direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Emmer-Compascuum, Verl. Tweede Groenedijk 22 (Melkveehouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012031-0701

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 2 juni 2010 is door Provinciale Staten het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  • 1. De provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • 2. Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • 3. Het regionaal waterplan op grond van de water wetgeving;
  • 4. Het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn (wanneer relevant voor het plan):

  • 1. Het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • 2. Het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 3. Het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  • 4. Het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  • 5. De kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  • 6. De Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
  • 7. Het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  • 8. Een robuust watersysteem, dat zodanig is ingericht dat de risico's op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven, met bijzondere aandacht voor de beekdalen.

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

Visiekaart
Op de "Visiekaart 2020" aangegeven aspecten in de omgeving van het plangebied:

  • a. Landbouw;
  • b. Proefgebied/experimenten landbouw (massa, energie en logistiek).

Binnen de als "Landbouw" aangeduide gebieden wordt maximale speelruimte geboden voor de landbouw. Wel dient rekening gehouden te worden met de betrokken kernkwaliteiten. Om de milieu ruimte voor de landbouw in zijn totaliteit niet onder druk te zetten worden beperkte groeimogelijkheden geboden voor niet-grondgebonden landbouw.

De doelstelling ten aanzien van de "Proefgebieden" is gericht op nieuwe innovatieve ontwikkelingen op landbouwgebied ten aanzien van huisvesting, nieuwe teelten, verduurzaming en duurzame energie.

Kernkwaliteitenkaart
Op de Kernkwaliteitenkaart aangegeven aspecten in de omgeving van het plangebied:

  • a. Deel "Aardkundige waarden": Generiek: Respecteren.

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige en geohydrologische verschijnselen. Ze zijn kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. Binnen de gebieden aangeduid met "Respecteren" is het de doelstelling lokale aardkundige kenmerken te waarborgen voor de toekomst.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld.

Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden veehouderijen wordt binnen artikel 3.22 lid 1 van de Omgevingsverordening bepaalt dat een ruimtelijk plan een grondgebonden veehouderij een bouwblok van maximaal 1,5 hectare geeft, waaronder mede begrepen alle voor de bedrijfsvoering noodzakelijke voorzieningen en de landschappelijke inpassing ervan.

Art. 3.22 lid 2 bepaalt dat een ruimtelijk plan kan voorzien in een een ruimer bouwvlak, mits een dergelijke ontwikkeling landschappelijk acceptabel wordt ingepast middels een landschappelijk inpassingsplan.