direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden
Plan: Nieuw-Amsterdam, Erfscheidenweg 57
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010044-0701

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. agrarische gronden;
  • d. bedrijfswoning met bijgebouwen;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. kunstwerken en waterwerken;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijerfscheiding dient minimaal 3 meter te bedragen, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand, indien de erfscheiding in een sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • d. de goothoogte van het (hoofd)gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de dakhelling van het (hoofd)gebouw mag niet minder bedragen dan 15 graden;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • f. de afstand tussen de bedrijfsgebouwen mag maximaal 20 meter bedragen;
3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per agrarisch bouwperceel (bouwvlak) is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de (bedrijfs)woning inclusief bijgebouw mag maximaal 250 m² gebouwd worden;
  • d. de goothoogte van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 3.5 meter, danwel de bestaande goothoogte indien geen goothoogte is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 9 meter, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • f. de dakhelling van de (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 35 procent, danwel de bestaande dakhelling indien geen dakhellingspercentage is aangegeven;
3.2.4 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de woning, waarbij het totale aantal m² dat gebouwd mag worden als bijgebouw niet meer mag bedragen dan de opervlakte van de woning;
  • b. de afstand van een vrijstaand bijgebouw ten opzichte van de woning ten hoogste 30 meter bedraagt;
  • c. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • d. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • e. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen, de bouwhoogte van mest(toren)silo's maximaal 12 meter mag bedragen en vlaggemasten maximaal 5 meter mogen bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder b mag een mest- en wateropslag, voor zover aangemerkt als een bouwwerk, met een inhoud van maximaal 2500m³ een bouwhoogte hebben van mag maximaal 6 meter, inclusief overkapping;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder a mag een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw meer dan 4.5 meter mag bedragen ten behoeve van alternatieve stalvorm;
  • b. artikel 3.2.3 onder d en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra bijgebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
3.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.4 lid 1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. paardenbak (paddock);
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een ongevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.3 ondar a en toestaan dat de bestaande bedrijfswoning opgesplitst mag worden in maximaal 2 wooneenheden;
  • b. artikel 3.2.3 onder a en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • c. artikel 3.1 onder a en toestaan dat verbreding en verdieping van de agrarische bedrijfsvoering, zoals het grondgebonden houden van rosékalveren, plaatsvindt, waarbij de volgende bepaling geldt:
    • 1. het overleggen van een bedrijfsplan;
  • d. artikel 3.2.3 onder a en een bed- en breakfastaccommodatie toestaan, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de bed- en breakfast dient in de bedrijfswoning te worden gerealiseerd;
    • 3. de bed- en breakfast betreft maximaal 2 kamers en maximaal 10 personen;
    • 4. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
    • 5. parkeren ten behoeve van bed- en breakfast gebeurt op het eigen erf;
    • 6. de bed- en breakfast is verkeerstechnisch uitvoerbaar;
  • e. artikel 4.5 onder b en een paardenbak toestaan;

3.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 3.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;