direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (FFW) de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de FFW is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld.

Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.

Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.

3.3.2 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd. Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW).

Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Natuurbeschermingswet
In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- en/of lichtoverlast.

Beschermd gebied

De zuidzijde van Klazienaveen grenst aan het Milieubeschermingsgebied Bargerveen. Dit gebied is tevens aangewezen als Natuur-, Stilte- en Habitat/Vogelrichtlijngebied. Dit betekent dat planontwikkelingen en -uitwerkingen nader getoetst moeten worden aan Europese- en nationale wetgeving. Het Bargerveen maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), het plangebied zelf valt buiten deze begrenzing.

Het Bargerveen is een binnen Nederland uniek restant hoogveen. In het gebied komt een groot aantal zeldzame soorten voor die kenmerkend zijn voor hoogveen. De aanwezigheid van de bijzondere milieus en van open water, gecombineerd met de openheid van het landschap en de rust in het gebied, maken het gebied van internationaal belang voor onder meer vogels. De bijzondere beschermingsstatus en de aanwezigheid van bijzondere plant- en diersoorten hebben de volgende consequenties :

  • Het resterende hoogveen is erg gevoelig voor verdroging. In het gebied worden en zijn diverse maatregelen getroffen om verdere verdroging te voorkomen. Maar ook activiteiten buiten het gebied kunnen effecten hebben op de waterstand in het Bargerveen.
  • In overleg met het waterschap en de terreinbeherende organisatie zal de reikwijdte van ingrepen in het hydrologische systeem in en rondom het Bargerveen bepaald en op kaart ingetekend moeten worden. De reikwijdte is de afstand tot waar een bepaalde ingreep in het hydrologische systeem invloed heeft op het Bargerveen. Deze afstand wordt bepaald door hydrologische parameters als de weerstand van (eventueel aanwezige) slecht doorlatende lagen in de bodem en het doorlatend vermogen van het watervoerend pakket.
  • Om het Bargerveen donker te kunnen houden moeten activiteiten die lichtverstoring in het gebied kunnen veroorzaken hierop onderzocht worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbrengen van straatverlichting of de verlichting van gebouwen.
  • Activiteiten die de overige abiotische omstandigheden in het Bargerveen negatief beïnvloeden zijn niet toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vervuiling en vermesting.
  • Een deel van de vogels foerageert in de omgeving van het Bargerveen. Om deze vliegbewegingen niet te belemmeren wordt het oprichten van hoge windmolens niet toegestaan.
  • Voor het Bargerveen zal een beheerplan worden opgesteld. In dit beheerplan wordt vastgelegd welke bestaande activiteiten zonder vergunning zijn toegestaan en welke activiteiten niet. Het bestemmingsplan en het beheerplan moeten op elkaar afgestemd worden.

Flora- en faunawet
Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg te dragen voor in het wild levende planten en dieren en is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV.

Omdat dit bestemmingsplan een beheersplan betreft, is er bij de totstandkoming van dit plan geen onderzoek uitgevoerd. Er worden slechts beperkte bouwmogelijkheden in het plan geboden. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet is verleend.

Aanwezige beschermde soorten
De bebouwde kom vormt voor diverse soorten planten en dieren een geschikt leefgebied. Hieronder zijn veel soorten die door de Flora- en faunawet beschermd worden. Voor een deel van deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen, deze worden in een wetswijziging (Algemene maatregel van Bestuur, AmvB) op de Flora- en faunawet specifiek benoemd. Voor de overige soorten die in deze AmvB worden genoemd, bestaat deze vrijstellingsmogelijkheid niet.

Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde AmvB. Voor verstoring van vogels en vogelnesten wordt geen ontheffing verleend voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en niet voor dwingende redenen van openbaar belang. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd, zie de onderstaande tabel I. De nesten van 'categorie 5-soorten' zijn alleen jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen, zie tabel II. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.

