direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Plan: Recreatieve ontwikkeling Amsterdamsche Veld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010001-0003

Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het conceptontwerpbestemmingsplan Recreatieve ontwikkeling Amsterdamsche Veld is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende personen en instanties toegezonden:

  • 1. VROM-Inspectie, namens de rijksdiensten;
  • 2. provincie Drenthe;
  • 3. Staatsbosbeheer;
  • 4. Waterschap Velt en Vecht;
  • 5. LTO Noord;
  • 6. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.;
  • 7. N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 8. NV Waterleidingmaatschappij Drenthe;
  • 9. Drentse recreatieschappen;
  • 10. Kamer van Koophandel;
  • 11. Milieu Federatie Drenthe;
  • 12. IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie Afdeling Emmen en omstreken;

De onder 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 genoemde instanties hebben niet of niet inhoudelijk op het conceptontwerpbestemmingsplan gereageerd. De inhoudelijke reacties zijn integraal opgenomen in bijlage 4. De betreffende reacties zijn hieronder samengevat en van commentaar voorzien.

Daarnaast heeft de gemeente de volgende instanties de mogelijkheid geboden mondeling te reageren:

  • 13. Vereniging van belangenorganisaties (Eop) Klazienaveen;
  • 14. Buurtvereniging De Peel;
  • 15. Dorpsbelangen Weiteveen;
  • 16. Vereniging dorpsbelangen Schoonebeek;
  • 17. Dorpsraad Erica;
  • 18. Plaatselijk Belang Nieuw Amsterdam/Veenoord;
  • 19. Plaatselijk Belang Barger-Oostveen;
  • 20. Buurtvereniging De Kommerhoek.

Dit heeft geleid tot enkele ambtshalve aanpassingen en aanvullingen op het conceptontwerpplan.

  • 1. VROM-Inspectie
  • a. In het plangebied lopen diverse (hogedruk) aardgasleidingen. Uit de toelichting blijkt dat de 10-6-contour voor deze leidingen al is bepaald. Het groepsrisico moet echter nog in beeld worden gebracht en verantwoord, voordat het ontwerpplan ter inzage wordt gelegd.
  • b. Verzocht wordt in de planvoorschriften een specifieke gebruiksbepaling op te nemen om permanente bewoning van verblijfsrecreatieve voorzieningen uit te sluiten.

Reactie gemeente

  • a. Het groepsrisico is in beeld gebracht door N.V. Nederlandse Gasunie. Het groepsrisico is vervolgens in de plantoelichting verantwoord.
  • b. De planregels worden aangepast zodat de gronden die bestemd zijn voor verblijfrecreatieve voorzieningen een specifieke gebruiksbepaling krijgen dat permanente bewoning verbiedt.

  • 2. Provincie Drenthe
  • a. Aangegeven wordt dat de ontwikkeling past binnen het provinciaal beleid. Aan de mogelijke verkeerseffecten is voldoende aandacht besteed.
  • b. De bouwhoogte in relatie tot de afschermende beplanting acht de provincie te hoog. Het uitgangspunt zou 15 m moeten zijn.
  • c. Het hele gebied Amsterdamsche Veld zal door de ontwikkeling veranderen. De veenkoloniale erfenis gaat verdwijnen. Het is wenselijk om hier in de omgeving aandacht aan te besteden door bijvoorbeeld herstel van deels gedempte wijken.
  • d. Het archeologisch onderzoek is nog niet afgerond. De provincie geeft aan over welke aspecten duidelijkheid moet ontstaan. Het betreft afronding van het karterend onderzoek aan de zuidkant van het plangebied. Mogelijke nieuwe vindplaatsen die uit dit onderzoek komen moeten worden gewaardeerd en indien ze behoudeniswaardig zijn moet worden aangegeven of ze worden ingepast (behoud in situ) of opgegraven. Indien in het noordelijk deel van het plangebied geen verkennend en karterend onderzoek plaatsvindt, moet deze zone in het bestemmingsplan een planologische bescherming krijgen. De vindplaats A moet in situ worden behouden en daarom in het bestemmingsplan worden opgenomen als archeologisch monument waar geen bodemingrepen mogen plaatsvinden.
  • e. Verzocht wordt het onderzoek naar groepsrisico door te sturen naar het Steunpunt Externe Veiligheid en naar de Regionale Brandweer.
  • f. De diepe grondwaterwinning ten behoeve van de tuinbouw van Erica wordt niet meer worden uitgevoerd. Dit kan in het plan worden verwerkt.

