direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Emmen, Vreding e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010020-0702

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. In het plangebied wordt enkel een kantoorfunctie toegestaan.

3.4.2 Bodem
3.4.2.1 Algemeen

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.

3.4.2.2 Historisch bodemonderzoek en grondgebruik

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Grontmij (Verkennend bodemonderzoek, locatie Vreding te Emmen, 2010) een bodemonderzoek uitgevoerd. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

3.4.2.3 Conclusie

In het verkennend bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

Op de onderzoekslocatie is in de bovengrond in het monster met puin (BGpuin) een licht verhoogd gehalte aan lood en PAK-10 aangetroffen. In de bovengrondmengmonsters van het hele terrein is sprake van een lichte verhoging aan PCB's. In het bovengrondmonster van het noordelijke deel van de onderzoekslocatie is een lichte verhoging van minerale olie analytisch aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Voor het grondwater geldt dat er licht verhoogde gehalten aan xylenen en naftaleen aangetroffen zijn.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, formeel gezien onjuist is. Er zijn immers op de onderzoekslocatie enkele gehalten aangetroffen die worden beschouwd als verontreiniging. De tussenwaarde (signaal voor nader onderzoek) word niet overschreden. Ons inziens is het niet nodig de hypothese en de onderzoeksstrategie aan te passen. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt ons inziens geen belemmering voor de voorgenomen bebouwing van de onderzoekslocatie. Wel dient bij de afvoer van grond rekening te worden gehouden met de lichte verontreiniging en puinbijmenging in de bovengrond. Dergelijke grond kan niet zomaar elders worden toegepast. Toepassing van grond dient te voldoen aan de regels uit het besluit bodemkwaliteit.

3.4.3 Geluid

Bij het aspect geluid in het bestemmingsplan gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant bronnen van geluid (zoals industrie, spoor- en wegverkeer) en aan de andere kant bestemmingen die een zekere mate van rust behoeven (zoals woningen en ziekenhuizen). Binnen het plangebied is enkel de geluidsbron wegverkeerslawaai aanwezig. Binnen het bestemmingsplan zijn bouwmogelijkheden aanwezig. De aanwezige geluidsbron heeft geen effect op de te realiseren bestemmingen.

WNP adviseurs heeft een akoestisch onderzoek op de locatie uitgevoerd, waarvan de resultaten in de bijlage zijn te vinden (WNP adviseurs, Akoestisch onderzoek nieuwbouw plangebied voormalig politiebureau aan de Vreding te Emmen, variant B, 091300.R01b van 8 nov. 2010).

Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het project o.g.v. geluid.

Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) vanwege de inrichting invallend op de omliggende woningen van derden bedraagt in de representatieve bedrijfssituatie ten hoogste 48 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode.

Aan de op grond van het Activiteitenbesluit toelaatbare waarden van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode wordt voldaan.
Voorwaarde is dat de bronsterkte van de ventilatie van de parkeergarage beperkt wordt totten hoogste LW = 90 dB(A) in de dagperiode, LW = 89 dB(A) in de avondperiode en LW = 84 dB(A) in de nachtperiode.

De bronsterkte van de luchtbehandelingsinstallatie van de kantoorgebouwen dient beperkt te worden tot ten hoogste LW = 90 dB(A) in de dagperiode,
LW = 88 dB(A) in de avondperiode en LW = 83 dB(A) in de nachtperiode. Het maximale geluidsniveau vanwege de inrichting invallend op de omliggende woningen van derden bedraagt in de representatieve bedrijfssituatie ten hoogste 68 dB(A) in de dagperiode
en 55 dB(A) in de avond- en nachtperiode. Deze waarden zijn niet hoger dan de
voor deze woningen op grond van het Activiteitenbesluit toelaatbare piekwaarden van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.

De indirecte hinder vanwege voertuigen rijdend op weg naar en afkomstig van de inrichting invallend op de omliggende woningen van derden bedraagt in de representatieve bedrijfssituatie ten hoogste 44 dB(A) in de dagperiode, 34 dB(A) in de avondperiode en 31 dB(A) in de nachtperiode. Aan de voor indirecte hinder geldende voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode wordt voldaan.

De verlegging van de Vreding samen met de toename van het verkeer vanwege de nieuwbouw leidt ter plaatse van de omliggende woningen niet tot een toename van de geluidsbelasting van 1,5 dB of meer of de geluidsbelasting is lager dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB + 1,5 dB. Er is ter plaatse van geen enkele woning sprake van een reconstructie van de weg in de zin van de Wet geluidhinder.

3.4.4 Lucht
3.4.4.1 Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De

Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood,

koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met

name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen

kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

3.4.4.2 Besluit niet in betekenende mate (NIMB)

In het Besluit en de Regeling "niet in betekenende mate" is exact bepaald in welke gevallen

een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee formuleringen onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarde. De categorie is zodanig bepaald dat in het geval van de kwantitatief benoemde ontwikkelingen de effect op luchtkwaliteit blijft onder de verhoging van 3% van de concentratie van de schadelijke stoffen.

De Niet in Betekenende Mate (NIBM) grens voor kantoorgebouwen is gesteld op 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal één ontsluitingsweg.

De ontwikkeling 'Emmen-Vreding en omgeving' betreft een kantoorgebouw met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 5000 m2.

3.4.4.3 Conclusie

De Wet luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

3.4.5 Conclusie

Ten aanzien van de milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.