direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen - Vrijstaand
Plan: Nieuw-Dordrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009047-0702

Artikel 23 Wonen - Vrijstaand

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. tuin en erven;
  • d. een kapsalon ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm wonen - kapsalon";

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming Wonen- Vrijstaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met een aanduiding anders is weergegeven;
  • c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht ;
  • e. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • f. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150m2, bij een bouwvlak kleiner dan 150m2 mag het bouwvlak volledig bebouwd worden, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw groter is dan 150m2 mag de bestaande maatvoering gehandhaafd worden ;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "bouwhoogte" mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een andere dan de bestaande bouwhoogte is aangegeven;
  • h. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "goothoogte" mag de goothoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen of een andere dan de bestaande goothoogte is aangegeven;
23.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw  niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 75m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. vrijstaande bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
23.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 23.2.1 en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;
    • 2. mits de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. artikel 23.2.2 en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  • c. artikel 23.2.1 en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de gevellijn mag worden opgericht;
  • d. artikel 23.2.2 en toestaan dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden bebouwd mits:
    • 1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;
    • 2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of repeterend;
  • e. artikel 23.2.1 en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • f. artikel 23.2.1 en toestaan dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • g. artikel  23.2.2 en toestaan dat een bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1,5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50m² bedraagt; 
  • h. artikel 23.2.2 en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw maximaal 100m² mag bedragen, mits;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • i. artikel 23.2.3 en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m² mag worden vergrooot;
  • j. artikel 23.2.3 en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 2 meter mag meter bedragen;
23.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 23.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als hoofdgebouw;

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 31 van toepassing.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 23.1 en 23.5 en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. artikel 23.1 en 23.5 en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een kapsalon gebruikt mag worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kapsalon", waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 4. maximaal 100 meter² van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor aan de kapsalon gerelateerde activiteiten;
    • 5. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 6. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 7. er treedt geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving op;
  • c. artikel 23.1 en 23.5 en kleinschalig kamperen toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het kampeerterrein dient te horen bij een vrijstaande woningen zoals genoemd in artikel 23.1;
    • 2. Het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;
    • 3. Het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend element vormt met de omgeving;
    • 4. Het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeven van het functioneren van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • d. artikel 23.1voor het vergroten van een bestaand kleinschalig kampeer terrein tot maximaal 25 standplaatsen, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. Het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;
    • 2. Het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend element vormt met de omgeving;
23.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 23.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;