direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Roswinkel, Roswinkelermarke 0
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2013023-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door Mts H.J. Hesselink en D.J.E. ter Boo is een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een melkveehouderijbedrijf aan de weg Roswinkelermarke te Roswinkel. Het bouwplan bestaat uit een bedrijfswoning, een werktuigenberging, een stal en bijbehorende bouwwerken als opslagen voor voer en mest. De aanvraag heeft betrekking op het onderdeel "strijdigheid met het bestemmingsplan".

De ontwikkeling is voor de aanvrager noodzakelijk geworden na verkoop van een melkveehouderijbedrijf in Hengelo aan de Dienst Landelijk Gebied ten behoeve van natuurontwikkeling. Na de toekomstige realisatie van het bouwplan ontstaat een volwaardig en levensvatbaar bedrijf. De landschappelijke inpassing is geborgd. Om deze redenen kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning. Het bouwplan is stedenbouwkundig gezien bijzonder door de toepassing van boogvormige kapvormen voor de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning.

Op 8 juli 2013 heeft de Welstandscommissie een principebeoordeling gegeven. De commissie kan zich vinden in de visie en hoofdopzet voor het dit melkveebedrijf en de hoofdvorm voor de bedrijfswoning. Voor de woning is nog nadere uitwerking benodigd. De verfijningen zijn essentieel voor een positieve beoordeling op het definitieve ontwerp. Deze zal worden meegenomen in fase 2 van de procedure (onderdeel bouw).

De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 71216. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.2013023-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2013023-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie plangebied in omgeving (rode vierhoek)

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel, kadastraal bekend "gemeente Emmen, sectie AA, nummer 275 te Roswinkel. De aanvraag betreft de realisatie van een melkveehouderijbedrijf door de bouw van een bedrijfswoning, een werktuigenberging en een stal. Het perceel is gelegen aan de weg Roswinkelermarke, aan een landbouwweg ten oosten van de Roswinkelerstraat.

De meest nabijgelegen woning van derden (Roswinkelermarke 7) bevindt zich op ongeveer 430 m van de bedrijfslocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2013023-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto met kadastrale grenzen. In groen indicatief de bedrijfslocatie met in rood het voorgenomen toekomstige bouwplan

De te houden dieren kunnen milieutechnisch worden gehouden op basis van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit.

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie "Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef" is op 24 september 2009 door de raad vastgesteld. Het is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities, gesteld in de Strategienota Emmen 2020.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden.

In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt (wanneer relevant voor het plan):

Landschap
Versterken van het landschap door het koesteren van de landschappelijke openheid en de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten.

Werken:
De koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap.

Verder wordt binnen de structuurvisie aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:

  • "Kwaliteit voor kwantiteit". Centraal staat een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit.
  • "Keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte". Wijzigingen in de ruimtelijke opbouw worden geënt op de zogenaamde lagenbenadering;
  • "Rekening houden met de klimaatverandering".

De structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden. Voorliggende plangebied ligt in deelgebied A. Dit deelgebied heet "De Monden". Dit is het noordoostelijk, Veenkoloniale deel van de gemeente. Dit deelgebied kent een sterk agrarisch karakter.

In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. In de grootschalige gebieden, zoals de omgeving van de Roswinkelermarke, krijgt de landbouw voldoende mogelijkheden om op te schalen.

2.2.2 Ruimtelijke Waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een in september 2011 door de raad vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. Het biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden, evenals monumenten, worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.

De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • 1. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis;
  • 2. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap;
  • 3. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt verder een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het "landschap van de grootschalige verveningen". De hoogveenontginningen vormen een uitzonderlijk monumentaal landschap. De lange kanalen die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten verschaffen dit landschap voor Nederlandse begrippen een unieke monumentaliteit. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten.

De RWK omvat een drietal kaarten.

  • 1. "Ruimtelijke aspecten": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.
  • 2. "Visuele aspecten", genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • 1. Essentiële zichtlijn;
    • 2. Robuuste ruimte hoogveenontginning.
  • 3. "Elementen": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.

Behoud, versterking en ontwikkeling
De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd.

