direct naar inhoud van Artikel 4 Groen
Plan: Nieuw-Weerdinge, Pluimveehouderij Vledders
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010023-0701

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen- en watervoorzieningen;
  • b. landschappelijke inpassing;

met bijbehorende:

  • c. andere bouwwerken;
  • d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf -en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m² vloeroppervlak beslaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend: het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zulks noodzakelijk is voor het bestemminggerichte gebruik;

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • b. het graven of dempen van water.

4.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.4.3 Afwegingskader

De in artikel 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan. Bij afweging wordt het Landschapsplan, zoals opgenomen in de bijlagen, in acht genomen.