direct naar inhoud van Artikel 13 Maatschappelijk
Plan: Emmen, Angelslo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010008-0701

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen/bergingen;

met bijbehorende:

  • c. andere bouwwerken;
  • d. horeca - 1 ten dienste van de bestemming;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, tenzij de gronden zijn aangeduid met een maximum bebouwingspercentage, waarbij ten hoogste het aangeduide percentage van het bouwvlak mag worden bebouwd;
  • c. de bouw- en goothoogte en dakhelling bedragen de bestaande bouw- en goothoogte en dakhelling, met dien verstande dat ter plaatse van de maatvoeringaanduiding 'maximale bouwhoogte' de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw.
13.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250 m2, danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van de bedrijfswoning in de gevellijn te worden opgericht;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer dan de bestaande hoogte bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt de bestaande dakhelling.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen qua massa en hoogte ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet groter is dan hoofdgebouw;
  • b. indien de oppervlakte van de bestaande woning ten tijde van de terinzagelegging van het het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt dan 150 m², dan mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 100 m² bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen plat afgedekt te zijn;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen.
13.2.4 Fietsenstallingen/bergingen

Voor het bouwen van fietsenstallingen/bergingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen/bergingen mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen/bergingen mag maximaal 50 m2 bedragen mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een fietsenstalling/berging mag maximaal 3 meter bedragen.
13.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de gevellijn maximaal 2 meter en de maximale bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Bevoegdheid

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 13.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd met een maximum vloeroppervlak van 50 m2;
  • b. artikel 13.2.1 onder c in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag worden verhoogd met maximaal 1 meter.
13.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 13.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen, worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend.