direct naar inhoud van Artikel 46 Waarde - Archeologie 1
Plan: Emmen, Centrum-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010040-0703

Artikel 46 Waarde - Archeologie 1

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. terreinen van zeer hoge archeologische waarden;
  • b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemming Leiding – Gas en of de Leiding – Nam leiding.
46.2 Bouwregels
46.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bebouwen van de in artikel 46.1 genoemde gronden gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd;
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 1 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
  • a. drainage van de gronden;
  • b. bodemingrepen dieper dan 30 cm;
  • 2. Het verbod als bedoeld in artikel 46.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
    • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • b. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
    • c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) ) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
    • d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
    • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • 3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • 4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeoloog in dienst van de gemeente, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 46.3 onder 4
  • 5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het derde lid genoegzaam blijkt dat:
  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
  • b. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
  • d. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 6. In de situatie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • 7. Indien het zesde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
46.4 Wijzigingsbevoegdheid
46.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te wijzigen of geheel of gedeeltelijk doen vervallen , indien op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de desbetreffende gronden geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. de oppervlaktes en/ en of dieptes als genoemd in artikel 46.3 te veranderen en / of desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/ of mogelijk is.