direct naar inhoud van Artikel 9 Leiding- Gas
Plan: Emmen, Emmerdennen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010041-0701

Artikel 9 Leiding- Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding- Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beheer en de instandhouding van de ondergrondse aardgastransportleiding met een uitwendige diameter tot 4,25inch en een maximale druk tot 40,00 bar met de daarbij behorende gebouwen;

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding mag, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet worden gebouwd, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding
  • b. bebouwing ten dienste van de leiding mag een maximale oppervlakte van 25 meter² beslaan
  • c. de maximale bouwhoogte van de bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt 3 meter.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leidingenstrook.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
9.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 9.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
  • d. het ophogen van gronden boven maaiveld;
  • e. het opslaan van gevaarlijke stoffen en materialen;
  • f. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels en leidingen.
9.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 9.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
9.6.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

9.6.4 Voorwaarden
  • a. De artikel 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid schade veroorzaakt of kan veroorzaken aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.6.1 wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden , wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
9.6.5 Beperkingen

De in artikel 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Bevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de voor deze bestemming aangewezen gronden wijzigen.

  • a. De wijziging kan inhouden dat deze dubbelbestemming op de plankaart wordt aangepast (vergroot, verkleind of verwijderd), mits regelgeving daartoe aanleiding geeft dan wel de betreffende leiding ter plaatse is gewijzigd of gesaneerd.
9.7.2 Beperkingen

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.