direct naar inhoud van 4.4 Milieu
Plan: Emmer-Compascuum, Verl. Tweede Groenedijk 22 (Melkveehouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012031-0701

4.4 Milieu

4.4.1 Wet Milieubeheer

Het bedrijf beschikt over een milieuvergunning. Op grond van de vigerende vergunning mogen binnen de inrichting 212 melkkoeien, 100 stuks jongvee en 4 fokstieren worden gehouden. Voor de uitbreiding naar 260 melkkoeien, 200 stuks jongvee en 20 fokstieren is een aanpassing van de vigerende milieuvergunning benodigd.

Op basis van de de relatief geringe uitbreiding van melkkoeien, de resultaten van de voor het bestemmingsplan verrichte milieuonderzoeken en de grote afstand van het bedrijf ten opzichte van woningen woningen van derden is de verlening van de vergunning naar verwachting mogelijk.

4.4.2 MER

Het Besluit MER regelt wanneer voor een activiteit een MER-procedure moet worden doorlopen. Het Besluit MER bevat bijlagen met lijsten waarvoor bepaald is of MER plicht- danwel MER beoordelingsplicht aan de orde is.

In de voorliggende situatie is sprake van een uitbreiding met 48 melkkoeien, 100 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 15 fokstieren. Dit overstijgt niet de aantallen zoals die zijn genoemd in de bijlage van het Besluit MER, namelijk een uitbreiding van 200 stuks melkkoeien ouder dan 2 jaar of een uitbreiding van 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar.

Geconcludeerd kan worden dat MER plicht- of een MER beoordelingsplicht niet aan de orde is.

4.4.3 Geur

Het bedrijf ligt zeer vrij in open gebied. De dichtstbijzijnde woning van derden ligt op meer dan 400 meter. Hiermee kan ruim voldaan kunnen worden aan de geurnormen van de Wet Geurhinder en Veehouderij. Nader onderzoek naar de geureffecten van de bedrijfsuitbreiding is om deze reden niet noodzakelijk geacht.

4.4.4 Bodem

Ten behoeve van de vestiging van het bedrijf in 2006 is bodemonderzoek uitgevoerd door Terra Agribusiness. De nu te bebouwen gronden zijn destijds ook onderzocht. Om deze reden is het onderzoek ook bij het plan gebruikt.

Conclusie van de bodemspecialisten van de gemeente is dat de vrijkomende grond vrij toepasbaar is volgens de toetsingsregel achtergrondwaarden. De lichte- tot matige verontreinigen met zware metalen komen waarschijnlijk van nature voor in het gebied. Het bouwplan is bodemtechnisch geen bezwaar.

Het onderzoek van Terra Agribusiness, alsmede de gemeentelijke beoordeling is opgenomen in Bijlage 3 Bodemonderzoek (Terra Agribusiness).

4.4.5 Geluid

Uitbreiding bedrijf
Het bedrijf ligt zeer vrij in een open gebied. De dichtstbijzijnde woning van derden ligt op meer dan 400 meter. De uitbreiding van de bedrijfsvoering heeft geen dusdanige effecten, waardoor de akoestische omstandigheden voor de omgeving onevenredig veranderen. Om deze reden is geen nader onderzoek naar de akoestische effecten van de bedrijfsuitbreiding uitgevoerd.

Tweede bedrijfswoning
De Wet geluidhinder (Wg) is onder andere van toepassing bij de bouw van woningen binnen zones van wegen. In deze gevallen zal onderzocht moeten worden of wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarden. Bij geluidbelasting van een weg bedraagt de voorkeursgrenswaarde op de gevel van een woning 48 dB.

Bij dit plan is de geluidbelasting afkomstig van de Verlengde Tweede Groenedijk van belang. De weekdagintensiteit van deze weg bedraagt 800 mvt/etmaal. Het wegdek bestaat uit klinkers, waarover later fijn asfalt is aangebracht. De woning wordt op 25 m van de weg gesitueerd. Op basis van deze gegevens is berekend dat de geluidsbelasting circa 45 dB zal bedragen. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

4.4.6 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Door WIK Adviesgroep is een beoordeling gemaakt van het plan.

Wanneer een uitbreiding "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdraagt aan de concentratie fijn stof kan de vergunning alsnog verleend worden. Voor fijn stof houdt dit in een toename van 1,2 µg (3% van de grenswaarde) op het beoordelingspunt. In de handreiking fijn stof en veehouderijen zijn vuistregels te vinden. Als uit de vuistregels blijkt dat een bijdrage NIBM is, hoeft niet meer gerekend te worden met ISL3a.

Het bedrijf heeft in de nieuwe situatie een PM 10 emissie van 39.980 g. per jaar. Deze PM 10 emissie ligt ruim onder de NIBM vuistregel laagste grens op 70 m. van 324.000 g. per jaar. De afstand tot de directe buren is meer dan 450 meter. Deze afstand is nog veel verder dan de kortste afstand waarin de emissie PM 10 al als NIBM beoordeeld moet worden.

Het onderzoek van WIK Adviesgroep is opgenomen in Bijlage 4 Fijnstof beoordeling (WIK Adviesgroep).

4.4.7 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het ontwikkelen van een veehouderij op deze locatie.