direct naar inhoud van Artikel 20 Groen
Plan: Emmen, Centrum-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010040-0703

Artikel 20 Groen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. stadspark;
  • c. hoog opgaande bomen en bossage;
  • d. volkstuinencomplex ter plaatse van de functieaanduiding volkstuin;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. sport- en speelgelegenheden;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. toegangswegen in- en uitritten.
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; behalve ter plaatse van de functieaanduiding volkstuin;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding volkstuin mag maximaal 75m² gebouwen worden opgericht ten behoeve van de volkstuin, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken mag maximaal 50m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
20.3 Afwijken van de gebruiksregels
20.3.1 Bevoegdheid
  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. artikel 20.1 en toestaan dat parkeervoorzieningen worden aangelegd;
  • b. artikel 20.2.1 onder b en toestaan dat maximaal 100m² gebouwen mogen worden opgericht;
  • 2. De toepassing van de in artikel 20.3.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;