direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - milieucategorie 2
Plan: Emmen, De Ark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009060-0701

Artikel 4 Bedrijf - milieucategorie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf- milieucategorie 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  • d. bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij bedrijfsgebouwen achter de ter plaatse aangeduide bedrijfswoning gerealiseerd dienen te worden;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bebouwingspercentage staat het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 4 meter.
4.2.2 Bedrijfswoning met bijgebouw

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijgebouw gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8 meter, danwel de bestaande bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan is 4 meter, danwel de bestaande goothoogte;
  • d. per bedrijfswoning mag maximaal 75m2 bijgebouwen gerealiseerd worden;
  • e. bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht, waarbij het bijgebouwen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning dient te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand de reeds bestaande afstand;
  • f. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3.5 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3.5 meter bedragen;
4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 4.2.3 onder a mag een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen me een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.1 onder c en toestaan dat de maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen 1 meter hoger mag bedragen;
  • b. artikel 4.2.2 onder b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van de bedrijfswoning 1 meter hoger mag bedragen dan aangegeven op de verbeelding of de bestaande hoogte;
  • c. artikel 4.2.2 lid c en toestaan dat de maximale goothoogte van de bedrijfswoning 1 meter hoger mag bedragen dan aangegeven op de verbeelding of de bestaande hoogte;
  • d. artikel 4.2.2 onder d en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
4.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 4.4 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dit behoudens het toegestane;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.1 en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
4.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 4.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. door de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 na bedrijfsbeëindiging wijzigen de bestemming Wonen-Vrijstaand, zoals opgenomen in artikel Artikel 13 Wonen - Vrijstaand;

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.