direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf - Milieucategorie 2
Plan: Emmen, Emmermeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009059-0701

Artikel 7 Bedrijf - Milieucategorie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. maatschappelijke- en sportvoorzieningen;
  • c. een autospuitinrichting, ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting';
  • d. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbij behorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van een bedrijfsgebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mogen niet meer dan de bestaande hoogte bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250m2, danwel de bestaande oppervlakte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van de bedrijfswoning in de gevellijn te worden opgericht;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer dan de bestaande hoogte bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt de bestaande dakhelling.
7.2.3 bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen qua massa en hoogte ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet groter is dan hoofdgebouw;
  • b. indien de oppervlakte van de bestaande woning ten tijde van de terinzagelegging van het het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt dan 150 m², dan mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 100 m² bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
7.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. een luifel aan het hoofdgebouw mag maximaal 1,5 meter voor de gevellijn uitsteken;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag een erf- of terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langst het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. cultuurhistorie;
  • c. verkeersveiligheid;
  • d. sociale veiligheid;
  • e. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • f. milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 7.2.1 onder d en 7.2.2 onder e in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of bedrijfswoning wordt vergroot met maximaal 1 meter;
  • b. lid 7.2.2 onder f in die zin dat de dakhelling van een bedrijfswoning wordt verlaagd of verhoogd;
  • c. lid 7.2.3 onder c in die zin dat bijbehorende bouwwerken vanaf de gevellijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht;
  • d. lid 7.2.3 onder d in die zin dat de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot tot maximaal 3,5 meter;
  • e. lid 7.2.4 onder c in die zin dat bouwhoogte van andere bouwwerken mag worden vergroot tot maximaal 3 meter.
7.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 7.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de staat van inrichtingen in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 7.5 onder a in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de bedrijven op de staat van inrichtingen in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2 zich mogen vestigen binnen de voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' bestemde gronden met uitzondering van detailhandels bedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
7.6.2 Beperking

De toepassing van de in lid 7.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. door de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 1', mits:
    • 1. het geen detailhandels bedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. door de bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', mits:
    • 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. geen wezenlijke verandering aan de karakteristieke bebouwing van een gebouw plaatsvindt indien de wijziging betrekking heeft op karakteristieke bebouwing;
    • 4. de wijziging het functioneren van omliggende bestemmingen niet aantast. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.