direct naar inhoud van Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Emmen, Centrum-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.200909054-0701

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 geluidzone - industrie
12.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', de volgende regel:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
12.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
12.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat het bepaalde in lid 12.1.1 en 12.1.2 buiten toepassing blijft, teneinde de toegelaten geluidsgevoelige objecten de daar voorkomende bestemming(en) te kunnen bouwen of gebruiken, mits:

    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
12.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het opslaan of het ondergrondse transport van schadelijke en bodembedreigende stoffen;
    • 2. het fysisch aantasten van de bodem;
    • 3. het ophogen, ontgronden, egaliseren en ontginnen;
    • 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen.
  • b. Het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    • 2. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek;
    • 3. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
  • c. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen, wordt schriftelijk advies van het waterschap en de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied ingewonnen.
  • d. Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken of werkzaamheden de mogelijkheden tot grondwaterwinvoorziening zodanig zullen aantasten en/of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat deze niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kunnen worden voorkomen.