direct naar inhoud van 4.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Emmen, Emmerdennen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010041-0701

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Zo'n 5000 jaar voor Christus hebben zich als gevolg van de gematigde condities van een zeeklimaat op de dikke en relatief droge dekzanden in Nederland open eiken - en berkenbossen ontwikkeld. Op de keileemgronden groeide een veel zwaarder bostype met eiken, iepen, linden en essen. In de volksmond worden deze bossen het Drentse oerbos genoemd. Van deze oorspronkelijke bosvegetatie is niets overgebleven. De landbouwende mens heeft deze bossen was langzaam laten verdwijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010041-0701_0012.png"e

figuur 4.1 Pijnacker- kaart (17e eeuw)

De ontbossing van het Drentse oerbos op de Hondrug begon al voor Christus en kreeg z'n voltooiing in de Middeleeuwen, doordat het gebied waarop de huidige Emmerdennen zijn aangelegd markegrond (bouwland) van de marke Emmen en Westenesch was. Door het rooien van het bos en uitspoeling van mineralen (posolidering) ontstonden verarmde zandgronden die transformeerden tot heidegebieden, waarbij het grootste deel van de Hondsrug bestond uit een steppeachtige heidevlakte.

Door intensivering van de landbouw, afplaggen van veldgronden, ontbossing en overbegrazing ontstonden vanaf de Late Middeleeuwen bovendien omvangrijke stuifzanden. De meeste stuifzanden bereikten in de 18e en 19e eeuw hun maximale omvang. In Emmen waren veel zandverstuivingen door de ligging op een uitloper van de Hondsrug. Deze zandverstuivingen vormden een bedreiging voor de landbouw. Aanleg van bossen moest deze bedreiging voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010041-0701_0013.png"

figuur 4.2: Huguenin-kaart (1819-1929)

Het huidige bos Emmerdennen ten westen van Emmerschans heet op de Huguenin-kaart nog Emmerzand. Het was een geaccidenteerd stuifzandgebied dat gedeeltelijk tot op het keileem was uitgestoven. Er was in de omgeving van Emmen nog weinig opgaand bos te bekennen.

Op de Hottingerkaart uit de tweede helft van de 18e eeuw staan in het gebied al stuifzanden aangegeven (Versfelt, 2003). Om verstuiving tegen te gaan werden vanaf 1824 naaldbomen aangeplant die het begin vormden van de Emmerdennen, dat daarvoor nog als het Emmerzand bekend was. Later werd ook eikenloof aangeplant. Eigenaar van het bos waren de Markegenooten van Emmen en Westenesch die het bos exploiteerden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010041-0701_0014.png"

figuur 4.3:1900; stuifzandgebied gedeeltelijk bebost

Eind 19e eeuw komen de grootschaliger heideontginningen op gang, mede door het officieel opheffen van de markegemeenschappen. Hierdoor werden grote veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering mogelijk. Daarnaast speelde de invoering kunstmest, de uitvinding prikkeldraad (geen houtwallen als veekering meer nodig), wolwaardevermindering en bevolkingsgroei een rol. Niet alleen werd zo het areaal bouwland uitgebreid, ook zijn veel velden aan het begin van de 20e eeuw met bos ingepland. Een groot deel van de inplant was dennenbos ten behoeve van de mijnbouw in Limburg (onderstutting gangen).

De Emmerdennen werden verder uitgebreid en later zijn het Noordbargerbos en het Valtherbos door Staatsbosbeheer aangepland. Direct ten westen van Emmerhout ligt een gedeelte dat door Staatsbosbeheer in de periode 1900 – 1930 is aangeplant. In 1930 waren de ontginningen van het geaccidenteerde stuifzandgebied naar landbouwgronden nog in volle gang.

In 1907 werd de "n.v. maatschappij tot het in cultuur brengen en houden van gronden in de gemeente Emmen en het verkopen als bouwterrein te Emmen" kortweg de n.v. Emmerdennen opgericht, om te voorkomen dat door het kappen van teveel bos, en door vervolgens onvoldoende nieuwe bomen bij te planten, het bos weer verloren dreigde te gaan.Het bestuur slaagde er met veel moeite in vele tientallen, over het gehele land verspreidde, eigenaren te bewegen hun aandeel van het bos tegen de taxatieprijs te verkopen. Deze gronden werden uiteindelijk, op 19 februari 1910, in de n.v. Emmerdennen ingebracht.

Aanvankelijk werden nieuwe stukken bos aangelegd, maar vanwege de houtschaarste in de Eerste Wereldoorlog heeft de N.V. de nodige bomen gekapt, waardoor de Emmerdennen een open karakter en een verwaarloosde aanblik kregen. Mede vanuit de bevolking werd aangedrongen op behoud van het bos. De gemeente Emmen had niet genoeg geld, waarop Staatbosbeheer het op 4 november in 1918 kocht. Staatsbosbeheer werd de nieuwe eigenaar. De eerste houtvesters lieten de Emmerdennen een metamorfose ondergaan. Direct na aankoop werden er onderplantingen aangelegd en werden er meer gronden aangekocht en bebost. Deze eerste onderplantingen zijn het begin geweest van een ontwikkeling naar gemengd en rijk gestructureerd bos. De boswachterij Emmen breidde zich gestaag uit. Houtvester Jansen heeft veel betekend voor de Drentse bosbouw door zijn vernieuwingen in bosaanlegmethoden die niet alleen in de Emmerdennen, maar ook in de nieuwe heidebebossingen werden toegepast. Houtvester Blokhuis bouwde met zijn eigen visie op hetgeen zijn voorgangers hebben achtergelaten voort. Het zogenaamde plenterbos was zijn ideaal: een kleinschalig, gemengd en rijk gestructureerd bos, waarbij de kap gericht is op positieve selectie en niet bepaald wordt door het begrip 'omlooptijd'. In de Emmerdennen zijn daar nu mooie voorbeelden van te zien. Na Blokhuis werd het beheer gericht op verzorging en verjonging. Ook begonnen de beheerders meer het algemene beleid van Staatsbosbeheer te volgen en had men te maken met kostenbeheersing. Daarom werd in de jaren zeventig meer met groepsgewijze verjonging gewerkt, mede ingegeven door de stormgaten die waren ontstaan in 1972 en 1973.Tegenwoordig vervult de Emmerdennen een belangrijke recreatieve functie voor de bewoners van Emmen. Inrichting en beheer zijn op deze functie afgestemd.