direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Emmer-Compascuum, Multifunctioneel Centrum en Brede School
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009048-0701

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.4.1 Bodem

In december 2005 is door Arcadis een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de toenmalige plannen op deze locatie. Aangezien de geldigheid van bodemonderzoeken 5 jaar is, kan het onderzoek ook voor dit plan worden gebruikt.Het onderzoek bestaat uit een veldonderzoek en een laboratoriumonderzoek.

Vooronderzoek

Allereerst is een vooronderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in het historisch gebruik van de gronden en eventuele daarmee samenhangende riscolocaties. Hieruit is gebleken dat aan de rand van het plangebied sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. Het gaat hier om de achterkant van de woningen aan de Spindel 44 en 46, deze locaties kunnen niet met de strategie 'onverdacht' worden
onderzocht. Ook is er aan de buitenzijde van het plangebied waarschijnlijk een ondergrondse tank aanwezig ter hoogte van de Spil. De rest van het plangebied kan worden onderzocht met de strategie 'onverdacht'.

Bodemopbouw

De bodem bestaat op 0,0m -0,5m -mv uit matig fijn zand, die zwak tot matig siltig is en sterk tot matig humeus. Tussen 0,5m en 3m -mv bestaat de bodem uit matig fijn zand, die zwak tot matig siltig is en sterk tot matig humeus. Resultaten onderzoek De analyseresultaten van de grond en grondwatermonsters is getoetst aan de streefen interventiewaarden. Voor de grond is een correctie toegepast met betrekking tot het humus- en lutumpercentage in de bodem.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen zintuiglijke waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van een verontreiniging; ook zijn er geen olieachtige of oppervlakte actieve stoffen waargenomen. In de ondergrond bij de ondergrondse tank is geen minerale olie of BTEXN aangetoond boven de streefwaarde.

De waarden van het grondwater zijn normaal voor het type bodem. Ter hoogte van peilbuis 51 en 53 is een overschrijding van de streefwaarde voor Xylenen aangetoond. Dit kan duiden op de (vroegere) aanwezigheid van een tank. In de bodem van het overige terrein wordt voor de parameter minerale olie de streefwaarde overschreden en voor de PAK de tussenwaarde. De parameter EOX overschrijdt de triggerwaarde. Negen deelmonsters zijn apart beoordeeld op de aanwezigheid van PAK, bij vijf monsters is geen PAK boven de streefwaarde aangetroffen, bij vier monsters is wel een overschrijding aangetroffen.
Conclusie: Zoals aangegeven vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4.2 Geluid

Arcadis heeft een akoestisch onderzoek in het plangebied uitgevoerd, waarvan de uitkomsten in het rapport zijn te vinden, welke in de bijlage is gevoegd (Arcadis, 17 januari 2006). Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting binnen het plangebied lager is dat de voorkeursgrenswaarde. Daarnaast wordt opgemerkt dat in de omgeving van het plangebied de maximum snelheid 30 km/h bedraagt. Een vervolgonderzoek omtrent mogelijke gevelbelasting op kwetsbare objecten wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Conclusie: Er hoeven binnen het plangebied geen maatregelen genomen te worden, of hogere waarden te worden aangevraagd.

3.4.3 Lucht

Wet luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.

Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Uit de berekeningen blijkt dat tijdens elk peiljaar op de randen van de onderzochte wegen wordt voldaan aan het "Besluit luchtkwaliteit 2005". Op basis van deze constatering wordt gesteld dat er geen sprake is van directe hinder binnen het plangebied en indirecte hinder nabij het plangebied.

Conclusie: Daarom wordt geconcludeerd dat binnen en nabij het plangebied wordt voldaan aan alle grenswaarden die zijn benoemd in het "Besluit luchkwaliteit 2005".

3.4.4 Waterparagraaf
3.4.4.1 Waterbeleid

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:

  • Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
  • Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door de enige goed reden - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
  • Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.


Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Dat doet het college dus ook niet. Het college zorgt er voor dat het watersysteem:

  • tijdig op orde is;
  • duurzaam is ingericht;
  • voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast;
  • bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden;
  • verdroging tegen gaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen treedt medio 2009 de Waterwet in werking. Deze waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen. Het nieuwe waterbeheerplan van Waterschap Velt en Vecht is opgesteld in nauwe samenwerking met de andere waterschappen in Rijn Oost en de maatregelen die voortkomen uit de Kader Richtlijn Water voor het Rijn Oost gebied zijn in dit plan verwerkt. Vanwege de complexheid van de wateropgaven en de vele partijen die daarbij betrokken zijn is samenwerking noodzakelijk om de doelen te kunnen realiseren.