Reactie gemeente

  • a. Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
  • b. De bouwhoogte is aangepast. In de randen wordt een bouwhoogte van 10 m aangehouden, meer naar het midden een bouwhoogte van 15 m. Daarnaast is via een afwijking bij omgevingsvergunning in het centrale deel van het plangebied een bouwhoogte van 20 m mogelijk voor maximaal 3 gebouwen met een oppervlak maximaal 500 m² per gebouw.
  • c. In het MER is aandacht besteed aan de cultuurhistorische waarde. In het voorkeursalternatief staat dat de waarden gerespecteerd moeten worden. Eén van de cultuurhistorische kenmerken van het gebied is de noord-zuidlopende wijken gelegen in het midden van agrarische kavels. In het inrichting- en beheerplan is dit kenmerk als uitgangspunt voor de ontwerpopgave voor de inrichting van de randzones gebruikt. Verder is de westelijke randzone geïntroduceerd. Uit het MER blijkt verder geen noodzaak tot het herstellen van (deels) gedempte wijken in de omgeving.
  • d. Grofweg geeft het archeologisch onderzoek tot nu toe het volgende beeld. De gronden die in gebruik zijn als akkerbouwland zijn door verstoring archeologisch niet van belang. Anders ligt het met het gebied rondom de waterwinplas. Dit gebied is grotendeels nog in de oorspronkelijke staat en is archeologisch zeer waardevol. Inmiddels is een unieke intacte vindplaats aangetroffen. Deze is gewaardeerd als monumentwaardig. Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek dusdanig verwachtingsvol dat in het gebied rond de zandwinplas bescherming gerechtvaardigd is. De ontwikkelaar heeft aangegeven dat in deze gebieden geen verstoring van de bodem wordt verwacht. Nader archeologisch onderzoek wordt in dit gebied daarom op dit moment niet verricht. De terreinen rond de zandwinplas hebben de bestemming Waarde - Archeologie met hoge trefkans. Via een wijzigingsbevoegdheid kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming omzetten in Recreatie-1. Tevens is de toelichting van het bestemmingsplan aangepast.
  • e. Het groepsrisico onderzoek en de verantwoording van het groepsrisico worden doorgestuurd naar genoemde instanties.
  • f. Diepe grondwaterwinning zal in de toekomst weer kunnen plaatsvinden. De initiatiefnemer heeft over de besluitvorming tot levering van gietwater maar in beperkte mate invloed. Grondwaterwinning is daarom wel meegenomen in het MER.

  • 1. Staatsbosbeheer
  • a. Indiener verschilt van mening over de conclusies in het MER over de effecten van grondwaterwinning op Bargerveen. De modelberekeningen acht zij niet betrouwbaar genoeg. De berekeningen houden bovendien geen rekening met de toekomstige grondwatersituatie waarover bestuurlijke afspraken zijn gemaakt (peilenplan en GGOR). Als referentiesituatie hadden de toekomstige hogere grondwaterstanden gebruikt moeten worden. Zij pleit voor toepassing van variant G2, geen grondwateronttrekking. Bovendien vindt zij het vastleggen van randvoorwaarden voor grondwaterwinning in een inrichting- en beheerplan een te onduidelijk juridische kader.
  • b. In het MER wordt van de toename van de recreatieve druk op het Bargerveen gesteld dat dit geen significant negatief effect heeft. Indiener mist een onderbouwing van deze stelling. Verzocht wordt de effecten zoveel mogelijk in beeld te brengen en zo mogelijk te mitigeren of compenseren.
  • c. Staatbosbeheer verzoekt om nader overleg over de hydrologische berekeningen.

Reactie gemeente

  • a. De modelberekeningen voor het MER zijn in eerste instantie uitgevoerd door Bell Hullenaar die daartoe een grondwatermodel opgesteld hebben. Door Witteveen+Bos is geconstateerd dat de oostelijke modelgrens (randvoorwaarde) mogelijk invloed zou kunnen hebben op de resultaten. Daarom heeft W+B dit gecontroleerd en enkele gecorrigeerde berekeningen uitgevoerd. De resultaten van deze berekeningen zijn gebruikt ten behoeve van het MER. Dit is uitgewerkt in een bijgevoegd document bij het MER. De gemeente acht het model voldoende betrouwbaar. Aangezien niet wordt aangegeven op welke punten het model niet betrouwbaar is, kan niet verder op deze reactie worden ingegaan.

Wat betreft het GGOR (gewenste grondwater en oppervlaktewater regime) valt op te merken dat ten tijde van het opstellen van het MER dit proces nog liep. Dit is ook in het MER vermeld. Er was ten tijde van afronden van het MER (maart 2009) nog niet duidelijk welke concrete maatregelen genomen zouden worden. In de modelberekeningen kon met het GGOR dan ook geen rekening worden gehouden. Het GGOR is in mei 2009 vastgesteld. Initiatiefnemer bepaalt niet of in de toekomst weer grondwateronttrekking plaats zal vinden, desondanks zijn de effecten in het MER onderzocht. In de plantoelichting is meer uitleg opgenomen over het grondwatermodel.

  • b. In het MER is op basis beschikbare kennis een oordeel gegeven over mogelijke effecten op Bargerveen vanwege een toename van bezoekers aan dit gebied. Meer is in deze fase van planvorming niet mogelijk. Door middel van monitoring door SBB en zo nodig maatregelen kan de daadwerkelijke toename van recreatieve druk op Bargerveen in beeld worden gebracht. De gemeente is bereid over de eventuele maatregelen in de anterieure overeenkomst tussen gemeente en Griendtsveen afspraken te maken.
  • c. Met Staatbosbeheer is meermalen overleg gevoerd. Nader overleg op dit punt acht de gemeente op dit moment niet noodzakelijk.

7. N.V. Nederlandse Gasunie

  • a. Een aantal aardgasleidingen is niet correct op de plankaart aangeven.
  • b. Indiener adviseert groepsrisico berekeningen uit te laten voeren. De plaatsgebonden risicocontouren van de leidingen liggen op de leiding. Het plan laat geen kwetsbare objecten toe binnen deze contouren.
  • c. De Gasunie wijst erop dat binnen de belemmerde strook zonder toestemming van de leidingbeheerder onder meer geen bouwwerken mogen worden opgericht en geen beplanting mag worden aangebracht.

Reactie gemeente

  • a. De plankaart zal op dit punt worden aangepast.
  • b. Het onderzoek omtrent het groepsrisico is door Gasunie uitgevoerd. De resultaten zijn verwerkt in de plantoelichting.
  • c. In het bestemmingsplan is dit verzekerd via een omgevingsvergunningenstelsel binnen de bestemming Leiding - Gas. De gemeente treedt in overleg met de leidingbeheerder alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te verlenen.

11. Milieu Federatie Drenthe

  • a. Verzocht wordt het in inrichting- en beheerplan ook te koppelen met het bestemmingsplan en in het bestemmingsplan natuurontwikkeling op te nemen binnen de recreatiebestemmingen. In het inrichting- en beheerplan moet worden ingegaan op de manier waarop bestaande natuurwaarden gemitigeerd of gecompenseerd worden.
  • b. De archeologische waarden en natuurlijke waarden zijn wel bestemd en de aardkundige waarden niet.
  • c. Er is onvoldoende in beeld gebracht wat de effecten op Bargerveen zijn uitgaande van de toekomstige hogere grondwaterstand. Om elk risico uit te sluiten, zou uitgegaan moten worden van het meest milieuvriendelijke alternatief (variant G2).
  • d. Een toename van bezoekers aan Bargerveen kan mogelijk effecten hebben. Wie is er verantwoordelijk voor de monitoring van effecten en eventuele maatregelen?

