direct naar inhoud van Artikel 6 Bos
Plan: Barger-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009065-0701

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, inclusief recreatief medegebruik;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. houtproductie;
  • d. parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein "(p)";
  • e. water;

en mede bestemd voor:

  • f. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone molenbiotoop”;

met bijbehorende:

  • g. andere bouwwerken;
  • h. kunstwerken en waterwerken;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. sport en speelgelegenheden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen en maximaal 15m² vloeroppervlak beslaan.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
  • b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • c. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  • d. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;
  • e. kappen/ rooien van bomen;
6.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 6.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
6.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

6.3.4 Beperkingen

De omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 26 van toepassing.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bevoegdheid

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.4 onder a in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van parkeervoorzieningen.
6.5.2 Beperking

Het verlenen van de in lid 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.