Binnen het landschap van de grootschalige verveningen wordt ingezet op behoud van archeologische waarden/vindplaatsen, het stelsel van kanalen en wijken, de robuuste, krachtig omzoomde ruimten en de verscheidenheid aan details. De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de levendigheid op en aan het kanaal kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

2.2.3 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen is door de raad vastgesteld op 30 mei 2013 en inmiddels in werking getreden. De aanvraag is in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen".

Nieuwvestiging grondgebonden agrarisch bedrijf
De aanvraag is passend binnen de uitgangspunten voor wijziging van het bestemmingsplan voor de realisatie van een nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Kapvormen
Het bestemmingsplan bepaalt dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 15 graden. Het bestemmingsplan kent een binnenplanse afwijking voor het afwijken van de voorgeschreven dakhelling en/of goothoogte ten behoeve van de realisatie van alternatieve stalvormen, wanneer de bedrijfsmatige noodzaak hiertoe is aangetoond.

Het bestemmingsplan kent geen mogelijkheden voor de toepassing van een boogvormige kap voor bedrijfswoningen en overige bedrijfsgebouwen.

2.2.4 Conclusie

De aanvraag voor de vestiging van een melkveehouderij past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef".

Binnen het in werking getreden bestemmingsplan Buitengebied Emmen wordt, mits ruimtelijk inpasbaar, met een binnenplanse afwijking mogelijkheden geboden voor afwijkende kapvormen van stallen (boogvormig).

De kapvorm van de bedrijfswoning en overige bedrijfsbebouwing past niet binnen het inwerking getreden bestemmingsplan "Buitengebied Emmen".

Bij de inpassing van het bedrijf dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft de landschappelijke inpassing dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken van de omgeving.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

De bedrijfsvestiging van het melkveehouderijbedrijf Hesselink aan de Roswinkelermarke hangt samen met de bedrijfsbeëindiging vanwege natuurontwikkeling van het huidige bedrijf in Hengelo (Overijssel). DLG heeft de bedrijfslocatie en de bedrijfsgronden in Hengelo aangekocht.

Inmiddels heeft men ongeveer 72 ha landbouwgronden aangekocht, waarvan het merendeel direct is gelegen rondom de beoogde bouwlocatie aan de weg Roswinkelermarke. Op het grootste aaneengesloten perceel van 36 ha. (huiskavel) is de bedrijfsvestiging voorzien. Men wil ca. 140 melkkoeien gaan houden.

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijk-landschappelijke omgeving en de wijze waarop het bedrijf hierbinnen wordt ingepast.

3.2 Omgeving

De omgeving van het plangebied wordt op historische kaarten aangeduid als de deelgebieden Heerenland, Weerdinger landen, Hooilanden en Mande Moer. Het gebied ligt gedeeltelijk op arme zandgronden, gedeeltelijk op (voormalige) veengronden en gedeeltelijk op zogenaamde kalkloze zandgronden op de bovenlopen van beekdalen. De grens van het veenkoloniale dek loopt dwars door het gebied. Dit betekent dat het veen varieerde in dikte en dat plaatselijk nog veen aanwezig kan zijn. Plaatselijk komen er ijzerrijke gebiedjes, waarvan het ontstaan gebonden is aan kwel.

Karakteristiek is dat een deel van de bebouwing langs de huidige wegen Weerdingermarke en Herenlandweg op de overgang van de wat hoger gelegen veldpodzolgronden naar de gooreerdgronden ligt.

Het gebied heeft vanaf 1506 bij de marke van Roswinkel gehoord. Belangrijk is de markewet van 1886 die officieel verandering bracht in het oude markesysteem van gemeenschappelijk bezit. De wet gebood dat de ongescheiden marke verdeeld moest worden. Voor de marke van Roswinkel betekende dit dat de gronden werden verdeeld, verpacht en/of verkocht. Wanneer de topografische kaart van 1850 wordt vergeleken met die van 1900 dan wordt de metamorfose die in het gebied heeft plaatsgevonden duidelijk. In 1850 was het merendeel van het gebied nog niet verkaveld en, op een enkele behuizing bij Heerenland, onbewoond. In 1900 was het gehele gebied in smalle, niet systematische stroken verkavelt en vrijwel geheel ontgonnen tot wei- of bouwland. Hoewel niet meer zo smal als voorheen, is tot op de dag deze smallere en minder systematische verkaveling her en der nog zichtbaar.

De wegen c.q. paden die in 1850 al waren aangelegd zijn tot op de dag van vandaag nog aanwezig. Datzelfde geldt voor de wegen die met de ontginning in de periode 1850 – 1900 zijn aangelegd. De N391 die na 1985 is aangelegd doorkruist het zuidelijk deel van het gebied en is niet gebaseerd op het historische wegenpatroon. De weg, tezamen met de aangelegde bosstroken, heeft het gebied in visueel opzicht afgescheiden van Roswinkel.

In 1900 hadden zich ook enkele boeren en verveners in het gebied gevestigd. De bebouwing, beperkt in aantal, was gesitueerd langs de noord- en zuidzijde van de Weerdingermarke, langs de Herenlandweg, bij Mande Moer/Oude Schutting (huidige Lage Wijk NZ) en de Meiersmarke. Tot op de dag van vandaag is de bebouwing nog steeds langs deze wegen geconcentreerd. Wel heeft er na 1985 op enkele plaatsen, voornamelijk bedrijfsmatig, schaalvergroting en nieuwbouw plaatsgevonden.

Wat betreft de waterstructuur is er een onderscheid tussen het (voormalig) veen en het gebied dat niet tot het Veenkoloniale dek hoort. Het veengebied en dan met name het gebied ten zuiden van Meiersmarke is door middel van een wijk en enkele zwetsloten verveend. Ook het gebied tussen Weerdinge marke en het kanaal is gedeeltelijk door middel van een wijk en zwetsloten verveend en daarna ontgonnen. De overige delen (waaronder de omgeving Roswinkelermarke) zijn minder of niet door wijken of sloten ontgonnen.

In het kader van de Herinrichting Veenkoloniën zijn bomenrijen aangeplant langs (delen van) de Ertsstraat/Roswinkelerstraat en de Herenlandweg. Voor het overige overheerst het privegroen bij de bebouwing. In de loop der tijd en dan vooral als gevolg van ruilverkaveling heeft het gebied de visuele karakteristieken van een grootschalige ontginning gekregen met grote open ruimtes en lange zichtlijnen. Visueel maakt het dan ook deel uit van het grootschalige Veenkoloniale gebied ten zuiden van Nieuw-Weerdinge. Hoewel het gebied in visueel opzicht deel uitmaakt van het grootschalige agrarische landschap van Nieuw-Weerdinge, zijn er nog enkele kleinschalige karakteristieken zoals het microreliëf, de verkaveling en bebouwing deels aanwezig.

3.3 Stedenbouwkundig plan

Locatie en indeling erf
De gekozen locatie van het bedrijf ligt centraal binnen de bedrijfsgronden- en tevens op voldoende afstand ligt van woningen van derden. De dichtstbijzijnde woning (Roswinkelermarke 7) ligt op 430 m afstand. Daarbij is de bodemkwaliteit van de locatie geschikt voor de bouw.

Binnen het besluitvlak wordt ruimte geboden voor een ligboxenstal, een werktuigenberging en een bedrijfswoning. Achter de gebouwen kunnen sleufsilo's voor de opslag van ruwvoer worden gerealiseerd. Ook deze liggen binnen het vlak.

De nokrichting van de bedrijfsbebouwing dient met haakse kaprichtingen afgestemd te zijn op de verkavelingsstructuur. Op deze wijze presenteert het bedrijf zich met de voorzijde in de richting van de weg Roswinkelermarke en de N391.

Hoogte en afmetingen gebouwen
De ligboxenstal heeft een afmeting van circa 32 x 108 meter waarbinnen 140 melkkoeien en 139 stuks jongvee kunnen worden gehuisvest. De bedrijfsgebouwen hebben een maximale bouwhoogte van 12 m en een maximale goothoogte van 5,5 m.

De bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken is maximaal 250 m2 groot en heeft een maximale hoogte van 9 m. De bouwhoogte van torensilo's mag maximaal 12 meter bedragen, de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2 meter. De bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en mag maximaal 1 meter bedragen.

Toepassing boogkappen
De gekozen toepassing van de bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, met boogkappen is in afwijking van de bouwbepalingen van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Emmen. Hierbinnen kunnen afwijkende stalvormen middels een afwijkingsregeling mogelijk worden gemaakt.

