direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Emmen, Hondsrugweg Zuid-Esch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011053-0701

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen of milieuhygiënisch het plan uitvoerbaar is, is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van 16 april 2007). In de omgeving van het plangebied is geen bedrijvigheid aanwezig die effecten heeft op het plangebied. Op haar beurt veroorzaakt het voornemen geen negatieve effecten op haar omgeving, in de zin van deze VNG-brochure.

3.4.2 Bodem
3.4.2.1 Aanleiding en doelstelling onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen sloop van bestaande bebouwing en de realisatie van een appartementegebouw op dezelfde locatie. In het kader van de Woningwet/gemeentelijke bouwverordening dient een bouwaanvraag vergezeld te gaan van een rapportage inzake de chemische kwaliteit van de bodem. Deze rapportage is als bijlage 6 aan de toelichting toegevoegd. Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem.

3.4.2.2 Conclusies en advies

Bovengrond

  • In de bovengrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De bovengrond is licht verontreinigd met PCB, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware materialen, PCB's, PAK en minerale olie;
  • voor het licht verhoogde gehalte PCB is niet direct een oorzaak voor handen.

Ondergrond

  • In de ondergrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie.

Grondwater

  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen, en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie;
  • De aangetoonde verontreiniging met barium is vermoedelijk van nature verhoogd. Voor de aangetoonde concentratie xylenen is niet direct een oorzaak voor handen.

Conclusie

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel volgens het onderzoeksbureau en conform het gestelde in de Wet bodembescherming niet noodzakelijk wordt geacht. Beperkingen inzake de voorgenomen sloop en de realisatie van een appartementengebouw worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

Aanbevelingen

Indien de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Beluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt verwacht dat vrijkomende grond niet zonder beperkingen kan worden hergebruikt (niet vrij toepasbaar)

3.4.3 Geluid
3.4.3.1 Wegverkeerslawaai

Het plangebied bevindt zich in stedelijk gebied. In de nabijheid van het plangebied zijn de Van Schaikweg, de Hondsrugweg en de Wenning gelegen.

Voor de berekeningen van de toekomstige akoestische situatie is uitgegaan van 2 situaties:

  • 5. Situatie huidige verkeersstructuur;
  • 6. Situatie inclusief ondertunneling van de Hondsrugweg.

1. Situatie huidige verkeersstructuur

Ten gevolge van het verkeer op de Van Schaikweg bedraagt de maximale geluidsbelasting aan de gevels 45 dB en ten gevolge van het verkeer op de Wenning 45 dB. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden en is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. LET OP. De (tussen)uitspraak inzake Willinkplein Zuid kan gevolgen hebben voor onderliggend akoestisch onderzoek en bestemmingsplan.

De maximale geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Hondsrugweg bedraagt 62 dB. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevels wordt overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt nergens overschreden.

2. Situatie inclusief ondertunneling Hondsrugweg

De resultaten ten gevolge van het verkeer op de Van Schaikweg en de Wenning (LET OP. De (tussen)uitspraak inzake Willinkplein Zuid kan gevolgen hebben voor onderliggend akoestisch onderzoek en bestemmingsplan)zijn gelijk aan de resultaten zonder ondertunneling. In deze situatie is dus eveneens sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Ten gevolge van het verkeer op de Hondsrugweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 62 dB. Ook in deze situatie wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden maar de uiterste grenswaarde van 63 dB niet.

Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelastingen in de situatie zonder ondertunneling iets hoger liggen. De situatie huidige verkeersstructuur is dus maatgevend.

De voorkeursgrenswaarde wordt ten gevolge van het verkeer op de Hondsrugweg overschreden. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar.

Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De Hondsrugweg heeft een belangrijke (gebiedsontsluitende) functie binnen de hoofdwegenstructuur van Emmen. Functiewijziging, wijziging van samenstelling of snelheid van het verkeer zijn derhalve niet mogelijk en stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van geluidsreducerend asfalt. In het akoestisch onderzoek voor het Willinkplein Zuid, aan de overzijde van de locatie, zijn stillere wegdektypes doorgerekend en zijn meerkosten bepaald. Hieruit blijkt dat het toepassen van SMA/06 geen meerkosten ten opzichte van fijn asfalt heeft. Met dit wegdektype zijn dan ook berekeningen uitgevoerd. Bij het toepassen van SMA/06 zal de maximale geluidsbelasting nog steeds 62 dB bedragen. Wel komt deze maximale geluidsbelasting op minder waarneempunten voor.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn stedenbouwkundig niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk, omdat de uitbreiding dan niet meer in te passen is.

Door het aanbrengen van SMA/06 op de Hondsrugweg zal de geluidsbelasting gereduceerd worden. De geluidsbelasting kan echter niet worden teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Derhalve dienen hogere waarde te worden aangevraagd. Hierbij wordt uitgegaan dat SMA/06 wordt aangebracht. De hoogte van de aan te vragen hogere grenswaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai per verdieping is in tabel 1 weergegeven, in Bijlage 9 van het akoestisch onderzoek en is als bijlage toegevoegd.

