direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Zwartemeer, Kamerlingswijk WZ 123
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011052-0701

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan Zwartemeer, Kamerlingswijk WZ 123 komen geen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bodem

Normstelling en beleid

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval. Bij bodemverontreinigingen groter dan 25 m³ en grondwaterverontreinigingen groter dan 100 m³ is er sprake van een urgent saneringsgeval. Bij verontreinigingen kleiner dan deze omvang kan het bevoegd gezag zelf een afweging maken. Daarbij dient zij uiteraard de gevoeligheid van het toekomstig functiegebruik te betrekken.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Op het moment dat er ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied, waarbij de bodem wordt geroerd, zal bodemonderzoek moeten aantonen of de locatie geschikt is voor de functie.

De aanwezigheid van de bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen, ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locaties in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen zoals bijvoorbeeld het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering dan weer opheffen. Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging, en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen bij dit bestemmingsplan te voegen. Van geval tot geval dient de situatie te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (onderzoek dat ouder is dan 5 jaar) of niet bekend zijn, zal bij nieuwbouw en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit (opnieuw) moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik wordt getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn.

3.4.3 Geluid

Normstelling en beleid

Het college van burgemeester en wethouders wordt door de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht om bij de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of het opstellen van een bestemmingsplan dat voorziet in de realisering van woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing ten aanzien van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) in acht te nemen.

In de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een (geluids)zone heeft (art. 74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Wegen met een (geluids)zone zijn dus wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u en hoger. Binnen deze zone, de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidsbelasting aan woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) niet te boven gaan.

3.4.4 Lucht

Normstelling en beleid

Op 15 november 2007 is het toetsingskader voor luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.

Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Met het voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Zodoende is het besluit niet in betekende mate op het bestemmingsplan van toepassing, waardoor toetsing aan de grenswaarden achterwege kan blijven.

Overigens geldt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied ook in de toekomst geen belemmering voor ontwikkelingen vormt. Uit een onderzoek van de provincie Drenthe naar de luchtkwaliteit in de huidige situatie blijkt dat in Drenthe geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden bestaan. Daarnaast vertonen de concentraties luchtverontreinigende stoffen al jaren een dalende trend als gevolg van de schonere technologie.