Roofvogels   Uilen   Overige soorten  
Boomvalk   Kerkuil *   Gierzwaluw *  
Buizerd *   Oehoe   Grote gele kwikstaart  
Havik   Ransuil *   Huismus *  
Slechtvalk   Steenuil *   Ooievaar *  
Sperwer *       Roek *  
Wespendief        
Zwarte wouw          

* Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom

Tabel 1: Soorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd

Groene specht *   Blauwe reiger *  
Grote bonte specht *   Bonte vliegenvanger *  
Kleine bonte specht *   Boomklever *  
Zwarte specht   Boomkruiper *  
Draaihals   Ekster *  
Uilen   Gekraagde roodstaart *  
Bosuil *   Glanskop *  
Ruigpootuil   Grauwe vliegenvanger *  
Roofvogels   Hop *  
Torenvalk *   Ijsvogel *  
Zeearend   Kleine vliegenvanger *  
Eenden   Koolmees *  
Brilduiker *   Kortsnavelboomkruiper  
Eidereend   Pimpelmees *  
Zwaluwen   Raaf  
Boerenzwaluw *   Spreeuw *  
Huiszwaluw *   Tapuit  
Oeverzwaluw   Zwarte kraai *  
    Zwarte mees  
    Zwarte roodstaart *  

*Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom

Tabel 2: Soorten waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd, inventarisatie wel gewenst

Bij ruimtelijke ingrepen moet vooraf worden onderzocht of de ingreep negatieve gevolgen heeft voor vogels en plant- en diersoorten die in de AmvB worden genoemd. In Klazienaveen gaat het dan naast bovengenoemde vogelsoorten onder andere om vleermuizen, steenmarters, poelkikkers, adders, levendbarende hagedissen en veldspitsmuizen.

  • Een groot aantal vogels broedt binnen de bebouwde kom. Zij hebben nesten in tuinen, parken/ groenvoorzieningen en gebouwen. Veel van deze soorten zijn weinig storingsgevoelig en bouwen elk jaar een nieuw nest. Enkele soorten, waaronder bijvoorbeeld de kerkuil, maken jaarrond gebruik van hetzelfde nest.
  • In de bebouwde kom van Klazienaveen kunnen vleermuizen een verblijfplaats hebben. Diverse soorten hebben een kraam-, zomer- en/of winterverblijfplaats in huizen of andere gebouwen. Andere soorten hebben verblijfplaatsen in bomen.
  • De steenmarter komt steeds meer voor in de bebouwde kom. Deze bouwt nesten in huizen en schuurtjes. Zijn verblijfplaats bevindt zich vooral in huizen, leegstaande gebouwen en rommelhoekjes.
  • Aanwezige waterelementen (sloten, poeltjes) kunnen (tijdelijke) voortplantings- of verblijfplaatsen van poelkikker vormen.
  • In de directe omgeving van Klazienaveen komen adders voor. Adders zijn zeer plaatsgetrouw en migreren weinig. Het lijkt daarmee onwaarschijnlijk dat de soort in het dorp voorkomt.
  • De levendbarende hagedis is waargenomen in de nabije omgeving van Klazienaveen. Deze soort leeft bij voorkeur op enigszins vochtige heide of heide met vennen en in structuurrijke weg- en spoorbermen en ruigten. Omdat geschikte biotopen voor de levendbarende hagedis zeer waarschijnlijk ontbreken in het dorp Klazienaveen, is het aannemelijk dat de soort hier niet voorkomt.
  • Veldspitsmuizen kunnen in Klazienaveen met name aangetroffen worden langs bermen, in tuinen, bij composthopen en in struikgewas.

Het vóórkomen van bovengenoemde soorten betekent dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen onderzocht moet worden of de ingreep een negatief gevolg heeft voor één van deze soorten. Het gaat daarbij vooral om:

  • het slopen of verbouwen van een woning of gebouw;
  • het kappen van bomen met holtes en vogelnesten;
  • het dempen van natte landschapselementen;
  • het bouwrijp maken en bebouwen van braakliggende grond;
  • het verwijderen van groenvoorzieningen.

Over het omgaan met steenmarter heeft de gemeente een beheerplan opgesteld. De initiatiefnemer van een ingreep is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten.