direct naar inhoud van 4.6 Waterparagraaf
Plan: Emmer-Compascuum, Verl. Tweede Groenedijk 22 (Melkveehouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012031-0701

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

4.6.2 Ligging plangebied

Het bouwperceel valt binnen het gebied van het waterschap Hunze en Aa's. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.6.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 7.000 m2.

De bestaande weghoogte bedraagt circa +13, 00 m NAP. Het peil van de nieuwbouw zal hier circa 0,25 cm. boven komen te liggen. De grondwaterstand bevindt zich op circa +12,30 m NAP. Dit betekent dat de drooglegging voldoende aanwezig is.

4.6.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater 
In het plangebied ligt een drukriolering van het waterschap. Hierop wordt ook voor de tweede bedrijfswoning aangesloten.

Bedrijfsafvalwater
Het bedrijf loost geen bedrijfsafvalwater op de gemeentelijke riolering. Afvalwater uit stallen wordt geloosd op een bezinkput.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden. Als regel wordt genomen dat 10% van het te verharden oppervlak moet worden ingericht voor hemelwaterberging.

Er wordt bergingscapaciteit gerealiseerd in de aanleg (het herstel) van een gedempt deel van een wijk. Deze wadi komt op eigen grond te liggen en staat in verbinding met de bestaande wijk. In deze voorgestelde situatie kan ruim voldoende bergingscapaciteit worden gevonden. De aan te leggen wadi heeft, inclusief twee duikers, een lengte van 175 m en een breedte van 5 m. Bij een minimale diepte van 1 m betekent dit dat 750 m3 bergingscapaciteit aanwezig is en kan worden voldaan aan de 10% norm.
 

4.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Voor dit plan is het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) van toepassing. Het LOTV bepaalt dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden. Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

4.6.6 Wateradvies Waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Velt en Vecht is opgenomen in Bijlage 6 Watertoets (Waterschap Hunze en Aa's).