direct naar inhoud van 5.8 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Weerdinge, Steenbakkerijweg (Ruimte voor Ruimte)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011010-0701

5.8 Flora en fauna

Krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet moet bij ruimtelijke ingrepen worden onderzocht of er (significant) negatieve effecten op natuurwaarden zijn te verwachten. Vervolgens dient zich de vraag aan in hoeverre dergelijke effecten acceptabel zijn. De uitvoerbaarheid van een plan hangt hiervan af. Om die reden is in het begin van 2011 een natuurwaardenonderzoek2. Hierbij is niet alleen gekeken naar de natuurwaarden in het plangebied zelf, maar ook naar de eventuele effecten van het plan op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Het natuurwaardenonderzoek is opgenomen in de bijlagen.

SOORTENBESCHERMING

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. In de te slopen schuren zijn geen (oude) nesten van vogels aangetroffen en ook zijn de schuren ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (vanwege de constructie en de gebruikte bouwmaterialen).

Het buitenterrein is matig geschikt als foerageergebied voor sommige vleermuissoorten, maar doordat de bomen behouden blijven zal deze geschiktheid niet afnemen.

Afgezien van vogels, die onder een zwaar beschermingsregime vallen, is in het plangebied enkel sprake van licht beschermde planten- en diersoorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet van toepassing.

Voor vogels zullen geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als vóór het broedseizoen met de werkzaamheden in het plangebied wordt begonnen en deze continu voortduren. In dat geval zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord.

GEBIEDSBESCHERMING

Gebieden die beschermd worden door de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op ruime afstand van het plangebied. Dat geldt ook voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gelet op deze ligging en de aard van de ingrepen in het plangebied zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten. Voor de ingrepen is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur ook niet in strijd met de Omgevingsvisie Drenthe.

UITVOERBAARHEID

Uit het onderzoek naar de natuurwaarden blijkt dat deze geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en de noodzaak van ontheffingen.

Tevens is geconcludeerd er geen negatieve effecten op beschermde gebieden zullen zijn en er daarom geen vergunning nodig is. Het behoort echter tot de competentie van de provincie Drenthe om deze conclusie te bevestigen. De provincie is namelijk het bevoegd gezag voor de gebiedsbescherming.

GELDIGHEID

Het natuurwaardenonderzoek blijft vijf jaar geldig voor een wettelijke of juridische procedure (onder andere een besluit voor de Wro). Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied, die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden. Dit geldt ook wanneer het beleid voor beschermde gebieden in de omgeving verandert.

OMGEVINGSVERGUNNING

Het natuurwaardenonderzoek kan binnen de geldigheidstermijn tevens worden gebruikt voor de aanvraag van een omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) voor het daadwerkelijk uitvoeren van de plannen. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek is bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning geen Verklaring van Geen Bedenkingen nodig met betrekking tot beschermde plant- en diersoorten en/of natuurgebieden.