direct naar inhoud van 4.3 Milieu
vastgesteld
NL.IMRO.0114.2012044-0701

4.3 Milieu

4.3.1 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv is gebaseerd op een geurverspreidingsmodel. Het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning, waarmee de verspreiding van de geurhinder in de omgeving van een veehouderij moet worden berekend, maakt onderdeel uit van de Wgv.

Op grond van de Wgv geldt op grond van artikel 3, voor geurgevoelige objecten buiten een concentratiegebied, gelegen binnen de bebouwde kom, een geurbelastingsnorm van maximaal 2,0 odour units per kubieke meter lucht. Voor geurgevoelige objecten buiten een concentratiegebied, gelegen buiten de bebouwde kom, dient een norm van maximaal 8,0 odour units per kubieke meter lucht te worden gehanteerd. Voor bedrijfswoningen van naburige veehouderijen geldt een vaste afstandseis van 50 meter. Uit de bij de aanvraag gevoegde verspreidingsberekening blijkt dat ter plaatse van de woningen van derden kan worden voldaan aan de geurnorm van 2 resp. 8 odeur eenheden per kubieke meter lucht.

De cumulatieve geurhinder op omliggende woningen neemt bij realisatie van het plan voor de meeste omliggende woningen af. Alleen op de agrarische bedrijfswoning Europaweg 259 neemt de belasting iets toe. De berekende waarde 17,0 leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op basis van actuele jurisprudentie wordt de cumulatieve geurhindertoets op agrarische bedrijfswoningen terughoudend toegepast. Ten aanzien van het aspect cumulatieve geurhinder zijn er geen belemmeringen om de gevraagde vergunning te verlenen.

4.3.2 Ammoniak

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is op 8 mei 2002 in werking getreden. De bijbehorende Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) is eveneens op 8 mei 2002 in werking getreden. De Wav maakt voor wat betreft de gevolgen van de ammoniakemissie uit veehouderijen onderscheid tussen bedrijven binnen 250 meter van een kwetsbaar gebied en bedrijven daarbuiten.

Binnen de zone van 250 meter rondom een kwetsbaar gebied geldt een vestiging- en uitbreidingsverbod en een emissieplafond. Buiten de zone van 250 meter rondom een kwetsbaar gebied worden geen eisen aan het niveau van de ammoniakemissie en depositie gesteld.

Het bedrijf ligt op meer dan 250 meter van een bosgebied dat is aangewezen als kwetsbaar gebied. De aanvraag is daarom in overeenstemming met de Wav.Door het aanpassen van de stallen neemt de ammoniakemissie af.

4.3.3 Geluid

De geluidbelasting is getoetst aan de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, 1998)', verder te noemen de 'Handreiking'. De Handreiking is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai.

Gelet op de aard en bedrijfsduur van de geluidrelevante activiteiten alsmede de afstand tot woningen van derden kan worden voldaan aan de gestelde geluidswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Het is in de jurisprudentie inmiddels regelmatig geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidsgrenzen voor de Representatieve bedrijfssituatie uit de vergunning.

De indirecte hinder als gevolg van het wegverkeer van en naar de inrichting wordt getoetst aan de circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' van 29 februari 1996. Volgens de Circulaire kan de beoordeling van de indirecte hinder als gevolg van het aan- en afrijden van gemotoriseerd verkeer achterwege worden gelaten indien het verkeer van en naar de inrichting niet is te onderscheiden van het heersende verkeersbeeld zonder de aanwezigheid van de inrichting. Al het inrichtingsgebonden verkeer zal ter hoogte van relevante woningen in het heersend verkeersbeeld zijn opgenomen. De geluidbelasting ten gevolge van de indirecte hinder is daarom niet in de vergunningsvoorschriften opgenomen.

4.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Voor agrarische bedrijven is met name de emissie van fijnstof relevant.

Met behulp van het verspreidingsprogramma ISL3a is een berekening van de fijnstofemissie gemaakt. Uit de berekening blijkt, dat de gestelde grenswaarde ten aanzien van fijnstof niet wordt overschreden.

4.3.5 MER

MER
De voorgenomen activiteit heeft betrekking op de nieuwbouw van een stal voor 2976 vleesvarkens. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage 1994 dient bij een activiteit van een dergelijke omvang door het bevoegd gezag beoordeeld te worden of een milieueffectrapport (Project MER) gemaakt moet worden met het oog op de aan te vragen vergunning(-en).

Het college van burgemeester en wethouders van Emmen heeft na een beoordeling van de aangeleverde gegevens besloten dat geen sprake is van een activiteit, waarvoor vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Het besluit is gepubliceerd op 19 april 2011 en heeft vervolgens voor zes weken ter inzage gelegen. Tegen het besluit zijn geen zienswijzen ingediend. De publicatie is opgenomen in Bijlage 7.

PlanMER
Voor de omgevingsvergunning geldt alleen een Project-MERplicht (of een MER). Een PlanMER is dus in het kader van de aanvraag niet aan de orde.