direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 1
Plan: Emmer-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009038-0703

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. bedrijfswoning;
  • d. bijgebouwen;
  • e. agrarische gronden;
  • f. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • g. andere bouwwerken;
  • h. toegangswegen in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • b. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijf (bouwperceel) is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden bedragen.
5.2.4 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per woning mag niet meer dan 50m2 bijgebouwen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 3 meter bedragen;
5.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. in afwijking van artikel 5.2.5 onder a mag de bouwhoogte van antennes, silo's hooimijten en andere hiermee naar aard gelijk te stellen andere bouwwerken maximaal 12 meter bedragen;
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.3 onder a en toestaan dat een tweede bedrijfswoning mag worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen een tweede bedrijfswoning en de bijbehorende agrarische bebouwing niet meer dan 40 meter mag bedragen;
    • 2. de omgevingsvergunning mag niet worden verleend dan nadat is aangetoond dat:
      • de aard van de werkzaamheden de oprichting van een tweede bedrijfswoning noodzakelijk maakt;
      • de omvang van het bedrijf zodanig is dat er inkomensmogelijkheden zijn en een arbeidsbehoefte aanwezig is voor minimaal 2 volwaardige arbeidskrachten;
      • er ook zekerheid bestaat over de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig tweemansbedrijf.
5.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 5.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.1 en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden activiteiten met een maximum van 50 meter²;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 meter² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. artikel 5.1 en kleinschalig kamperen toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. het kampeerterrein dient te horen bij een vrijstaande woningen zoals genoemd in artikel 5.2.3;
    • 2. het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;
    • 3. het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend element vormt met de omgeving;
    • 4. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 25;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van het functioneren van het kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.5.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 5.5.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Bevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming wijzigen in:

  • a. de bestemming bedrijfsdoeleinden, categorie 1t/m 3 als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende staat van inrichtingen bedrijventerrein, bijlage 2;
  • b. de bestemming Wonen - Voormalige Agrarische bebouwing na bedrijfsbeeindiging;
5.6.2 Beperkingen

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.