Gezien de gekozen goede landschappelijke inpassing (zie paragraaf 3.4) en voldoende afstand tot overige bebouwing in de omgeving (geen direct stedenbouwkundig referentiekader) is er in deze situatie geen bezwaar tegen de toepassing van gebogen kapvormen voor de bedrijfsgebouwen. Een positief bijkomend aspect is dat alle bedrijfsbebouwing, inclusief bedrijfswoning wordt toegepast met een gebogen kap. Dit versterkt de samenhang- en eenheid van de totale bedrijfsbebouwing op het erf.

3.4 Landschappelijke inpassing

Om het bouwplan in te passen binnen het landschap wordt beplanting aan het erf toegevoegd. Hiervoor is een voorstel tot landschappelijke inpassing opgesteld door Landschapsbeheer Drenthe. Dit voorstel is opgenomen in Bijlage 10 (onderbouwing) en Bijlage 11 (tekening). (Opgemerkt wordt dat de locatie van het bedrijf- en de voorgestelde indeling van het erf uit het beplantingsplan niet geheel overeenkomen met de aanvraag).

Het verkavelingspatroon van de omgeving is recent tot stand gekomen door ruilverkaveling in het kader van de Herinrichting. De sloten zijn niet meer- of moeilijk meer te herleiden tot het oorspronkelijke verkavelingspatroon van het slagenlandschap van het Roswinkeler zandlandschap. Het landschap heeft nu de aanblik van het grootschalig veenlandschap ten westen van Roswinkel.

Het inpassingsvoorstel is positief beoordeeld. Het bedrijf kent een vrije ligging binnen de verder open omgeving. De gebouwen en bouwwerken kennen een vrije ligging ten opzichte van elkaar. De randen van het bedrijfserf (inclusief sleufsilo's en mestsilo) worden benadrukt met beplanting. Binnen het plan wordt rekening gehouden met toekomstige uitbreidingsruimte van het bedrijf de aan te brengen beplantingssingels.

Door de beplanting om het erf, langs de perceelsgrenzen, passen afwijkende kapvormen beter in het landschap. In open landschap tekenen de dakvormen zich sterk af als afwijkende vormen. Beplanting als mantel om het erf of als coulissen langs de perceelsgrenzen bevordert de eenheid in het landschap.

Er worden gebiedseigen beplantingssoorten toegepast, die rekening houden met de zichtlijnen die zich in het achtergelegen open gebied bevinden. Door de toepassing van bomen aan de voorzijde het bedrijfserf wordt het directe beeld op de grote voorgevels van de bedrijfsgebouwen doorbroken.

In de voorwaarden van de omgevingsvergunning is bepaald dat de groenstroken moet worden aangelegd en in stand worden gehouden.

3.5 Verkeer

De ontsluitingsroute van het bedrijf, via de route Roswinkelermarke en Roswinkelerstraat richting N391, is vrij direct.

In het kader van de aanvraag is de geschiktheid van de weg Roswinkelermarke beoordeeld. De eerste 280 m vanaf de Roswinkelerstraat is namelijk semi-onverhard. Het vervolg van het tracé is voorzien van een 3 m breed betonpad, wat voldoende is ten behoeve van de bedrijfsvestiging.

De gemeente heeft geconstateerd dat de eerste 280 m van de aanwezige infrastructuur van de Roswinkelermarke niet geschikt is voor het toekomstig gebruik na inplaatsing/vestiging van het melkveebedrijf. Om deze reden wordt noodzakelijk geacht de bestaande weg gedeeltelijk aan te passen conform de eisen met betrekking tot het toekomstig gebruik. Dit betekent dat de weg verhard zal worden.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Bedrijfsplan

Vanwege natuurontwikkeling dient het bedrijf vanuit Hengelo te verplaatsen. Het bedrijf en de bedrijfsgronden zijn verkocht aan DLG. Inmiddels heeft men ongeveer 72 ha landbouwgronden aangekocht, waarvan het merendeel direct is gelegen rondom de beoogde bouwlocatie aan de weg Roswinkelermarke. Op het grootste aaneengesloten perceel van 36 ha. (huiskavel) is de bedrijfsvestiging voorzien.

Men wil ca. 140 melkkoeien gaan houden en 139 stuks jongvee. Binnen de beschikbare gronden is deze veestapel op een grondgebonden wijze te houden.

Bij uitvoering van het plan ontstaan een volwaardig en levensvatbare bedrijf. Zie hiervoor ook de bijgevoegde Nge berekening van het LEI in Bijlage 3.

4.2 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

Het plangebied heeft deels een lage verwachting op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. Dit ontwerp heeft ter inzage gelegen. Gezien de lage verwachtingswaarde hoeft geen archeologisch inventariserend uitgevoerd te worden.

4.3 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Bureau Veldkamp is een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De consequenties van de aanvraag op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst.

Op de planlocatie werden sporen aangetroffen van twee soorten die worden genoemd in de Flora- en Faunawet namelijk van de mol en de ree. Uitvoering van de plannen om een nieuwe melkveehouderij aan de Roswinkelermarke te vestigen, zal de leefomstandigheden van beide soorten doen verbeteren,omdat nogal wat akkerland omgevormd gaat worden in grasland. Daarmee wordt voldaan aan de zorgplicht die voor genoemde zoogdieren geldt.

Verder komen er op de planlocatie in engere zin geen organismen voor die worden genoemd in de Flora- en Faunawet. Daarom zijn er in het kader van die wet geen bezwaren op te werpen tegen de uitvoer van de plannen. Omdat melkveehouderijen vaak grote aantallen (broed)vogels aantrekken kan er bij de uitvoering van de plannen ecologische winst geboekt worden. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren dienen te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door het werk te starten voor het broedseizoen.

Het door Bureau Veldkamp opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 6.

4.4 Milieu

4.4.1 WABO Milieu

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering (< 200 stuks melkvee) dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. Ten aanzien van de verlening zijn geen problemen te verwachten. Voldaan kan worden aan de afstandseisen.

4.4.2 MER

Het Besluit MER regelt wanneer voor een activiteit een MER-procedure moet worden doorlopen. Het Besluit MER bevat bijlagen met lijsten waarvoor bepaald is of MER plicht- danwel MER beoordelingsplicht aan de orde is.

In de voorliggende situatie is sprake van een uitbreiding met 140 melkkoeien en 139 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. Dit overstijgt niet de aantallen zoals die zijn genoemd in de bijlage van het Besluit MER, namelijk een uitbreiding van 200 stuks melkkoeien ouder dan 2 jaar of een uitbreiding van 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar.

Geconcludeerd kan worden dat MER plicht- of een MER beoordelingsplicht niet aan de orde is.

4.4.3 Geur

Het bedrijf ligt zeer vrij in open gebied. De dichtstbijzijnde woning van derden ligt op meer dan 400 meter. Hiermee kan ruim voldaan kunnen worden aan de geurnormen van de Wet Geurhinder en Veehouderij. Nader onderzoek naar de geureffecten van de bedrijfsuitbreiding is om deze reden niet noodzakelijk geacht.

4.4.4 Bodem

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locatie verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.

De bodemsituatie is bodemkundig onderzocht door Sigma Bouw en Milieu. In het onderzoek wordt gesteld dat op basis van de onderzoeksresultaten er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn tegen de ontwikkeling van de aanvraag.

Het door Sigma Bouw en Milieu opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

4.4.5 Geluid

Door Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV (NAA) is een nader onderzoek ingesteld naar de akoestische inpassing van het melkveehouderijbedrijf. Onderzocht is de inpassing van het bedrijf in de omgeving en de inpasbaarheid van de bedrijfswoning ten opzichte van de wegen.

Inpassing bedrijf (Geluidsuitstraling naar de omgeving)
De geprojecteerde inrichting veroorzaakt in de representatieve bedrijfssituatie (worst-case) bij woningen van derden een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van ten hoogste 38 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag- en avondperiode (geluidsbelasting 40 dB(A)). In de nachtperiode bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau minder dan 25 dB(A). In het kader van milieu: alle dagen van het jaar wordt (ruimschoots) aan de grenswaardevan het Besluit landbouw milieubeheer voldaan. In het kader van goede ruimtelijke ordening: aan de richtwaarde van de Handreiking wordt voldaan.

De maximale geluidsniveaus LAmax bedragen bij woningen van derden ten hoogste 49, 43 en 43 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt aan de grenswaarden voldaan.

