direct naar inhoud van Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd
Plan: Emmen, Emmermeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009059-0701

Artikel 25 Wonen - Aaneengebouwd

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 2. een woonwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonwinkel';
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Nadere eisen
25.2.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
25.3 Bouwregels
25.3.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een aaneengebouwde woning worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen - Aaneengebouwd' ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;
  • c. hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • f. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer dan de bestaande hoogte bedragen, daar waar geen bestaand gebouw aanwezig is geldt een maximum bouwhoogte tot maximaal 9 meter.
  • h. de dakhelling een hoofdgebouw bedraagt de bestaande dakhelling.
25.3.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 35m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • i. in afwijking van het bepaalde in onder c, g en h mag ter plaatse van de aanduiding 'bijbehorende bouwwerken' voor de voorgevel een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden waarvan de goot- en bouwhoogte van een bijgebouw maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen;
25.3.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1 meter voor de gevellijn uitsteken;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag een erf- of terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langst het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 25.3.1 onder g in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen dan de bestaande hoogte;
  • b. lid 25.3.1 onder g in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen dan de bestaande hoogte;
  • c. lid 25.3.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw maximaal 50 m² mag bedragen, mits;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • d. lid 25.3.2 onder c in die zin dat bijbehorende bouwwerken in de gevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
25.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 25.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.6.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in;

  • a. lid 25.1 onder a in die zin dat de woonwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwinkel, verwijderd kan worden;
25.6.2 Beperking

De toepassing van de in lid 25.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.