direct naar inhoud van Artikel 8 Gemengd
Plan: Emmen, Emmerschans
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010007-0602

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. detailhandel;
    • 3. woningen;

met bijbehorende:

  • b. andere bouwwerken;
  • c. kunstwerken en waterwerken;
  • d. sport- en speelgelegenheden;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:;

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven.
8.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de het hoofdgebouw te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d mag de bouwhoogte van bijgebouwen binnen een afstand van 3 meter van de perceelgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m² vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub a in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd.
8.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 8.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 26van toepassing.