direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Ermerveen 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2014024-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

De heer P. van Dijk, wonende Ermerveen 14 te Emmen, exploiteert sinds 1992 een akkerbouwbedrijf voor hoofdzakelijk aardappels. Aanvankelijk was hij woonachtig op het adres Ermerveen 18 en is hij omstreeks 2002 naar zijn huidige woning Ermerveen 14 verhuisd.

In 1996 heeft hij met toestemming van de gemeente nabij de woning Ermerveen 14 een aardappelloods gebouwd. Op het moment van de bouw had deze loods geen relatie met deze woning. Pas sinds 2003 zijn zowel de woning Ermerveen 14, als de grond waarop deze loods is gebouwd, eigendom van de heer Van Dijk.

Bij de actualisatie van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Emmen is de gemeente abusievelijk ervan uitgegaan dat beide locaties een planologische eenheid vormden. Dit heeft ertoe geleid dat de heer Van Dijk heeft gemeend een zienswijze tegen dit nieuwe bestemmingsplan te moeten indienen. De gemeente is als gevolg van deze zienswijze met de heer Van Dijk overeengekomen, dat na het inwerking treden van het (nieuwe) bestemmingsplan Buitengebied, zijn huidige bedrijfswoning Ermerveen 14 als “plattelandswoning” zal worden gekwalificeerd, waardoor een eventueel woongebruik door derden planologisch weer mogeljk zou worden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Emmen, in het butengebied tussen Emmen en Nieuw-Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014024-B701_0001.png"

Figuur 1: De ligging van het plangebied in de gemeente Emmen

1.3 Huidige planologische regeleling

Dit bestemmingsplan vervangt één bestemmingsplan gedeeltelijk, namelijk:

  • 1. Het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" (NL.IMRO.0114.2009072), vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2013;

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan "Emmen, Ermerveen 14" zal het genoemde bestemmingsplan dus gedeeltelijk rechtskracht verliezen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

 

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied Emmen

Het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" is recent door de raad van de gemeente Emmen vastgesteld en vormt het ruimtelijk beleidskader voor (nieuwe) ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente. Het bestemmingsplan kent aan het plangebied de bestemming “ Agrarisch – Grondgebonden 1” toe. Binnen deze bestemming is de bouw van één bedrijfswoning toegestaan, oftewel de huidige woning Ermerveen 14.

Met betrekking tot het begrip plattelandswoning - dat in dit bestemmingsplan aan de orde is - kan het volgende worden gezegd: Plattelandswoningen zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die veelal in de volksmond (voormalige) boerderijwoning worden genoemd en die door derden (burgers) worden bewoond. De wet Plattelandswoning maakt het mogelijk dat een voormalige agrarische bedrijfswoning bewoond mag worden door iemand die geen functionele relatie heeft met het bijbehorende agrarische bedrijf. Personen die geen functionele relatie (meer) hebben met het agrarisch bedrijf kunnen ook burgers zijn die nog nooit een functionele relatie hebben gehad met het agrarische bedrijf.

De wet regelt dat deze woningen in mindere mate worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Om deze vorm van burgerbewoning toe te staan moet het bevoegde gezag deze woningen wel specifiek aanwijzen als plattelandswoning / voormalig agrarisch bedrijfswoning. Dit heeft ertoe geleid, dat in het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" rekening is gehouden dat dit soort situaties zich ook hier kunnen voordoen. Vandaar dat binnen de bestemming “ Agrarisch - grondgebonden 1” een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarin is bepaald dat aan voormalige tweede bedrijfswoningen de aanduiding “ specifieke vorm van wonen - plattelandswoning” kan worden toegekend.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen. Dit zijn:

  • 1. De provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
  • 2. Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer.
  • 3. Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving.
  • 4. Het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. Deze Visie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Wat betreft het begrip plattelandswoning wordt hieraan – nu deze Visie in de periode voorafgaand aan 2010 is opgesteld – (nog) geen aandacht geschonken. Het bestemmingsplan in dan ook niet in strijd met het provinciaal beleid.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Algemene uitgangspunten voor deze nota zijn:

  • ontwikkelingsplanologie,
  • decentralisatie,
  • deregulering,
  • uitvoeringsgerichtheid.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking heeft. Het ruimtelijk beleid is gericht op vier algemene doelen:

  • 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie,
  • 2. het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland,
  • 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden,
  • 4. het borgen van veiligheid.

Voor het plangebied geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de inrichting ervan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan het beleid zoals in de Nota Ruimte wordt omschreven.

2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met het gemeentelijk-, het provinciaal- en het rijksbeleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

Dit bestemmingsplan heeft enkel en alleen betrekking op het geven van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - plattelandswoning” aan de woning Ermerveen 14. Dit betekent dat het niet nodig is om voor dit bestemmingsplan de nodige onderzoeken uit te voeren, zoals onder andere een bodemonderzoek, een archeologisch onderzoek, een flora- en faunaonderzoek of een geluidsonderzoek. Er is geen sprake van bouwactiviteiten. In principe is er ook geen wijziging van gebruik mogelijk. Nu en in de toekomst kan de woning uitsluitend voor woondoeleinden worden gebruikt.

Hoofdstuk 4 Huidige situatie

Het perceel Ermerveen 14 is gelegen in het open agrarisch gebied van de gemeente Emmen, met verspreid voorkomende agrarische bebouwing en enige burgerwoningen. Op het perceel zelf staat de (bedrijfs) woning Ermerveen 14, een tuinhuisje annex carport, enige gebouwtjes voor opslag (die voorheen een agrarische functie hadden), een aardappelschuur en een schuur annex machineberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014024-B701_0002.png"

Foto 1: Luchtfoto omgeving en begrenzing plangebied

Hoofdstuk 5 Beschrijving ontwikkeling

 

5.1 Algemene planbeschrijving

Zoals eerder aangegeven, is binnen de regels van het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" binnen de bestemming “Agrarisch - grondgebonden 1” een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, waarin is bepaald dat aan de voormalige tweede bedrijfswoning de aanduiding “ specifieke vorm van wonen - plattelandswoning” kan worden toegekend. Deze regel kan in deze situatie echter niet worden toegepast. Dit omdat de woning Ermerveen 14 niet de tweede bedrijfswoning is, maar de eerste en enige bedrijfswoning.

Bovenstaande heeft in juridisch-planologisch opzicht tot gevolg, dat voor het opnemen van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - plattelandswoning” binnen de bestemming “ Agrarisch - grondgebonden 1” een afzonderlijk bestemmingsplan is vereist. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

De geldende bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" zal overigens niet wijzigen, deze wordt in dit bestemmingsplan één op één overgenomen uit het het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen".

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting op het bestemmingsplan

 

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" van het ministerie van VROM.

In de voorgaande hoofdstukken zijn de voorgestane ontwikkelingen en de uitgangspunten aan de orde geweest. Het beschreven beleid krijgt zijn juridische vertaling in de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1". Deze regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied. De bepalingen die betrekking hebben op de bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding.

6.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen:

  • Afwijkingen van de bouwregels;
  • Afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden.

Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de Afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogte differentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Cultuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Tabel : Beoordelingscriteria afwijkingen

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

6.3.2.1 Agrarisch - Grondgebonden 1

De op de verbeelding voor "Agrarisch - Grondgebonden 1" aangewezen gronden, zijn bedoeld voor de uitoefening van een akkerbouwbedrijf. Binnen deze bestemming is het alleen mogelijk om binnen het aangegeven bouwvlak te bouwen. De goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen zijn op 4,5 respectievelijk 12 meter gesteld.

Voor zover de gronden zijn aangeduid als "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", is het gebruik van de bedrijfswoning als "plattelandswoning" toegestaan.

De oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 250 m² . Deze oppervlakte is bedoeld voor zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen. De goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning is op 3,5 respectievelijk 9 meter gesteld. De goot- en bouwhoogte van aan het hoofdgebouw ondergeschikte bijgebouwen zijn op 3 respectievelijk 6 meter gesteld. Tenslotte worden in deze bestemming eisen gesteld aan de hoogte van de erfscheidingen en andere bouwwerken.

6.3.2.2 Waarde - Archeologie 4

Gebieden met de bestemming "Waarde - Archeologie 4" zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. Voor deze categorieën is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt. Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsregels maken het mogelijk dat aan de regels van de bestemmingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kunnen bijvoorbeeld afwijken van een bestemmingsplan voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%. De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels al is afgeweken van het bestemmingsplan. Dit betekent dat niet twee keer afgeweken kan worden van eenzelfde bepalingen of dat de bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan "Emmen, Ermerveen 14".

6.4 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en afwijkingen.

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft.

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingsprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid

7.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan op 23 oktober 2014 vrijgegeven voor Overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners:

  • 1. Provincie Drenthe
  • 2. Waterschap Vechtstromen
  • 3. Veiligheidsregio Drenthe

Met uitzonderling van een aantal aandachtspunten van de Veiligheidsregio Drenthe, zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen. De binnengekomen reacties zijn opgenomen in Bijlage 1. De opmerking van de Veiligheidsregio Drenthe ten aanzien van het opnemen van een dubbelsbestemming voor een buisleiding is niet overgenomen. De buisleiding met bijbehorende belemmernde stroken liggen ver buiten het plangebied.

7.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 13 maart 2015 tot en met 23 april 2015 voor zienswijzen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. De bijbehorende publicatie is opgenomen in Bijlage 2.

7.3 Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 25 juni 2015 door de raad vastgesteld. Het raadsbesluit is opgenomen in Bijlage 3.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal en hebben zij meer sturingsmogelijkheden, doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor, dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beiden is ook mogelijk.

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan en het bieden van mogelijkheden om kosten te verhalen op de exploitant van de percelen grond die in dit bestemmingsplan zijn gelegen. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels aan deze gronden stellen.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Bro. Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m² of meer.

Dit bestemmingsplan betreft een kleinschalige (ruimtelijke) ontwikkeling in de zin van het geven van de aanduiding “plattelandswoning” aan het perceel Ermerveen 14. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in principe gedekt door het heffen van leges. Het kostenverhaal is dus op een andere manier verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.

Planschade als gevolg van de ontwikkeling wordt niet verwacht.