direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden
Plan: Erica, Ensingwijk ZZ 41
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010037-0701

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. agrarische gronden;
  • d. bedrijfswoning met bijgebouwen;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • c. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder bedragen dan 15 graden;
3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de (bedrijfs)woning inclusief bijgebouwen mag maximaal 250 m² bedragen, met dien verstaande dat het bijgebouw kleiner of even groot is al het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, danwel de bestaande goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van de (bedrijfs)woning mag niet meer bedragen dan 9 meter, danwel de bestaande bouwhoogte;
  • f. de dakhelling van de (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 15 graden, danwel de bestaande dakhelling.
3.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de woning, waarbij het totale aantal m² dat gebouwd mag worden als bijgebouw niet meer mag bedragen dan de opervlakte van de woning;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen, de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 12 meter mag bedragen en vlaggemasten maximaal 5 meter mogen bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1mag een mest- en wateropslagen mogen, voor zover aangemerkt als een bouwwerk, met een inhoud van maximaal 2500m³ mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter, inclusief overkapping;
  • d. een erf- en terreinafscheiding mag voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. afstand tussen gebouwen van maximaal 25 meter;
  • d. de nokrichting haaks op de openbare weg;
  • e. cultuurhistorie;
  • f. verkeersveiligheid;
  • g. sociale veiligheid;
  • h. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • i. milieusituatie;
  • j. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.4 onder d en toestaan dat bijgebouwen vanaf de gevellijn mogen worden opgericht;
  • b. artikel 3.2.2 onder a en toestaan dat maximaal 50 m2 aan bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
3.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel xlid 1 genoemde ontheffingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om ontheffing te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de ontheffing niet verleend;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen.

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel x van toepassing.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.2 lid a en toestaan dat de bestaande bedrijfswoning opgesplitst mag worden in maximaal 2 wooneenheden, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. het perceel en aangrenzende gronden niet worden aangetast in de bestaande gebruiksmogelijkheden;
  • b. artikel 3.2.2 lid a en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan-huis- gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • c. artikel 3.2.1 en kleinschalig kamperen toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;
    • 2. Het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend element vormt met de omgeving;
    • 3. Het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeven van het functioneren van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
    • 6. Het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober wordt gebruikt;
    • 7. Het parkeren geschiedt op eigen erf.
  • d. artikel 3.2.1. en bed en breakfast toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het aantal kamers binnen de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 2 ten behoeve van maximaal 10 personen;
    • 2. Het perceel en aangrenzende gronden worden niet aangetast in de bestaande gebruiksmogelijkheden;
    • 3. Parkeren geschiedt op eigen erf.
  • e. artikel 3.2.1. en inwoning toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het gebruik heeft betrekking op mantelzorg en/of opvang van eigen familie;
    • 2. Het inwonen geen verandering van de uiterlijke verschijningsvorm van (bedrijfs)woning tot gevolg heeft, zoals een gezamenlijke hoofdingang.
    • 3. Het gedeelte ten behoeve van inwoning is ondergeschikt aan de woonfunctie, inclusief inpandige bereikbaarheid.
3.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel xlid 1 genoemde ontheffingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om ontheffing te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de ontheffing niet verleend;