Tabel 1. Voorstel hogere waarde uitbreiding 'De Holdert' wegverkeerslawaai

Gevel   Verdieping  
  b.g.   1e   2e   3e   4e   5e   6e   7e  
Noord   57   58   58   58   58   58   58   58  
Oost   60   61   62   62   62   61   61   61  
Zuid   56   58   58   58   57   57   57   57  
West   --   --   --   --   --   --   --   --  

3.4.3.2 Industrielawaai

Het plangebied bevindt zich binnen de zone van het gezoneerde industrieterrein Bargermeer. Ten gevolge van het industrieterrein wordt de voorkeursgrenswaarde eveneens overschreden. Door de zonebeheerder is een voorstel gedaan met betrekking tot de vast te stellen hogere waarden. Op de zonegrens (punt Z42 t/m Z44) is de geluidsbelasting met 47 à 49 dB(A) nog 1 à 3 dB lager dan de grenswaarde. De zonebeheerder adviseert om bij het vaststellen van de hogere grenswaarden rekening te houden met een marge, op deze plaats van 1,5 dB. Dat geeft enige ruimte in geval van geringe bouwkundige wijzigingen in de omgeving en de voorgenomen uitbreiding van Bargermeer. De vast te stellen hogere grenswaarde bedraagt daarmee ten hoogste 54 dB(A). De hoogte van de aan te vragen hogere grenswaarde ten gevolge van het industrielawaai per verdieping is in tabel 2 weergegeven, in Bijlage 8 van het akoestisch onderzoek en is als bijlage toegevoegd.

Tabel 2. Voorstel hogere waarde uitbreiding 'De Holdert' industrielawaai

Gevel   Verdieping  
  b.g.   1e   2e   3e   4e   5e   6e   7e  
Noord   --   --   --   --   --   --   --   --  
Oost   --   52   53   53   54   54   54   54  
Zuid   --   51   51   52   52   52   52   52  
West   --   --   --   --   --   --   --   --  

3.4.3.3 Hogere waarde

Cumulatie

In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook cumulatie in acht dient te worden genomen. De gecumuleerde geluidsbelasting mag niet leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. De toe te passen rekenmethode voor de berekening van de cumulatieve geluidsbelasting is beschreven in de regeling opgenomen in bijlage 1 van de Staatscourant 16 september 2010 nr, 14303. Deze bijlage vervangt hoofdstuk 2 van bijlage 1 uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006. Alle betrokken bronnen dienen op de beschreven wijze te worden omgerekend waarna de gecumuleerde waarde kan worden berekend. De toe te passen aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 bij wegverkeerslawaai wordt bij deze methode niet toegepast.

De voorkeursgrenswaarde ten aanzien van industrielawaai wordt overschreden aan de oost- en zuidgevel. De hoogst voorgestelde hogere waarde bedraagt hier 54 dB en komt voor aan de oostgevel. Omgerekend naar L*il is dit 55 dB. De maximale gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer bedraagt 68 dB, zie bijlage 7. Deze geluidsbelasting komt eveneens voor aan de oostgevel. Omgerekend naar L*vl is dit 68 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt dan 68 dB. Aan de oostgevel bedraagt de hoogst optredende afzonderlijke geluidsbelasting 67 dB. Deze geluidsbelasting is ten gevolge van het verkeer op de Hondsrugweg. Deze geringe toename van 1 dB is voor het menselijk oor nauwelijks hoorbaar en is dan ook acceptabel.

Geconcludeerd kan worden dat de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare toename. Derhalve kan worden gesteld dat de gecumuleerde geluidsbelasting het verlenen van hogere grenswaarden niet in de weg staat.

Geluidsluwe gevel

Zoals eerder gesteld zijn beleidsregels opgesteld. Hierin is vastgelegd dat in nieuwe situaties gestreefd wordt naar ten minste een geluidsluwe gevel. Zowel bij industrielawaai als wegverkeerslawaai wordt op de westgevel de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Het gebouw bezit derhalve een geluidsluwe gevel.

Bouwbesluit

De toetsing aan het Bouwbesluit dient nog wel plaats te vinden. Bij het aanvragen van een bouwvergunning dient te worden aangetoond dat de woning voldoende geluidwering zal krijgen.

3.4.4 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.

Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Binnen dit bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid om een appartementengebouw te realiseren. Hiervoor zal een deel van de bestaande bebouwing worden gesloopt. Dit betekent dat er nagenoeg geen extra verkeer naar het gebied zal komen. Gesteld kan dan ook worden dat de verkeersaantrekkende werking niet in betekende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wm kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit in de omgeving gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zelfs direct langs de A37 ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wm wordt voldaan. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ter plaatse van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Tevens is in de concentraties in de monitoringstool al rekening gehouden met de bijdrage van bedrijven aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ter plaatse van het plangebied is dan ook een goed woon- en leefklimaat.