direct naar inhoud van Artikel 36 Wonen - Vrijstaand 1
Plan: Emmen, Emmermeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009059-0701

Artikel 36 Wonen - Vrijstaand 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. twee-onder-één-kapwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. sport- en speelgelegenheden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', in welk geval als hoofdgebouwen ook twee-onder-één-kapwoningen mogen worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand 1' mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. per bouwperceel mag maximaal 1 hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor twee-onder-één-kapwoningen dat de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht, indien het bouwvlak de gebogen lijn van de weg volgt dient een trapsgewijze gevellijn te worden gerealiseerd, hierbij dient één punt van de woning in de gevellijn te staan en de woningen evenwijdig aan elkaar;
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw dient minimaal 4,5 meter en maximaal 6,5 meter hoog te zijn;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9,5 meter bedragen;
  • j. een vrijstaand hoofdgebouw dient voorzien te zijn van een lessenaarsdak, een verspringend lessenaarsdak is ook toegestaan;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder j geldt voor twee-onder-één-kapwoningen dat de kapvorm bestaat uit twee ten opzichte van elkaar gedraaide lessenaarsdaken;
  • l. de dakhelling voor een vrijstaand hoofdgebouw dient minimaal 25° en maximaal 35° te bedragen, waarbij de nok in oostwestelijke richting is opgericht en het hoogste punt van het dak in de noordelijke richting wijst;
  • m. de dakhelling voor een twee-onder-één-kap hoofdgebouw dient minimaal 25° en maximaal 35° te bedragen, waarbij voor de zuidelijke woning de nok in oostwestelijke richting is opgericht en het hoogste punt van het dak in de noordelijke richting wijst, voor de noordelijke woning geldt dat het hoogste punt van het dak in oostelijke richting wijst;
  • n. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw mag maximaal 10 meter bedragen;
  • o. op de hoek waar een hoofdgebouw met 2 zijden grenst aan openbaar gebied, mag geen garage gebouwd worden.
36.2.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 5 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen te worden voorzien van een lessenaarsdak dan wel een plat dak, afhankelijk van de vorm van het bijgebouw;
    • 1. wanneer het een aangebouwd bijgebouw betreft dient het een lessenaarsdak te zijn, waarvoor dezelfde dakhelling en gootrichting geldt als voor het hoofdgebouw;
    • 2. wanneer het een vrijstaand bijgebouw betreft dient het bijgebouw te worden voorzien van een plat dak en mag de maximale bouwhoogte van het bijgebouw 3 meter bedragen.;
  • e. de vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd.
36.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag een erf- of terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langst het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
36.3 Nadere eisen
36.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.