direct naar inhoud van Artikel 1 Begripsbepalingen
vastgesteld
NL.IMRO.0114.2013005-0701

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 verordening:

de beheersverordening Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein van de gemeente Emmen;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0114.2013005-0701 met bijbehorende bestanden;

1.3 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.4 archeologische waarde:

middelhoge of hoge archeologische waarden welke nader onderzocht dienen te worden;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage , dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate een woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.10 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

onder bedrijfsvloeroppervlak wordt begrepen het totale bedrijfsvloeroppervlak omvattend de verkoopruimte, de magazijn- of opslagruimte en alle overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde ruimten (met name kantoorruimte en toiletgroep);

1.11 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.12 bestaand gebruik:

het gebruik of mogelijk gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening voorzover dat niet strijdig is met de op dat moment geldend planologisch besluit;

1.13 bestaande bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn en niet strijdig met het op dat moment geldend planologisch besluit, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;

1.14 bestaand hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het toegelaten gebruik van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op dat gebruik het belangrijkste is;

1.15 bijbehorende bouwwerk:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 detailhandelsbedrjf:

een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden waaronder de uitstalling voor verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijk verbruiker of gebruiker, anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.22 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf;

1.25 groothandelsbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.

1.26 grootschalige detailhandel:

het bedrijfsmatig vanuit een bedrijfsgebouw van minimaal 1000 m² verkoopvloeroppervlak te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor verkoop, verkopen en/of leveren van volumineuze goederen aan de uiteindelijke gebruiker van uitsluitend onderstaande volumineuze goederen:

  • 1. auto's met bijbehorende artikelen;
  • 2. boten, caravans, tenten en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor de recreatie bestemde artikelen;
  • 3. keuken-, sanitair-, en tegelbedrijven als zelfstandige zaken;
  • 4. bouwmaterialen en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor doe-het-zelf bestemde artikelen (bouwmarkten);
  • 5. goederen ter inrichting en stoffering van woon- en slaapkamers als meubels, bedden, gordijnen, tapijten en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor bewoning bestemde artikelen;
  • 6. producten en gewassen voor het inrichten en onderhouden van tuinen (tuincentra);
1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.28 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccomodatie;

1.29 kwekerij:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen , alsmede op het verkopen en leveren van gewassen voor het inrichten en onderhouden van tuinen, respectievelijk gericht is op het bedrijfsmatig kweken van (sier)vissen en naar omvang daarmee vergelijkbare kweekactiviteiten;

1.30 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water-, en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatiehuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.31 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand;

1.32 perceelsgrens:

de lijn welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een naangrenzend terrein;

1.33 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.34 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 recycling - bedrijf (open)

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het in de open lucht opslaan, overslaan en/of terugwinnen van (grond)stoffen uit afvalstoffen of uit als zodanig aan te merken goederen om deze vervolgens weer in de economische kringloop terug te brengen. Onder deze definitie vallen in ieder geval afvalverwerkingsbedrijven, autosloperijen, handelsbedrijven in oude materialen, in afvalstoffen , in schroot, glas en/of puin, waarbij de materialen hoofdzakelijk in de open lucht worden opgeslagen en vewerkt;

1.37 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakingen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalverzamelingsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's en dergelijke;

1.39 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.40 verkoopvloeroppervlak (vvo):

onder verkoopvloeroppervlak wordt begrepen de voor publiek zichtbare en toegankelijke omsloten en overdekte winkelruimten (inclusief etalageruimte), bestemd en gebruikt voor het 'en detail' verkopen en leveren van roerende goederen welke niet ter plaatse geconsumeerd en/of gebruikt worden;

1.41 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, cq de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.43 winkelonderneming:

onder een winkelonderneming wordt verstaan een grootschalig detailhandelsbedrijf dat functioneel en ruimtelijk deel uit kan maken van een groter bedrijfsgebouw met een omvang van minimaal 1000 m² verkoopvloeroppervlak;

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden cq een groep van personern, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

1.45 zend-/ontvangstinstallatie:

inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen.