direct naar inhoud van Artikel 27 algemene aanduidingsregels
Plan: Barger-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009065-0701

Artikel 27 algemene aanduidingsregels

27.1 geluidzone - weg

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige bestemmingen.

27.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg', de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;
  • b. Een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
27.1.2 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit lid 27.1.1, onder a indien:

  • a. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
  • b. omgevingsvergunning voor het afwijken van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
27.1.3 Beperking

Het verlenen van de in lid 27.1.2 onder b genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend;

27.1.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
  • b. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen
27.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. het bepaalde in lid 27.1.1 en 27.1.2 buiten toepassing blijft, teneinde de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor de weg;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • c. het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

27.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
27.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) gelden, ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop", de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mag niet hoger worden gebouwd dan:
  • binnen een afstand van 100,00 m van de molen: 4,80 m;
  • binnen een afstand van 200,00 m van de molen: 6,80 m;
  • binnen een afstand van 300,00 m van de molen: 8,80 m.
  • vervolgens kan op elke 50 m verdere afstand 1 m hoger worden toegestaan.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.2.1 en toestaan dat de in de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de windvang van de molen hierdoor niet of slechts in zeer beperkte mate wordt belemmerd.
27.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verreist:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 27.2.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur.

Het verbod als bedoeld in lid 27.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

De in lid 27.2.3 bedoelde vergunning wordt niet eerder verleend dan dat:

  • a. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als beeldbepalend element, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

De in artikel 27.2.3 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer:

  • a. de voorgenomen werken, of werkzaamheden zodanig afbreuk doen aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als beeldbepalend element, zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen;
  • b. een negatief advies van de deskundige (molenstichting) wordt verleend.