Reactie gemeente

  • a. Er wordt een formele koppeling gemaakt tussen het inrichting- en beheerplan en het bestemmingsplan. Het inrichting- en beheerplan is aangevuld met mitigerende en/of gecompenseerde maatregelen voor aanwezige beschermde soorten in het plangebied. De delen van het plangebied met natuurwaarden hebben een dubbelbestemming Waarde - Natuur. Hiermee zijn de natuurwaarden voldoende gewaarborgd.
  • b. De aardkundige waarden rond de voormalige zandwinplas kunnen maar deels behouden blijven. Die delen die behouden blijven zijn ook beschermd via de archeologische bestemming. De bestemmingsplantoelichting zal op dit punt worden verduidelijkt.
  • c. Het MER houdt geen rekening met eventuele toekomstige ontwikkelingen zoals verhoging van grondwaterstanden Voor een reactie wordt verder verwezen naar de beantwoording van de overlegreactie van Staatsbosbeheer (3).
  • d. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de beheerder van Bargerveen, Staatsbosbeheer.

12. IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie Afdeling Emmen en omstreken

  • a. Indiener geeft aan dat in het bestemmingsplan niet is aangegeven welke compenserende of andere beschermingsmaatregelen getroffen zullen worden in verband met aantasting van het leefgebied van beschermde soorten. Verder ontbreken mitigerende maatregelen per soort.
  • b. Indiener geeft aan dat het aanvullend veldonderzoek naar het voorkomen van de veldspitsmuis veel te wensen over laat. Zo is de duur van het onderzoek te kort, is de literatuur niet meer actueel en is onjuist lokvoer gebruikt. Verder is maar een klein deel van het plangebied onderzocht.
  • c. In het inrichting- en beheerplan wordt een inrichtingstekening met de verschillende streefbeelden gemist.

Reactie gemeente

  • a. Deze maatregelen zijn in het inrichting- en beheerplan opgenomen. Het inrichting- en beheerplan wordt voorgelegd aan het Ministerie van LNV in verband met een eventueel noodzakelijke ontheffing van de Flora- en faunawet.
  • b. De kritiek op het veldspitsmuizenonderzoek heeft geleid tot een handhavingverzoek bij het Ministerie van LNV. Het Ministerie van LNV heeft geoordeeld dat het veldonderzoek aan de gebruikelijke eisen voldoet.
  • c. Het aangepaste inrichting- en beheerplan geeft voldoende inzicht in de streefbeelden.

13. Eop Klazienaveen

  • a. De verkeersafwikkelingen zijn vooral geënt op de westelijke kant. Zullen mensen niet ook vanaf Coevorden/Schoonebeek/Weiteveen en via de A31/A37/Klazienaveen vanuit Noord Duitsland komen?
  • b. Er komen veel parkeerplaatsen, maar is het toegestaan de auto mee te nemen naar de caravan of lodges?

Reactie gemeente

  • a. In het onderzoek is uitgegaan van zowel verkeersafwikkeling op de westelijke kant maar ook in oostelijk richting op de A31/A37 via Klazienaveen. Daarnaast is rekening gehouden met verkeer dat via lokale wegen, zoals via Schoonebeek, naar het park zal komen. De verdeling over deze routes is door deskundigen bepaald.
  • b. Er wordt niet bij de lodges geparkeerd. Bij de camping is dit wel mogelijk. Het tijdelijk meenemen van een auto of caravan naar de lodges is een aspect van uitvoering en beheer.