Plan: | Emmer-Compascuum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009038-0703 |
Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
De provincie Drenthe heeft aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid tot 500 meter² waarvoor geen onderzoek dient te worden uitgevoerd, onder de voorwaarde dat:
Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.
Op de IKAW/AMK heeft het gebied rond Emmer-Compascuum overwegend een lage archeologische waarde gekregen. Alleen de hogere drogere gronden ten westen van Emmer-Compascuum kennen een middelhoge archeologische verwachting. Op de archeologische beleidsadvieskaart van gemeente Emmen1 is het gebied afwisselend geclassificeerd als gebied met een lage en middelhoge archeologische waarde. De aanwezigheid van archeologische waarden hangt sterk samen met de gaafheid van de bodemopbouw. Met name vondstmateriaal uit het Mesolithicum en ouder kan aangetroffen worden bij intacte bodems in de top van de C-horizont (dekzandafzettingen). Daarnaast heeft het voormalige stroomdal van de Runde een hoge archeologische verwachtingswaarde. In beekdalen worden met grote regelmaat prehistorische dumps, voorden en bruggen, visweren en rituele deposities aangetroffen.
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten. Ook ligt 50 meter buiten het plangebied geen archeologisch monument.
In Emmer - Compascuum hebben in het verleden enkele inventariserende veldonderzoeken plaatsgevonden. In 2006 heeft het ARC boringen verricht op het perceel Oosterdiep oostzijde (OZ) 53. Hierbij werden geen archeologische indicatoren aangetroffen.2 Bij een tweede onderzoek aan de Munsterseweg 40 bleek dat het plangebied volledig verveend was en dat de top van het dekzand met het diepploegen vermengd was geraakt met de bolster.3
Rijksmonumenten
Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn de volgende 2 objecten aangewezen als beschermd rijksmonument.
Provinciale monumenten onder voorbescherming
Gemeentelijk monumenten
Op 14 oktober 2008 is de gemeentelijke monumentenlijst in werking getreden. Hiermee zijn de op de lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan 7 objecten die in het plangebied liggen.
De rijksmonumenten, provinciale monumenten en gemeentelijke monumenten zijn op de verbeelding aangegeven met de volgende aanduiding: specifieke vorm van waarde - monument.
Op grond van de bekende historische, aardkundige en archeologische gegevens kan het plangebied Emmer-Compascuum geïnterpreteerd wordt als een gebied met een lage archeologische dichtheid aan vindplaatsen en vondsten.
Voor plangebieden kleiner dan 500 m2 geldt een vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek. Bij grotere plangebieden dient bij voorkeur een bureauonderzoek uitgevoerd te worden om de precieze archeologische verwachting te kunnen bepalen. Het gebruik van het Actueel Hoogtebestand Nederland bij een uitgebreid bureauonderzoek is cruciaal. Terreinen waarin zich zandopduikingen of zandruggen bevinden, hebben een beduidend hogere trefkans dan gebieden zonder zandopduikingen. Het verdient aanbeveling om voorafgaand aan bodemingrepen booronderzoek te verrichten om te bepalen of het bodemprofiel intact is. Tevens dient het inventariserend veldonderzoek om vast te stellen of sprake is van aanwezigheid van intacte podzolbodems. Bij intacte bodemprofielen en de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, verkoolde zaden of vuursteensplinters, zou bij voorkeur nader onderzoek plaats moeten vinden in de vorm van sonderingsputjes en/of proefsleuven, conform de richtlijnen van provincie Drenthe (2006). Dergelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd door erkende bureaus op grond van een door gemeente Emmen goed te keuren Programma van Eisen.