3.4.4.2 Riolering

Het bestemmingsplan ligt ten noordoosten van de kern Emmer-Compascuum en ligt in het waterbeheersingsgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het plangebied ligt buiten het grondwaterbeschermingsgebied.

Het afvalwater en het regenwater van het plangebied loost als een gemengd rioolstelsels uiteindelijk onder vrijverval naar een rioolgemaal van het van het waterschap Hunze en Aa's, aan de Kalkhovenwijk wz. in Emmer-Compascuum. Van hieruit wordt het afvalwater door middel van een persleiding afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Velt en Vecht aan de "Dikkewijk" te Nieuw-Amsterdam. Het effluent van deze rioolwaterzuiveringsinstallatie loost op de Hoogeveensche Vaart.

Het beleid van de gemeente Emmen is er op gericht om het regenwater af te koppelen van de riolering en indien mogelijk te infiltreren in de bodem of te lozen oppervlaktewater.

Om in te spelen op de nieuwe situatie is het noodzakelijk om de terreinriolering van de geplande nieuwbouw gescheiden aan te leggen, met aparte afvoeren voor regen- en afvalwater. Om vervuiling van de bodem tegen te gaan is het wenselijk om bij nieuwbouw of renovatie geen gebruik te maken van uitlogende materialen.

Rondom het plangebied ligt in de Spoel, Spil en Wikkel een ø500 gemengd stelsel op ca. 10,75 tot 11,15+ NAP met als bestemming de rioolwaterzuivering aan de Dikkewijk.

3.4.4.3 Drooglegging

De bestaande weghoogte van het terrein varieert van 13.05+ NAP tot ca. 13.40+ NAP. Het peil van de toekomstige bebouwing ligt hier ca. 0.30m hier boven. De hoogste grondwaterstand is ca 12.00+ NAP. Dit betekend dat de drooglegging voldoende gewaarborgd is.

3.4.4.4 Waterhuishouding

De totale oppervlakte van het bestemmingsplan is ca. 0,9 ha. Het plangebied is in de huidige situatie bijna volledig verhard. Er kan dan ook geen toename van het verhard oppervlak plaatsvinden.

In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen gaande die direct invloed hebben op verhoging of verlaging van de grondwaterstanden. Met uitzondering t.g.v. klimaat invloeden zal de waterhuishouding van het bestemmingsplan als zodanig niet veranderen.

In het plangebied is geen open water aanwezig. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een waterloop tussen de Streng en de Maatschappijweg. De Runde ligt in noordwestelijke richting op 500 meter van het plangebied. Aan de zuidoostzijde van plangebied ligt het Verlengde Oosterdiep. Water speelt met name aan de randen van het plangebied een belangrijke rol.

De sloot langs de Streng loopt dood. Aan het eindpunt bevindt zich een overstort van het gemengde stelsel. Door het ontbreken van doorstoming komt zuurstofloosheid regelmatig voor. De waterkwaliteit ter plaatse is derhalve slecht. De herinrichting van de Runde nadert zijn voltooiing en vormt een waardevol landschappelijk/water element in de directe omgeving van het plangebied. Het verlengde Oosterdiep is een belangrijke schakel in de vaarverbinding Erica-Ter Apel.

Daarnaast wordt het plangebied aan de oostzijde begrensd door het water van de vaarverbinding. Eén van de doelstellingen van het waterplan is het 'zien en beleven' van het water. Hier liggen grote kansen om:

  • A. de beleefbaarheid van het water te vergroten;
  • B. aanlegplekken te creëren om de leefbaarheid en levendigheid in het centrum tevergroten
3.4.4.5 Watertoets

Het oorspronkelijke plan is op 9 november 2005 aan het waterschap voorgelegd. Met name de wijze van afkoppeling was toen punt van gesprek. Geconstateerd is dat het creëren van extra berging niet aan de orde is bij dit relatief kleine plangebied. Wel wordt opgemerkt dat dit bestemmingsplan een gedeeltelijke uitvoering van de structuurvisie voor het centrum van Emmer-Compascuum is. In en/of nabij het centrum zal ruimte worden gezocht voor waterberging.

Ook is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap. In de Nota van Beantwoording is hieraan aandacht besteed. De algemene opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting.