat er zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht met de bestaande bebouwing. Door in de volumes een knik aan te brengen wordt hier nog meer aan beantwoord. De mogelijkheid om aan de kop-gevels de woning te ontsluiten maakt de volumes alzijdig als zodanig solitair. De architectonische articulatie zorgt uiteindelijk voor voldoende parcelering en daardoor steeds minder een rijtje. De opbouw, plint en bovenbouw geeft uiteindelijk een klassieke vriendelijkheid.

Ten opzichte van de bestaande (maximaal mogelijk planologische) situatie komt er aanzienlijk minder aan bebouwing te staan als voorheen. Onderstaand is een weergave opgenomen van het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan op de locatie Hagedoorn. Dit bouwvlak mocht op basis van het geldende bestemmingsplan voor 100 % bebouwd worden tot een bouwhoogte van 11 meter. Het bouwvlak zoals hieronder weergegeven kent een oppervlakte van circa 4500 m2. In de nieuwe situatie zal circa 1500 a 2000 m2 aan bebouwing aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0012.jpg"

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het wijzigingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een wijzigingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het wijzigingsplan ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het wijzigingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels 

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit 

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het wijzigingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het wijzigingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het wijzigingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015022-B701_0013.jpg"

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels 

De planregels van dit wijzigingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het wijzigingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit wijzigingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten 

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 Groen

De op de verbeelding voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden. Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren.

Artikel 4 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Ook is geregeld dat luifels van de hoofdgebouwen tot maximaal 1,5 meter vanaf de voorgevel van de woning in deze bestemming kunnen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 3 m hoog zijn op basis van het wijzigingsplan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer – Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen, toegangswegen en inritconstructies zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming is het aanleggen van voet- en fietspaden, straten, erven en pleinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens mogelijk. Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming mogelijk.

Artikel 6 Wonen - Aaneengebouwd

Bij Wonen – Aaneengebouwd gaat het om regels die gelden voor grondgebonden aaneengesloten woningen. Aaneengesloten woningen zijn woningen waarvan meer dan twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen). In enkele gevallen vallen dubbele woningen onder de bestemming Wonen – Aaneengebouwd gelet op de overeenkomsten met nabijgelegen aaneengesloten woningen. Voor Wonen – Aaneengebouwd geldt dat maximaal 35 m2 bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mag worden.

Artikel 7 Wonen - Vrijstaand kern

Er zijn ook woningen in het plangebied die de bestemming Wonen – Vrijstaand kern hebben gekregen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m2 bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het wijzigingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In artikel 10 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is verwoord hoe met geringe wijzigingen omgegaan kan worden.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het wijzigingsplan wordt aangehaald.

Artikel 12 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling.

Artikel 13 Slotregel

In de Slotregel van het wijzigingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het wijzigingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het wijzigingsplan aangehaald worden als "Regels van het wijzigingsplan ‘Emmen, Centrum Oost Hagedoorn’’.

5.4 Handhaving

In dit wijzigingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het wijzigingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het wijzigingsplan niet worden nageleefd. Wijzigingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Vooroverleg

Aangezien het een wijzigingsplan betreft, is afgezien van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.2 Ontwerp-wijzigingsplan

Het ontwerp-wijzigingsplan "Emmen, Centrum Oost Hagedoorn" vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0114.2015022-B501" heeft vanaf 11 december 2015 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging is 1 zienswijze (mede namens 8 andere omwonenden) ingediend. De zienswijze was binnen de wettelijke termijn van zes weken ingediend en daarmee ontvankelijk.

Voor een weergave van de inhoud van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar de als bijlage bij dit wijzigingsplan gevoegde ‘Nota van beantwoording’.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de initiatiefnemer worden gedragen en zijn daarmee economisch uitvoerbaar.