direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Schapenhouderij
Plan: Weerdinge, Holtstraat 44 (schapenhouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011013-0701

Artikel 3 Agrarisch - Schapenhouderij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Schapenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf gespecialiseerd in schapenhouderij;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. agrarische gronden;
  • d. bedrijfswoning met bijgebouwen;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. geluidswerende voorzieningen;
  • j. kunstwerken en waterwerken;
  • k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximale aantal m² dat gebouwd mag worden, bedraagt 500 m²;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. de goothoogte van het bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. anders dan onder artikel 3.2.1 lid d. is aangegeven mag de goothoogte van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 3,5 meter, danwel de bestaande goothoogte;
  • d. anders dan onder artikel 3.2.1 lid c. is aangegeven mag de bouwhoogte van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 8 meter, danwel de bestaande bouwhoogte;
  • e. de dakhelling van de woning niet minder bedragen dan 30 graden, danwel de bestaande dakhelling;
3.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de woning;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 5 meter bedragen;
3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggemasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • c. een mestopslag, voor zover aangemerkt als een bouwwerk, mogen worden opgericht tot een inhoud van ten hoogste 500m³ en een bouwhoogte van 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a. mag een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1lid d. en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer dan 6 meter mag bedragen;
  • b. artikel 3.2.1lid e. en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw meer dan 3.5 meter mag bedragen;
  • c. artikel 3.2.2 lid e. en toestaan dat de dakhelling van de bedrijfswoning minder dan 30° mag bedragen;
  • d. artikel 3.2.3 lid a. en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra bijgebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
3.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van gebouwen anders dan de bedrijfswoning

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een ongevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.2 lid a. en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
3.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;