direct naar inhoud van 3.6 Watertoets
Plan: Nieuw-Weerdinge, Achterdiep 26 (melkveehouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009073-0003

3.6 Watertoets

3.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

3.6.2 Ligging plangebied

Het bouwperceel valt binnen het gebied van het waterschap Hunze en Aa's. In december 2009 heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Emmen en het waterschap. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

3.6.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 2500 m2.

Het plangebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil +10,30 m NAP en een winterpeil van +9,90 m NAP. Het maaiveld ligt op ca. +11,00 m NAP. In de zomer geeft dit een drooglegging van ca. 0,70 meter. De minimale droogleggingsnorm zou 1,20 meter moeten zijn.

De kaart met de hoogste grondwaterstand (GHG) geeft voor het plangebied weer dat de grondwaterstand kan stijgen tot een hoogte van 0,10 tot 0,30 meter onder maaiveld. Voor bebouwing voldoet het gebied daarmee niet aan de minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter onder maaiveld. Deze gegevens gecombineerd met de lage ligging van de gronden ten opzicht van streefpeil verklaren waarom het gebied als risicovol voor grond- en oppervlaktewateroverlast staat aangemerkt.

3.6.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Het beleid is erop gericht dat huishoudelijk afvalwater dient te worden geloosd op de gemeentelijke riolering. Er is een gescheiden rioolstelsel aanwezig waarop de afvoer van huishoudelijk afvalwater is aangesloten.

Bedrijfsafvalwater
Het is niet toegestaan bedrijfsafvalwater af te voeren via de gemeentelijke riolering. Er komt een afstortput bij de nieuwe stal waar de mest etc. regelmatig ingeschoven wordt. Deze put wordt regelmatig overgepompt naar de mestkelder onder de bestaande stal.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Door aanleg van een erfsloot aan de zuidzijde van het perceel, afvoerende op de schouwsloot, wordt de toename van het verhard oppervlakte gecompenseerd. De berging in de sloot zal ca. 100 m³ tot 240 m³ moeten zijn, om extreme neerslag situatie (1x per 100 jaar +13% klimaatverandering) op te kunnen vangen.

3.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

3.6.6 Richtlijnen voor de nadere inrichting

De locatie is niet zonder meer geschikt voor het bouwen van een nieuwe ligboxenstal, zonder daarbij aanvullende en compenserende maatregelen te nemen. Deze zijn nodig om een uitbreiding richting het zuidwesten zonder eventuele toekomstige schade als gevolg van wateroverlast te voorkomen.

Uit de in dit document toegevoegde kaarten, is op te maken dat de kans op wateroverlast zeer zeker aanwezig is. Aangeraden wordt het perceel ter plaatse van de stallen in ieder geval op te hogen met minimaal 0,50 meter voor het erf en de nieuw te bouwen ligboxenstal. Met deze maatregel komt het terrein hoog genoeg te liggen om effecten van wateroverlast te minimaliseren. Met toekomstige veenoxidatie is hierin nog geen rekening gehouden.

Daarnaast moet er ook rekening gehouden worden met het creëren van bergingsmogelijkheden voor hemelwater. Dit om de effecten van de toename aan verhard oppervlak op de bestaande waterhuishouding te compenseren. Binnen het plangebied zal er extra ruimte voor water gerealiseerd worden voor ca. 100 tot 240 m³ in de vorm van sloten.