direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - Vrijstaand 2
Plan: Emmer-Compascuum, woning Westerdiep OZ
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011025-0701

Artikel 6 Wonen - Vrijstaand 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. tuin en erven met bijbehorende andere bouwwerken;
  • d. toegangswegen in- en uitritten;
  • e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 3 meter bedragen;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de gevellijn worden opgericht;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer dan is aangegeven bedragen;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding goothoogte mag de goothoogte van het hoofdgebouw niet meer dan is aangegeven bedragen;
  • h. de dakhelling van het hoofdgebouw moet minimaal 30° en maximaal 60° bedragen;

6.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze moeten ondergeschikt zijn aan het hoofgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 75m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. deze moeten minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw worden opgericht;
  • d. de goothoogte mag maximaal 3 meter - en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw moeten vrijstaande bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;

6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze moeten minimaal 3 meter achter de gevellijn worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag een erf- en terreinafscheiding vóór de gevellijn worden opgericht, mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;

6.2.4 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft: de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid, de externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

6.2.5 Afwijken van de bouwregels
  • a. artikel 3.2.2 onder b en toestaan dat maximaal 30 ² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  • b. artikel 3.2.1 onder b en toestaan dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: deze afwijking uitsluitend wordt toegepast als uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is; de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt; het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiekehoofdvorm van de bebouwing;
  • c. artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de gevellijn mag worden opgericht;
  • d. artikel 3.2.1 onder f en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • e. artikel 3.2.1 onder g en toestaan dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • f. artikel 3.2.2 onder b en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw maximaal 100m² mag bedragen, mits; de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt; niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt; het perceel groter is dan 1000m²;
  • g. artikel 3.2.2. onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
  • h. artikel 3.2.3. onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen;

6.2.6 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.2.5 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de in deze bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.

In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Als de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

6.2.7 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • b. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
  • d. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  • e. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
  • g. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
  • h. er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden.

6.2.8 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.2.7 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.

In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;