Het maximaal geluidsniveau bedraagt bij woningen van derden ten hoogste 49 dB(A) inde dag- en 43 dB(A) in de avond- en nachtperiode. In het kader van milieu: aan de grenswaarden van het Besluit landbouw milieubeheer wordt ruimschoots voldaan. In het kader van goede ruimtelijke ordening: aan de richtwaarden wordt in de dag- en avondperiode voldaan, in de nachtperiode wordt de richtwaarde overschreden door het rijden van de RMO-auto. Aan de grenswaarden wordt ruimschoots voldaan. Gelet op de aard van de geluidspiek, het maximale geluidsniveau dat in de omgeving door verkeer wordt veroorzaakt en jurisprudentie van de Raad van State over het maximale geluidsniveau, zijn deze niveaus zonder meer aanvaardbaar.

De Roswinkelermarke is vanaf de Roswinkelerstraat tot aan de woning op nummer 7 (dat is circa 280 m) voorzien van een halfverharding. Dit wegdektype is in de rekenmethode niet bekend. Aangenomen mag worden dat - indien het wordt verhard - normaal asfalt of beton wordt toegepast. Verwacht mag worden dat de huidige halfverharding minder geluid zal veroorzaken dan een betonverharding. Het gedeelte tot aan Hesselink is een betonpad (betonplaten van 2 tot 5 m lengte). Ook dit wegdektype is in de rekenmethode niet bekend. Wel bekend zijn daarin (naadloos) beton en klinkers. Om rekening te houden met de overgangen tussen de betonplaten is er voor de berekeningen worst case uitgegaan als bestond het wegdek voor 90% uit een (naadloze) betonverharding en voor 10% uit klinkers. Dit wegdektype is (worst case) aangehouden voor het hele traject tot aan de Roswinkelerstraat.

In het kader van milieu: het verkeer van en naar Hesselink is ter plaatse van de woning Roswinkelermarke 7 opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Er is geen sprake van aan de inrichting toe te rekenen indirecte hinder. In het kader van goede ruimtelijke ordening: de geluidsbelasting van de Roswinkelermarke is op de woning nummer 7 in de huidige situatie berekend op 43 dB en in de toekomstige situatie berekend op 40 dB. Er wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarom is sprake van een acceptabele situatie.

Het door NAA uitgevoerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

Inpassing bedrijfswoning
De Wet geluidhinder (Wg) is van toepassing bij de bouw van (bedrijfs)woningen binnen zones van wegen. In deze gevallen zal onderzocht moeten worden of wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarden. Bij geluidbelasting van een weg bedraagt de voorkeursgrenswaarde op de gevel van een woning 48 dB.

In deze situatie is de geluidbelasting afkomstig van de N391 en de Roswinkelermarke van belang. De woning wordt op ca. 25 m van de Roswinkelermarke geprojecteerd en op .

De geluidsbelastingen op locatie van de te bouwen bedrijfswoning aan de Roswinkelermarke bedragen:

  • Ten gevolge van de Roswinkelermarke: 35 dB;
  • Ten gevolge van de N391: 46 dB.

De geluidsbelasting van elk van de wegen is lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt. De toekomstige situatie van de N391 is nog niet exact bekend, zowel voor wat betreft de verkeersintensiteit als de uitvoering van de op- en afritten. De geluidsbelasting is echter 2 dB lager dan de voorkeursgrenswaarde. De kans dat de geluidsbelasting in werkelijkheid hoger dan 48 dB zou worden, is uiterste gering.

4.4.6 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Voor agrarische bedrijven is met name de emissie van fijnstof relevant.

Uitstoot van fijn stof
Voor de veehouderij zijn thans voor een aantal diersoorten en stalsystemen emissiefactoren beschikbaar. Voor veehouderijen is vooral de emissie van fijnstof (PM10) relevant. Hiervoor is de volgende norm opgenomen; een jaargemiddelde achtergrondconcentratie van maximaal 40 ìg per m3 en een 24-uursconcentratie van 50 ìg per m3 welke maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden.

Uit de grootschalige concentratiekaart van het Milieu en natuurplanbureau (MNP) uitgave 2011 blijkt, dat de achtergrondconcentratie van fijn stof in de directe omgeving van het bedrijf circa 22 ìg per m3 bedraagt. Er wordt een correctiefactor vermeld voor zeezout. In bijlage Voor de gemeente Emmen bedraagt deze 2 ìg per m3 voor het jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10). De correctiefactor voor de 24-uurgemiddelde waarde, omvat voor de provincie Drenthe 2 dagen.

Met behulp van het verspreidingsprogramma ISL3a, zoals deze medio 2008 door het KEMA is uitgegeven, is een berekening van de fijnstofemissie te maken. Deze toetsing is niet nodig indien er sprake is van NIBM.

Besluit NIBM (Niet in betekende mate bijdragen)
Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht, dan hoeft een project niet langer meer getoetst te worden. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) komen overeen met 1,2 ìg/m3 fijn stof.

Regeling NIBM
In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De veehouderijen zijn niet opgenomen in de Regeling NIBM. Wel is een vuistregel opgesteld voor veehouderijen in de “Handreiking fijn stof en veehouderij” van mei 2010, waarmee een uitbreiding of oprichting NIBM is (zie onderstaande tabel).

Afstand tot te toetsen plan   70 m   80m   90m   100m   120m   140 m   160m  
Totale emissie in g/jr van uitbreiding/ oprichting   324000   387000   473000   581000   817000   1075000   1376000  

Tabel: toetsing NIBM conform Handreiking fijn stof en veehouderij.


Indien bij een bepaalde afstand niet meer wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM.

Conclusie
Uit de aanvraag blijkt, dat de totale stofemissie van 22.810 gram/jaar als gevolg van de gevraagde bedrijfsopzet als NIBM kan worden beschouwd. De aanvraag kan op gebied van fijn stof worden verleend.

4.4.7 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het ontwikkelen van een veehouderij op deze locatie.

4.5 Natuurbeschermingswet

Voorafgaand aan de aanvraag is bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Drenthe een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd. De effecten van het plan op aangewezen natuurgebieden is onderzocht. Gedeputeerde Staten hebben de beschikking inmiddels verleend. Deze is opgenomen in Bijlage 8.

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

4.6.2 Ligging plangebied

De bouwlocatie valt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. In december 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen de aanvrager en het waterschap door het aanvragen van de watertoets. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.6.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 10.000 m2.

Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.

4.6.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Het beleid is erop gericht dat huishoudelijk afvalwater dient te worden geloosd op de gemeentelijke riolering. Er is echter geen rioolstelsel aanwezig waarop de afvoer van vuilwater aangesloten kan worden. Om deze reden wordt het huishoudelijk afvalwater geloosd op een eigen voorziening.

Bedrijfsafvalwater
Het bedrijfsafvalwater van het bedrijf wordt afzonderlijk opgevangen in een keldercompartiment onder de stal om het vervolgens af te voeren.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden. Als regel wordt genomen dat 10% van het te verharden oppervlak moet worden ingericht voor hemelwaterberging.

Voor dit plan dient circa 1.000 m3 waterberging worden aangelegd. Hiervan kan 400 m3 gebruikt worden als drinkwater voor het vee. 600 m3 waterberging zal worden gerealiseerd in een aan te leggen verbreden wijk aan de westzijde van het bedrijfserf. Dit wordt gerealiseerd door de aanleg en verbreding van sloten op het erf. Deze sloot bergt meer dan 2000 m3 hetgeen ruim voldoende.

4.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Voor dit plan is het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) van toepassing. Het LOTV bepaalt dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden.

Het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) moet voorkomen worden. Het erf dient veegschoon te zijn en het reinigingen van materialen, trailers, vee en dergelijke op een aparte spoelplaats dient plaats te vinden.

Bij de inrichting van de sleufsilo (kuilopslag) dienen er maatregelen genomen worden tegen vrijkomende perssappen. Perssappen zijn zeer zuur en zijn schadelijk voor het milieu. Perssappen mogen niet afstromen naar het oppervlaktewater. De perssappen moeten worden afgevoerd naar de kelder of een opslagtank.

4.6.6 Wateradvies waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Hunze en Aa's met de reactie van het Waterschap is opgenomen in Bijlage 9.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 5 november 2013 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant (Bijlage 12).

Met ingang van 6 november 2013 heeft het ontwerp van de vergunning met het ontwerp van de verklaring van geen bedenking voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Met de aanvrager is een exploitatieovereenkomst gesloten, welke voorziet in het verhaal van kosten. Tevens verklaren aanvragers in de overeenkomst eventueel voortvloeiende planschade volledig aan de gemeente te compenseren.